Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 februari 2016
Met deze brief bied ik u de rapportage van de studie ««Coffeeshops, toerisme, overlast
en illegale verkoop van softdrugs, 2014, verdiepende studie in vijf gemeenten», aan1. Deze verdiepende studie naar overlast en criminaliteit verband houdend met coffeeshops
is in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) verricht
door het Bonger Instituut voor Criminologie. Dit rapport vormt het aanvullende onderzoek
op de eerdere rapportage van het Bonger Instituut voor Criminologie «Coffeeshops,
toerisme, overlast en illegale verkoop van softdrugs, 2014» die ik op 1 juli 2015
aan uw Kamer heb doen toekomen.2
In deze verdiepende studie zijn in het eerste rapport gesignaleerde ontwikkelingen
nader geduid, waarbij met name op het overlastaspect is ingezoomd. In vijf gemeenten
uit de steekproef van de eerste rapportage is softdrugsgerelateerde overlast3 in kaart gebracht. De vijf onderzochte gemeenten geven geen representatief beeld
en de resultaten kunnen daarom niet direct vertaald worden naar de overige coffeeshopgemeenten.
Toch zijn de uitkomsten waardevol voor het verkrijgen van een scherper beeld van de
vorm en omvang die softdrugsgerelateerde overlast en criminaliteit kunnen aannemen.
De uitkomsten van de verdiepende studie ondersteunen het beeld van variatie in softdrugsgerelateerde
overlast dat uit de eerste rapportage naar voren is gekomen. Er blijkt een duidelijk
lokaal karakter van de (beleving van) overlast. Strikt genomen neemt de softdrugsgerelateerde
overlast twee vormen aan: coffeeshopklanten die verkeers- en parkeeroverlast veroorzaken
en drugsrunners rond coffeeshops. Daarnaast wordt overlast gerapporteerd die slechts
zijdelings of helemaal niet aan softdrugs gerelateerd is zoals overlast van uitgaanspubliek
of mensen die op straat rondhangen. De studie laat zien dat achter de in de eerste
rapportage gerapporteerde overlastcijfers een palet aan (softdrugs)overlast schuil gaat. Geconcludeerd wordt dat, hoewel de geregistreerde overlastcijfers
geen precieze maat bieden voor de ervaren overlast, ze wel een bruikbare indicator
lijken voor (ontwikkelingen in) softdrugsgerelateerde overlast.
Op basis van de eerste rapportage constateerde ik dat, hoewel er lokale verschillen
zijn in de toe- en afname van coffeeshop- en softdrugstoerisme en coffeeshopoverlast,
de situatie over het algemeen stabiel is. De verdiepende studie ondersteunt dit beeld.
Het beschreven lokale karakter van overlast ondersteunt het belang van lokaal maatwerk
voor het coffeeshopbeleid. Voor drugsrunners geldt daarentegen dat de overlast zich
lokaal uit, maar de problematiek regio overstijgend is. Om deze reden worden drugsrunners
door de politie en het Openbaar Ministerie integraal, bovenregionaal en ook grensoverschrijdend
aangepakt.
Om de ontwikkelingen van criminaliteit en overlast verband houdend met coffeeshops
te blijven volgen en het beeld te verscherpen, worden soortgelijke rapportages opgesteld
over de jaren 2015 en 2016.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur