23 987 Lidmaatschap van de Europese Unie

Nr. 266 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 september 2018

Middels deze brief informeer ik uw Kamer over de maatregelen die worden en zijn genomen om uitvoering te geven aan de motie van de leden Amhaouch en Veldman (Kamerstuk 23 987, nr. 233), waarin de Kamer de regering verzoekt zich er in Europa maximaal voor in te zetten dat versproducten ook na de Brexit met zo min mogelijk vertraging geëxporteerd kunnen worden naar het VK.

Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer over de gevolgen van de Brexit van 27 maart 2018 (Kamerstuk 23 987, nr. 228) heb aangegeven, is de verwevenheid van de Nederlandse agrarische export met het VK groot en zal de Brexit effect hebben op de handelsstromen. De mate waarin is afhankelijk van hoe de toekomstige relatie met het VK eruit gaat zien. De onderhandelingen over het terugtrekkingsakkoord bevinden zich in een cruciale fase. Hoewel inmiddels op veel punten overeenstemming is bereikt, is een aantal belangrijke onderwerpen nog steeds onderwerp van discussie zoals de Ierse grenskwestie, de governance van het terugtrekkingsakkoord en geografische indicaties. Daarom blijven we rekening houden met het scenario waarin de EU en het VK geen overeenstemming bereiken over een terugtrekkingsakkoord (no deal of cliff edge scenario). Gezien de politieke situatie in het VK zal de onzekerheid tot het eventuele moment van sluiting van een terugtrekkingsakkoord voortduren. Naast een cliff edge-scenario per 30 maart 2019 kan zich eveneens een WTO-scenario voordoen als de EU en het VK wel een terugtrekkingsakkoord sluiten inclusief een overgangsperiode, maar het gedurende deze overgangsperiode niet eens worden over bindende afspraken over de toekomstige relatie. In beide scenario’s zal de handel tussen de EU en het VK teruggevallen op het WTO-regime, met de herintroductie van invoerheffingen en mogelijke nieuwe non-tarifaire handelsbelemmeringen. De gevolgen voor de Nederlandse land- en tuinbouw zullen groot zijn. De toekomstige handelsrelatie tussen de EU en het VK zal in alle gevallen ingrijpend veranderen met meer belemmeringen voor de Nederlandse agro- en foodhandel dan nu het geval is.

Gezien de economische verwevenheid is het van groot belang dat de EU en het VK tot een akkoord komen over een nieuwe relatie. Nederland zet daarbij in op een ambitieus handelsakkoord binnen de randvoorwaarden van de EU. Voor Nederland is het behoud van soepele markttoegang van belang, waarbij het niet alleen van belang is dat tarifaire belemmeringen worden voorkomen, maar ook dat non-tarifaire belemmeringen tot een minimum worden beperkt. Daarbij moeten idealiter import- en exportprocedures en doorvoervereisten gestroomlijnd worden en controle- en inspectiesystemen wederzijds erkend worden. Bij deze inzet dient geen afbreuk gedaan te worden aan het EU-beleid ter bescherming van mens, dier, plant en milieu. Een belangrijke voorwaarde voor deze soepele markttoegang is het behoud van een gelijk speelveld. Het is daarom belangrijk om in een akkoord over de nieuwe relatie een balans te zoeken tussen enerzijds het bieden van markttoegang en anderzijds afspraken over het borgen van dit gelijke speelveld. Deze Nederlandse inzet is terug te vinden in de richtsnoeren die door de Europese Raad in maart 2018 zijn vastgesteld over het kader van de toekomstige betrekkingen. De zogeheten «rode lijnen» van het VK – geen douane-unie, geen interne markt, geen rechtsmacht van het Hof van Justitie, geen bijdragen aan het EU-budget – beperken vooralsnog echter sterk de opties voor een ambitieus handelsakkoord en daarmee het behoud van soepele markttoegang. De mate waarin versproducten ook na de Brexit met zo min mogelijk vertraging geëxporteerd kunnen worden naar het VK is mede afhankelijk van in hoeverre het VK bereid is te bewegen op zijn rode lijnen.

De Europese Commissie voert namens de 27 EU-lidstaten met het VK de onderhandelingen over de terugtrekking van het VK uit de EU en over de politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen. Het kabinet brengt (pro)actief de Nederlandse belangen en zorgen over het voetlicht bij de Europese Commissie en in de contacten met de andere EU-lidstaten. Om de Nederlandse inzet verder vorm te geven, treedt het ministerie regelmatig in overleg met de relevante stakeholders. Een goed voorbeeld hiervan is de reguliere Brexit agro-stakeholdersbijeenkomst. Het is belangrijk daarbij als overheid en bedrijfsleven gezamenlijk op te trekken, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid.

De contacten met de Europese Commissie en de lidstaten gaan via de formele kanalen zoals de Raad Algemene Zaken in Artikel 50 samenstelling, de Raadswerkgroep Art. 50 en de technische seminars die de Europese Commissie organiseert, alsook via informele gesprekken met de Europese Commissie op politiek, ambtelijk en technisch niveau. Zo sprak de Raad Europese Aangelegenheden (REA) op 22 juni jl. met de hoofdonderhandelaar van de Europese Commissie Michel Barnier. Verder heeft de Europese Commissie op eigen initiatief of op uitnodiging van Nederland al meerdere malen werkbezoeken gebracht aan Schiphol en de ferryhavens om zich ter plekke te laten informeren over de logistieke problemen die kunnen ontstaan bij de export (en import) van goederen naar (uit) het VK, en van versproducten in het bijzonder. Op 10 september jl. bracht de Raadswerkgroep artikel 50 een bezoek aan de haven van Rotterdam. Deze bezoeken maken inzichtelijk welke mate van frictieloze handel mogelijk is binnen de huidige kaders. Deze formele en informele contacten zal het kabinet de komende maanden onverminderd voortzetten en waar nodig intensiveren.

Daarnaast kijk ik in een bredere context bijvoorbeeld hoe de implementatie van de Officiële Controle Verordening bij kan dragen aan een zo’n soepel mogelijke import en export van versproducten met zo weinig mogelijke vertragingen. Ook hierover voeren wij formeel en informeel overleg met de Europese Commissie.

Bovenstaande laat onverlet dat het van groot belang is dat daarnaast zowel overheden als het bedrijfsleven zich voorbereiden op de gevolgen van de Brexit. Over de maatregelen die het kabinet nationaal treft ter voorbereiding op de Brexit en het belang van de eigen verantwoordelijkheid die het agro-bedrijfsleven daarbij heeft, heb ik uw Kamer mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken geïnformeerd in de hierboven genoemde brief van 27 maart 2018. De Minister van Buitenlandse Zaken zal uw Kamer separaat in aanvulling op de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 18 september 2018 informeren over de laatste stand van zaken van de voorbereidingen in het kader van contingency planning en preparedness op nationaal en EU-niveau (Kamerstuk 23 987, nr. 261).

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven