Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 september 2019
Met deze brief bied ik uw Kamer het rapport «Coffeeshops in Nederland 2018» aan1. Dit rapport is de veertiende meting van het aantal coffeeshops in Nederland en het
gemeentelijk coffeeshopbeleid (1999–2018). De meting wordt sinds 2012 tweejaarlijks
uitgevoerd en aan uw Kamer gestuurd. Het onderzoek is in opdracht van het Wetenschappelijk
Onderzoek- en Documentatie Centrum (WODC) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid
uitgevoerd door het onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau Breuer & Intraval.
Dit rapport is het resultaat van de eerste fase van een monitorend onderzoek naar
coffeeshops en softdrugs in Nederland. Deze eerste fase geeft inzicht in het aantal
coffeeshops en het gemeentelijk coffeeshopbeleid. De tweede fase van het onderzoek
zal zich onder andere richten op de aard, omvang en geografische spreiding van coffeeshoptoerisme2, softdrugstoerisme3, softdrugsgerelateerde overlast en illegale verkoop van softdrugs in Nederland. Het
onderzoek in de tweede fase is recent aangevangen en zal naar verwachting in de eerste
helft van 2020 worden afgerond.
Resultaten eerste fase van het onderzoek
Nederland telt eind 2018 567 coffeeshops verspreid over 102 coffeeshopgemeenten.4 Dit is een daling ten opzichte van eind 2016 toen er nog 573 coffeeshops waren en
eind 2014 toen er 591 coffeeshops waren. De onderzoekers concluderen dat er ondanks
de daling sprake is van enige stabilisatie. In maart 2019 is het aantal coffeeshops
weer iets gestegen naar 570. De meest voorname redenen voor het verdwijnen van coffeeshops
sinds de vorige meting zijn sluitingen als het gevolg van een negatief BIBOB-advies
en overtreding van de van toepassing zijnde gedoogcriteria. Redenen voor nieuwe coffeeshops
zijn dat deze in plaats van coffeeshops zijn gekomen die zijn gesloten en omdat enkele
gemeenten het aantal coffeeshops nader wil overeenstemmen met het maximaal aantal
coffeeshops dat in de gemeente is toegestaan.
Wederom is in vergelijking met voorgaande meting, het gemeentelijk coffeeshopbeleid
weinig veranderd. Alle 102 coffeeshopgemeenten hebben een maximumbeleid voor wat betreft
het aantal coffeeshops in de gemeente. In geval een gemeente aangeeft het beleid nader
te hebben gespecifieerd, gaat het vaak om regionale afspraken (23 van de 102 gemeenten).
Die afspraken hebben vooral betrekking op het al dan niet handhaven van het ingezetenencriterium.
Voor de handhaving van de meeste landelijke gedoogcriteria – A (geen affichering),
H (geen harddrugs), O (geen overlast), J (geen jeugdigen) en G (geen grote hoeveelheden)
geldt dat nagenoeg alle gemeenten deze in hun beleid hebben opgenomen. Het aantal
gemeenten dat het ingezetenencriterium in het beleid heeft staan is gestegen van 75,5%
naar 84,3%. In 94 van de 102 coffeeshopgemeenten is naast de landelijke gedoogcriteria
ook een vestigingscriterium van toepassing. Het gaat het vaakst om het afstandscriterium
waarbij een afstand van 250 meter of minder wordt gehanteerd van een coffeeshop tot
een onderwijsinstelling (51 van de 102 gemeenten). Het praktische toezicht in het
overgrote deel van de gemeenten is de gezamenlijke taak van politie en gemeente (63,7%).
De meeste coffeeshopgemeenten (94,1%) geven aan dat de bestuursrechtelijke sancties
voor het overtreden van de van toepassing zijnde gedoogcriteria formeel zijn vastgelegd
in een handhavingsarrangement. In 2018 zijn er meer overtredingen geconstateerd dan
in 2016 (2018: 26 overtredingen in 14 gemeenten; 2016: 19 overtredingen in 17 gemeenten).
Van de in 2018 vastgestelde overtredingen werd het vaakst overtreding van de maximale
handelshoeveelheid geconstateerd (namelijk 15 keer).
Deze tweejaarlijkse meting is van belang om inzicht te blijven krijgen in het gemeentelijke
coffeeshopbeleid en te monitoren waar en hoeveel coffeeshops zich in Nederland bevinden.
Ik ben dan ook van plan deze landelijke meting voort te zetten naast de monitor die
in het kader van het Experiment gesloten coffeeshopketen zal worden uitgevoerd. De
onderhavige monitor heeft een andere reikwijdte dan de monitoring en effectmeting
die met betrekking tot het experiment wordt uitgevoerd. Ik heb uw Kamer op 15 mei
2019 over die monitor geïnformeerd.5
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus