Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 februari 2014
De vaste commissie Veiligheid en Justitie heeft mij verzocht te reageren op de wiettop
van 31 januari 2014 en het aldaar gepresenteerde manifest «Joint Regulation». Bij
dezen voldoe ik, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
aan dit verzoek.
Ik ben het volledig met de gemeenten eens als ze zeggen dat georganiseerde hennepteelt
een ernstig probleem is waar men aandacht voor vraagt. Zoals ik reeds in de brief
van 18 december 2013 (Kamerstuk 24 077, nr. 314) heb aangegeven, moet het antwoord op deze problematiek echter gevonden worden in
een krachtige aanpak van criminaliteit en overlast en niet in regulering.
Volgens het manifest zou regulering een oplossing bieden voor veiligheidsproblemen
in woonwijken en voor de (georganiseerde) criminaliteit gerelateerd aan softdrugs.
Dit ben ik niet met de opstellers van het manifest eens. Het merendeel van de in Nederland
geteelde hennep is bestemd voor de export. Noch de illegale plantages (in woonwijken
of elders), noch de achterliggende (georganiseerde) criminaliteit zullen met het reguleren
van de teelt voor coffeeshops verdwijnen. Daarvoor is het doorzetten van een krachtige
aanpak nodig. Het wetsvoorstel Voorbereidingshandelingen (Kamerstuk 32 842), dat momenteel ter behandeling in de Eerste Kamer ligt, zal aan die aanpak een extra
impuls geven, omdat daardoor steviger kan worden opgetreden tegen faciliteerders van
illegale hennepteelt.
Uit het manifest blijkt verder dat de roep om regulering mede wordt ingegeven vanuit
de wens om in het kader van de volksgezondheid de kwaliteit van hennep te kunnen bewaken.
Het kabinet zet diverse instrumenten in om gezondheidsschade die samenhangt met cannabisgebruik
te voorkomen. Hiervoor verwijs ik naar de brief aan uw kamer van 18 december jl.
In het manifest wordt verder aangegeven dat internationale verdragen niet aan regulering
in de weg zouden staan gezien op de initiatieven in het buitenland, onder meer de
Verenigde Staten en Uruguay. Met betrekking tot dit punt zou ik willen verwijzen naar
hetgeen hierover in de brief van 18 december jl. is opgenomen. Bovendien kijkt de
Radboud Universiteit Nijmegen momenteel nogmaals grondig naar de juridische argumenten.
Het manifest sluit af met een oproep tot samenwerking om zo grote problemen beter
het hoofd te bieden en veiligheid voor onze inwoners te waarborgen. Aan die oproep
geef ik graag gehoor. Niet door regulering maar door in gesprek te gaan met gemeenten
om te kijken hoe we de huidige aanpak nog krachtiger kunnen maken.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten