23 987 Lidmaatschap van de Europese Unie

Nr. 210 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 januari 2018

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de vertrouwelijke bijlagen bij de brieven van 8, 11, 12 en 15 december 2017 over onderhandelingen uittreding Verenigd Koninkrijk (Kamerstuk 23 987, nrs. 201, 202, 203 en 204).

De vragen en opmerkingen zijn in een besloten schriftelijk overleg aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 22 januari 2018 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Azmani

De griffier van de commissie, Van Haaster

In overeenstemming met het verzoek van de vaste commissie voor Europese Zaken wordt de niet-vertrouwelijke informatie ter beantwoording van de vragen en opmerkingen van uw Kamer opgenomen in deze brief. De vertrouwelijke informatie ter beantwoording van de vragen en opmerkingen van uw Kamer is opgenomen in de bijlage van deze brief en ligt ter vertrouwelijke inzage bij het Centraal Informatiepunt.

Algemeen

De leden van de fractie van de VVD hebben kennisgenomen van de stukken en dankt de Minister van Buitenlandse Zaken voor de toezending. De vragen van de VVD-fractie gaan vooral over de kabinetsstrategie ten aanzien van de Brexit.

De leden van de CDA-fractie volgen met belangstelling de Brexit-onderhandelingen en danken het kabinet voor het zeer regelmatig toesturen van de relevante documenten. De leden van de CDA-fractie hebben wel een vraag: op dit moment kunnen Kamerleden deze documenten slechts fysiek in de Tweede Kamer inzien en kunnen zij daarbij geen aantekeningen maken. Dat belemmert de controlefunctie in de Kamer op een zeer ernstige manier. Vooral in de volgende fase van de onderhandelingen zullen er zeer veel technische documenten langskomen, die de Kamer wil kunnen controleren. Dat kan alleen als Kamerleden aantekeningen kunnen maken en op bepaalde momenten experts kunnen raadplegen. Dit gaat namelijk nog heel erg dringen bij de zeer technische overeenkomsten die in de volgende fase gesloten zullen moeten worden. Is het kabinet bereid om een voorstel hiertoe te doen?

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende stukken. Zij hebben kennisgenomen van het feit dat er een eerste overeenkomst tussen de EU-27 en het Verenigd Koninkrijk gesloten is over de zogenoemde scheidingsvoorwaarden. Zij willen nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen en opmerkingen over de onderhandelingen betreffende de uittreding van het Verenigd Koninkrijk.

1. Antwoord van het kabinet

Veel stukken ten behoeve van het onderhandelingsproces over de uittreding van het VK uit de EU zijn beschikbaar via de website van de Europese Commissie en de website van de Raad. In aanvulling hierop wordt uw Kamer terstond op de hoogte gesteld indien er vertrouwelijke Brexit-documenten met de markering «limité» ter bespreking voorliggen in het Coreper in artikel 50 samenstelling (Coreper Artikel 50), de Raad Algemene Zaken in artikel 50 samenstelling (RAZ Artikel 50) en/of de Europese Raad in artikel 50 samenstelling (ER Artikel 50). Thans worden deze documenten ter vertrouwelijke inzage gelegd in de leeskamer van uw Kamer. In de leeskamer is het niet toegestaan om aantekeningen te maken die de leeskamer kunnen verlaten. Ook laptops, mobiele telefoons, camera’s en andere opname apparatuur zijn niet toegestaan in de leeskamer (Kamerstuk 22 112, nr. 2274).

Binnen een aantal randvoorwaarden ten aanzien van veiligheid en vertrouwelijkheid, zoals de noodzaak van een beveiligde digitale werkomgeving, acht het kabinet het mogelijk om vertrouwelijke Brexit-documenten digitaal aan uw Kamer beschikbaar te stellen. Ook dan blijft uw Kamer gehouden aan de naleving van de in de Raad overeengekomen richtsnoeren over omgang met vertrouwelijke documenten (XT 21023/17).1 Daarnaast is het kabinet bereid om onder voorwaarden en in lijn met het juridisch kader uw Kamer de mogelijkheid te bieden experts te raadplegen bij het inzien van de vertrouwelijke Brexit-documenten. De voorwaarden hiervoor zijn reeds met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 22 112, nr. 2274). Ook is het kabinet bereid uw Kamer vertrouwelijk te informeren middels besloten (ambtelijke) briefings, wanneer uw Kamer naar aanleiding van de ontvangen vertrouwelijke Brexit-documenten extra geïnformeerd wenst te worden over de laatste ontwikkelingen in de Brexit-onderhandelingen.

De combinatie van een voortdurende informatiestroom en de mogelijkheid van besloten (ambtelijke) briefings zou ervoor garant moeten staan dat uw Kamer optimaal betrokken is en geïnformeerd blijft over de stand van zaken van de Brexit-onderhandelingen. Het kabinet is van mening dat dit past bij enerzijds de wens van de Kamer om in de openbaarheid het kabinet te kunnen controleren en over de kabinetsinzet te kunnen spreken, en anderzijds recht doet aan de noodzaak om bepaalde informatie louter vertrouwelijk met Uw Kamer te delen.

