24 095 Frequentiebeleid

Nr. 405 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2016

In mijn brief van 19 mei jl. over de toekomst van de commerciële radiovergunningen (Kamerstuk 24 095, nr. 402) heb ik aangegeven dat de vergunningen van de landelijke commerciële radio en de meeste vergunningen in de middengolf met vijf jaar worden verlengd, maar dat hiertoe voor de niet-landelijke commerciële radiovergunningen en voor de middengolfvergunningen van één vergunninghouder niet kon worden besloten, vanwege het ontbreken van voldoende robuuste digitaliseringsplannen. Ik heb deze partijen een laatste kans gegeven om alsnog met deugdelijke digitaliseringsplannen te komen. Ik heb inmiddels (herziene) plannen van deze partijen ontvangen en deze door het bureau KWINK laten beoordelen1. Hierbij informeer ik uw Kamer over de uitkomsten. Daarnaast ga ik in deze brief in op een aantal toezeggingen die ik heb gedaan in het Algemeen Overleg Telecommunicatie van 24 mei jl. (Kamerstuk 24 095, nr. 404).

Niet-landelijke commerciële vergunningen

De branchevereniging voor de Niet-Landelijke Commerciële Radio (NLCR) heeft begin dit jaar een digitaliseringsplan ingediend, waarvan KWINK heeft aangegeven dat het onvoldoende robuust was. Vervolgens heb ik de NLCR tot 3 juni jl. de tijd gegeven om alsnog met een deugdelijk digitaliseringsplan te komen. De NLCR heeft op 2 juni jl. een aanvulling op haar digitaliseringsplan bij mij ingediend. Hierin heeft de NLCR een eerder door haar gestelde harde voorwaarde, namelijk extra digitale capaciteit per editie, laten vallen en is vooruitgang geboekt op een aantal door KWINK in het oorspronkelijke plan gesignaleerde tekortkomingen ten aanzien van onder meer de infrastructuur, de marketing en de samenwerking met andere radiopartijen. KWINK geeft op basis van de ingediende aanvulling op het digitaliseringsplan aan dat de NLCR in voldoende mate aannemelijk maakt dat bij een verlenging van de niet-landelijke commerciële radioomroepen de digitalisering – in vergelijking met het scenario waarin wordt gekozen voor een veiling – wordt versneld. Op basis van deze beoordeling van KWINK en gelet op artikel 18 van het Frequentiebesluit 2013 acht ik de vergunningen van de niet-landelijke commerciële radiopartijen verlengbaar. Zoals ik eerder heb aangegeven, blijven bij een verlenging de door de vergunninghouders zelf geboden percentages regiogerichtheid gelden en zal de programmering aan de – soms hoge – regio-eisen moeten voldoen. Dit vormt voor sommige niet-landelijke vergunninghouders een uitdaging. In het geval een vergunninghouder als gevolg hiervan zou besluiten zijn vergunning terug te geven, dan zal deze opnieuw verdeeld moeten worden door middel van een veiling.

