23 987 Lidmaatschap van de Europese Unie

Nr. 227 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2018

Inleiding

Hierbij reageer ik, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, op het verzoek van de vaste commissie voor Defensie om in te gaan op de gevolgen van de Brexit op het terrein van Defensie. In deze brief besteed ik uitsluitend aandacht aan de gevolgen van de Brexit op het gebied van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB). Voor de mogelijke gevolgen van de Brexit voor de inzet van de Koninklijke Marechaussee ten behoeve van de grensbewaking verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen over het verslag van de rapporteurs inzake de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie van 15 maart jl. (Kamerstuk 23 987, nr. 225).

Stand van zaken van de Brexit-onderhandelingen

Op 15 december jl. besloot de Europese Raad dat er voldoende vooruitgang is bereikt in de eerste fase van de onderhandelingen over de uittreding van het Verenigd Koninkrijk en dat kan worden overgegaan naar de tweede fase, te weten de onderhandelingen over een terugtrekkingsakkoord, een mogelijke overgangsperiode en het kader van de toekomstige betrekkingen. Het concept-terugtrekkingsakkoord dat is voorbereid door de Europese Commissie voorziet in een overgangsperiode tot en met 31 december 2020.

In de richtsnoeren van 29 april en 15 december jl. voor de onderhandelingen over de uittreding van het Verenigd Koninkrijk toonde de Europese Raad zich bereid een partnerschap met het Verenigd Koninkrijk aan te gaan op het gebied van veiligheid en defensie. Artikel 122, lid 2 van het concept-terugtrekkingsakkoord voorziet in de mogelijkheid om reeds tijdens de overgangsperiode een akkoord te sluiten over de toekomstige relatie op het gebied van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB).

Gevolgen van de Brexit

Als gevolg van het vertrek uit de EU zal het Verenigd Koninkrijk vanaf 30 maart 2019 geen zitting meer hebben in de Raad van de Europese Unie. Het land zal vanaf dat moment dus geen formele stem meer hebben in de EU-besluitvorming over het GBVB en het GVDB, ook als overeenstemming wordt bereikt over een overgangsperiode.

Het concept-terugtrekkingsakkoord voorziet erin dat het Verenigd Koninkrijk gedurende de overgangsperiode gebonden blijft aan het EU-acquis. Dit betekent dat het Verenigd Koninkrijk bijdragen kan blijven leveren aan EU-missies en operaties en de EU Battlegroup en kan blijven deelnemen aan de capaciteitenontwikkeling binnen het Europees Defensieagentschap (EDA). Gegeven de autonomie van de EU met betrekking tot besluitvorming zal het Verenigd Koninkrijk tijdens de overgangsperiode niet langer deel kunnen nemen aan de formele besluitvorming op deze terreinen. Indien coördinatie nodig is, kan het Verenigd Koninkrijk worden geconsulteerd. Het Verenigd Koninkrijk zal tijdens de overgangsperiode geen commando meer kunnen voeren over EU-missies en operaties en de EU Battlegroup en geen operationeel hoofdkwartier meer kunnen leveren. Tot slot voorziet het conceptakkoord in een regeling inzake de uitwisseling van gerubriceerde informatie en de voortzetting van de financiële bijdragen van het Verenigd Koninkrijk aan EU-missies en operaties en GVDB-agentschappen, zoals het EDA en het European Union Satellite Centre.

Indien er geen terugtrekkingsakkoord wordt gesloten, kan het Verenigd Koninkrijk vanaf 30 maart 2019 niet langer bijdragen aan EU-missies en operaties en de EU Battlegroup, niet langer deelnemen aan het EDA en niet langer gerubriceerde informatie delen met de EU. Hoewel Nederland voorstander is van voortdurende nauwe samenwerking tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk op het gebied van veiligheid en defensie, is het van belang te onderstrepen dat het vertrek van het Verenigd Koninkrijk niet zal leiden tot een veiligheidsvacuüm in Europa. Het Verenigd Koninkrijk, Nederland en andere Europese landen blijven immers samenwerken in andere verbanden, in het bijzonder de NAVO. Tevens zal Nederland met het Verenigd Koninkrijk blijven samenwerken in het kader van de Northern Group en de Joint Expeditionary Force (JEF) en zal de bilaterale defensierelatie sterk blijven.

Gewenste toekomstige relatie

Nederland acht het van belang dat de EU en het Verenigd Koninkrijk nauw blijven samenwerken op het gebied van veiligheid en defensie. Ook het Verenigd Koninkrijk heeft meermaals gepleit voor een nauwe toekomstige veiligheids- en defensierelatie met de EU. Het Verenigd Koninkrijk is een belangrijke speler in het veiligheidsdomein. De hoogwaardige militaire capaciteiten, de politiek-militaire expertise en het internationale gewicht van het Verenigd Koninkrijk komen de slagkracht van het GVDB ten goede.

Nederland zal samen met andere EU-lidstaten pleiten voor een akkoord dat nauwe toekomstige afstemming en samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk mogelijk maakt. Idealiter wordt een dergelijk akkoord reeds tijdens de overgangsperiode gesloten. Het concept-terugtrekkingsakkoord biedt hiertoe de mogelijkheid. Nederland zal bij de onderhandelingen over de toekomstige relatie op het gebied van veiligheid en defensie toezien op de positie van andere derde landen waarmee de EU thans nauw samenwerkt. Tevens is Nederland voorstander van het zo snel mogelijk betrekken van derde landen bij permanent gestructureerde samenwerking (PESCO), waaronder het Verenigd Koninkrijk. Zo acht Nederland het van belang dat het Verenigd Koninkrijk kan deelnemen aan het PESCO-project over militaire mobiliteit, waarvan Nederland de lead nation is.

Verloop van de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk

De EU en het Verenigd Koninkrijk onderhandelen thans over een terugtrekkingsakkoord, een mogelijke overgangsperiode en het kader van de toekomstige betrekkingen. Nederland is voorstander van het sluiten van een akkoord inzake de toekomstige samenwerking tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk op het gebied van veiligheid en defensie. Nederland acht het van belang dat het Verenigd Koninkrijk zo snel mogelijk duidelijkheid geeft over de gewenste vorm van de toekomstige samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie, want de Britse wens tot nauwe samenwerking heeft zich tot dusver niet vertaald naar concrete voorstellen.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Naar boven