24 202 Jaarverslag Europese Rekenkamer

21 501-03 Begrotingsraad

Nr. 30 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2014

Tijdens de Regeling van Werkzaamheden op 5 november (Handelingen II 2014/15, nr. 20) heeft uw Kamer het kabinet verzocht om een brief met een reactie op het feit dat de Europese Rekenkamer wederom een afkeurende verklaring heeft afgegeven in het jaarverslag over de EU-begroting. Het jaarverslag van de Europese Rekenkamer dient als basis voor de jaarlijkse dechargeprocedure waarbij zowel de (Ecofin) Raad als het Europees parlement betrokken zijn. In dat kader informeert het kabinet uw Kamer jaarlijks uitgebreid.1

Het uitblijven van een goedkeurende verklaring voor de uitgaven is een gevolg van de geconstateerde materiële fouten. De Europese Rekenkamer concludeert op basis van een EU-brede steekproef dat 4,7% van de EU-begroting 2013 (afgerond zeven miljard euro aan EU-middelen) niet rechtmatig is besteed. Het gaat dan niet over fraude, maar over kosten of projecten die bijvoorbeeld niet voor financiering in aanmerking hadden mogen komen (subsidiabiliteit) of waarbij fouten zijn gemaakt in de aanbesteding. Dit percentage is meer dan twee keer zo hoog als de tolerantiegrens van 2%. Het foutenpercentage van het voorgaande begrotingsjaar was vergelijkbaar (4,8%). De fouten bij met name plattelandsbeleid en cohesie/regionaal beleid blijven persistent hoog. Dit zijn EU-fondsen in zogenoemd «shared management» waarbij lidstaten verantwoordelijk zijn voor het financieel beheer (ongeveer 80% van de EU-begroting).

Deze relatieve stabiliteit in het foutenpercentage kan wat mij betreft niet gezien worden als ontwikkeling in de goede richting. Daarvan is pas sprake als er echt grote stappen worden gezet in het verminderen van fouten door lidstaten en het vergroten van transparantie daarover. Ik zal daarom blijven pleiten voor betere en slimmere verantwoording door lidstaten en voor meer inzicht in landenspecifieke data. Ik zal verder nauwgezet volgen hoe de Commissie en de lidstaten het nieuwe verantwoordingsinstrumentarium uit het nieuwe Financieel Reglement zullen toepassen. Een positieve ontwikkeling in dit kader is dat de Europese Commissie het instrument van de vrijwillige Nationale Verklaring expliciet steunt. Recentelijk heeft de Commissie hierover een Mededeling gepubliceerd. Voor een eerste appreciatie verwijs ik graag naar mijn brief in reactie op het onlangs verschenen rapport van de Commissie voor de Rijksuitgaven «Aandacht voor het parlementair budgetrecht in Europees perspectief».2

Vereenvoudiging van de vaak te ingewikkelde regelgeving voor EU-subsidies is daarnaast van cruciaal belang. Tot slot sluit ik mij aan bij de Europese Rekenkamer die concludeert dat er te weinig gekeken wordt naar behaalde resultaten. Naast het controleren van rechtmatigheid ben ik van mening dat ook doeltreffendheid van EU-middelen meer aandacht verdient.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Kamerstuk 24 202, nr. 29; Kamerstuk 24 202, nr. 28.

X Noot
2

Kamerstuk 31 597, nr. 7.

Naar boven