Vergunningen in de middengolf

Ook van de middengolfomroep waarvan eerder geen digitaliseringsplan was ontvangen, is alsnog een plan ontvangen. Deze partij, Quality RTV, beschikt over drie middengolfvergunningen. KWINK geeft aan dat het digitaliseringsplan van Quality RTV overeenkomsten vertoont met de digitaliseringsplannen van de andere middengolfomroepen. Het plan is weliswaar summier uitgewerkt, maar ogenschijnlijk realistisch en haalbaar. De bijdrage die Quality RTV kan leveren aan de digitalisering is beperkt, vanwege zijn kleine luisterbereik en – naar eigen zeggen – relatief beperkte (financiële) mogelijkheden. Op één belangrijk punt verschilt het plan van Quality RTV van de plannen van de andere middengolfomroepen. Waar de andere middengolfomroepen zich nadrukkelijk uitspreken vóór digitalisering van de etherradio en het op termijn afschakelen van de middengolf, doet Quality RTV dat niet. Quality RTV is in de afgelopen jaren niet bereid geweest om extra te investeren in de uitrol van het netwerk in allotment 8A (bovenop de uitrolverplichting uit de vergunning), waardoor de digitale dekking in de Randstad (allotment 8A) achter blijft bij de rest van Nederland. Verder heeft Quality RTV in het eerdere onderzoek van KWINK naar digitale etherradio (Kamerstuk 24 095, nr. 402) naar voren gebracht niets te zien in digitalisering van de etherradio in het algemeen en DAB+ in het bijzonder. KWINK vraagt zich dan ook af of Quality RTV daadwerkelijk bereid is om te investeren in digitale radio of dat het digitaliseringplan alleen is ingediend om een verlenging van de drie (analoge) middengolfvergunningen zeker te stellen. KWINK acht het plan van Quality RTV in vergelijking met de plannen van de andere middengolfomroepen minder robuust en heeft serieuze twijfel of een verlenging van de vergunning van Quality RTV zal bijdragen aan een versnelling van de digitalisering. Op basis van dit oordeel van KWINK en gelet op artikel 18 van het Frequentiebesluit 2013 acht ik de vergunningen van deze middengolfomroep niet verlengbaar. Deze vergunningen vallen derhalve na afloop van de vergunningstermijn automatisch onder het nieuwe beleid voor de middengolf (zie voor het nieuwe middengolfbeleid Kamerstuk 24 095, nr. 402).

Groot Nieuws Radio en regio-eisen in relatie tot specifieke doelgroepen

In het AO Telecommunicatie van 24 mei jl. (Kamerstuk 24 095, nr. 404) heb ik toegezegd in gesprek te zullen gaan met Groot Nieuws Radio (GNR) over de problemen met de zendmast voor haar middengolffrequentie. Op 14 juni jl. hebben medewerkers van mijn ministerie gesproken met vertegenwoordigers van GNR. GNR heeft aangegeven dat zij graag wil overschakelen van de middengolf naar digitale radio DAB+, maar dat haar luisteraars tijd nodig hebben om die overstap te maken. De eigenaar van de zendmast waar GNR voor haar uitzendingen gebruik van maakt, NOVEC, heeft aangegeven de mast medio 2017 te willen ontmantelen. Dit is mede ingegeven door het feit dat NPO Radio 5, voorheen medegebruiker van deze zendmast, in augustus 2015 is gestopt met middengolfradio. Daarnaast heeft de mast groot onderhoud nodig en is het de vraag of de mast daarna rendabel is te exploiteren. In het gesprek is aangegeven dat het goed zou zijn als GNR rechtstreeks in gesprek gaat met NOVEC over de ontstane situatie. Mijn verantwoordelijkheid betreft in eerste instantie de uitgifte van vergunningen voor het gebruik van frequenties. Zoals eerder aangegeven ben ik bereid om de middengolfvergunning van GNR te verlengen. Bij een verlenging krijgen vergunninghouders ook digitale frequentieruimte en dat is belangrijk voor de toekomst van omroepen. Het vinden van een geschikt opstelpunt voor de uitzendingen is een verantwoordelijkheid van vergunninghouders zelf. In het gesprek is medewerking toegezegd aan GNR mocht het tot een verhuizing komen. Het Agentschap Telecom kan beoordelen of een eventuele nieuwe locatie geschikt is voor middengolfuitzendingen. Dit is eerder ook gebeurd bij de verhuizing van een andere middengolfomroep. Daarnaast ben ik bereid om het te gebruiken vermogen in de vergunning aan te passen, mocht dat gelet op een eventuele nieuwe locatie nodig zijn.

In het AO Telecommunicatie van 24 mei jl. (Kamerstuk 24 095, nr. 404) is ook gesproken over «doelgroepenradio» in relatie tot de regio-eisen die in de vergunningen voor niet-landelijke commerciële omroepen zijn opgenomen, waarbij uw Kamer als voorbeeld Amor FM noemde. Zoals ik uw Kamer al eerder heb gemeld, kan bij een verlenging de inhoud van een vergunning niet wezenlijk worden gewijzigd (zie onder meer Kamerstuk 24 095, nr. 402). In 20032 hebben de huidige houders van vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio via een programmatisch en een financieel bod een vergunning verkregen. Hierbij gold een minimumpercentage regiogerichtheid van 10%. Dit betekent dat tussen 07.00 uur en 19.00 uur tenminste 10% van de programmering moet bestaan uit informatie, cultuur en educatie, gericht op de regio waar de vergunning voor geldt. Voor de avond en de nacht gelden er dus geen beperkingen. Partijen hebben in 2003 zelf soms flink hogere percentages geboden dan dit minimum en wonnen daarmee de bieding van partijen die een lager percentage boden. Het door Amor FM geboden percentage gaat tot 60% en geldt dus al vanaf 2003. De recente uitspraak van het CBb (zie Kamerstuk 24 095, nr. 402) heeft hier niets aan veranderd en ik zie geen reden en bovendien geen mogelijkheden om voor sommige zenders een uitzondering te maken.

Relatie Agentschap Telecom en de (radio)sector

In mijn brief van 19 mei jl. (Kamerstuk 24 095, nr. 402) heb ik aangegeven uw Kamer op de hoogte te houden van de gesprekken die Agentschap Telecom (AT) voert met de radiosector over met name de helikoptermetingen, het toezicht op de regiogerichtheid van de programmering van niet-landelijke commerciële radiopartijen en de FM-gedragslijn. Ik heb uit deze gesprekken de indruk gekregen dat een belangrijk deel van de kritiek op het AT verklaard kan worden doordat de specifieke, individuele belangen van de sector soms haaks staan op het algemeen belang, waar het AT voor verantwoordelijk is. Onder algemeen belang valt het voorkomen van storingen voor luisteraars en storingen op naastliggende frequentiebanden, zoals die van de luchtvaart, het bewaken van een gelijk speelveld tussen de verschillende vergunninghouders en het respecteren van internationale verdragen. Het AT voert hierover transparant overleg met partijen, zodat van beide kanten informatie en opvattingen aangedragen kunnen worden. Dit laat onverlet dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering en de (wijze van) handhaving bij AT ligt en niet bij partijen die aan die handhaving onderworpen zijn. De vergunninghouder heeft een vergunning gekregen met daarin opgenomen eisen, die de vergunninghouder vervolgens ook moet naleven.

Over de helikoptermetingen heb ik in het AO Telecommunicatie van 24 mei jl. (Kamerstuk 24 095, nr. 404) aangegeven de meetmethode extern te laten valideren. Inmiddels zijn de vergunninghouders en de operators in de gelegenheid gesteld om op de onderzoeksvraag voor de validatie te reageren. Inzake de regiogerichtheid heeft AT in een bijeenkomst de vergunninghouders uitgebreid geïnformeerd over de handhaving van de regiogerichtheidseisen naar aanleiding van de uitspraak van het CBb in dezen (zie Kamerstuk 24 095, nr. 402). Het AT zal niet eerder dan in september dit jaar met het toezicht starten, zodat vergunninghouders voldoende ruimte hebben om eventuele aanpassingen in hun programmering door te voeren.

De FM-gedragslijn betrof een pilot van een jaar met als doelen het bieden van extra bescherming, meer flexibiliteit en het verbeteren van ontvangst of bereik van omroepzenders. In juli 2015 is de FM-gedragslijn stopgezet om een bevriezingsmoment te creëren voor de commerciële radiovergunningen, zodat duidelijk is wat het bereik van die vergunningen op dat moment was. Ik ben de gedragslijn aan het evalueren, waarbij een marktanalyse en technische en juridische analyses worden uitgevoerd. Deze evaluatie is in de afrondingsfase. Ik heb reeds vast kunnen stellen dat deze gedragslijn daadwerkelijk bijdraagt aan verbetering van ontvangst en bereik van omroepzenders, maar ook dat er juridische aandachtspunten zijn. Ik ben dan ook voornemens de gedragslijn voort te zetten, waarbij wel geldt dat verbeteringen van het FM-bereik niet mogen leiden tot een wijziging van het object van de vergunning, dan wel belangen van derden worden geschaad. De aangepaste gedragslijn zal na de zomer besproken worden met de omroepsector.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

In 2003 zijn 25 niet-landelijke vergunningen verdeeld en in 2008 nog eens 13.

Naar boven