Uittredingsakkoord

De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen over het uittredingsakkoord. In december 2017 kwam duidelijkheid over de drie zaken: de financiële eindafrekening, de rechten van burgers die nu gebruik maken van het vrije verkeer van personen en het Goedevrijdagakkoord. Het hoofdstuk van de rechten van burgers lijkt zeer goed geregeld. Toch hebben de leden van de CDA-fractie een aantal aanvullende vragen:

  • Wat zijn de rechten van EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk, die gebruik maken van het overgangsrecht om met een partner te trouwen uit de EU? Kunnen zij dan in het Verenigd Koninkrijk gaan wonen of niet? Zo nee, welke problemen gaat dat dan opleveren?

  • Mogen Britse burgers onder het overgangsrecht van lidstaat A naar lidstaat B in de EU verhuizen?

  • Mogen de burgers van Noord-Ierland tot in lengte van jaren een Iers paspoort aanvragen en hebben zij dus de facto het EU-burgerschap? Geldt dit ook voor Britten die in de toekomst in Noord-Ierland geboren worden of daar gaan wonen?

2. Antwoord van het kabinet

In antwoord op de eerste twee vragen over de rechten van burgers in het terugtrekkingsakkoord merkt het kabinet op dat de onderhandelaars van de EU en de regering van het VK op 8 december 2017 een principeakkoord hebben bereikt dat partners van EU-burgers in het VK na de datum van uittreding van het VK uit de EU, in beginsel 30 maart 2019 om 00:00u Brusselse tijd, het recht hebben zich bij hun partner in het VK te vestigen (en omgekeerd). Voorwaarde hiervoor is dat de relatie is ontstaan vóór het moment van de uittreding van het VK uit de EU. Indien de relatie nadien ontstaat, dus ook als de relatie in de overgangsperiode ontstaat, kan de partner van een EU-burger in het VK geen rechten ontlenen aan het terugtrekkingsakkoord. Partners van EU-burgers in het VK zullen dan op basis van Brits nationaal recht een verblijfsvergunning moeten aanvragen. In het gezamenlijk verslag van 8 december 2017 zijn de rechten die burgers uit het VK na uittreding van het VK uit de EU hebben om zich te vestigen in andere EU-lidstaten dan de EU-lidstaat van verblijf niet besproken. Dit zal besproken worden in de tweede fase van de onderhandelingen.

Het recht op het aanvragen van het Ierse burgerschap door Noord-Ieren wordt erkend in het Goede Vrijdagakkoord en staat derhalve los van de afspraken die gemaakt worden in het terugtrekkingsakkoord. In artikel 2 van het Goede Vrijdagakkoord staat dat de Britse en de Ierse regering «het geboorterecht van de Noord-Ierse bevolking om zich te identificeren als Iers of Brits, of beide, zoals zij dat wensen, [erkennen] en bevestigen bijgevolg dat hun recht om zowel het Britse als het Ierse staatsburgerschap te hebben, is geaccepteerd door beide regeringen en dit zal niet worden beïnvloed door een toekomstige verandering in de status van Noord-Ierland.»

De leden van de D66-fractie vragen naar de juridische status van de overeenkomst van 8 december? Deze vraag rijst naar aanleiding van uitspraken van Theresa May («nothing is agreed until everything is agreed») nadat de Ierse regering stelde dat de overeenkomst juridisch bindend was.

3. Antwoord van het kabinet

Het gezamenlijk verslag van de onderhandelaars van de EU en de regering van het VK van 8 december 2017 benoemt de voortgang in de onderhandelingen tussen de EU en het VK. Over de drie onderwerpen van de eerste fase (rechten van burgers, financiële afwikkeling, de Iers/Noord-Ierse grenskwestie) hebben de Europese Commissie en het VK een principeakkoord bereikt. Zoals eerder aan uw Kamer is gecommuniceerd (Kamerstuk 23 987, nr. 208), heeft dit principeakkoord vooral politieke waarde en zal het nog in een juridische vorm moeten worden gegoten. Pas als het terugtrekkingsakkoord gesloten is, zijn de afspraken juridisch bindend. Daarbij geldt inderdaad dat nothing is agreed until everyting is agreed.

De leden van de D66-fractie vragen daarnaast naar de rechten van de Unieburgers in het Verenigd Koninkrijk en de rechten van burgers van het Verenigd Koninkrijk burgers in de EU. Kunt u uiteenzetten hoe u de bereikte overeenkomst interpreteert en apprecieert, als het op de rechten van Unieburgers aankomt? Is het waar dat EU-burgers en hun familieleden na vijf jaar in het Verenigd Koninkrijk permanent verblijfsrecht krijgen? Is het waar dat Unieburgers die korter in het Verenigd Koninkrijk woonachtig zijn, uiteindelijk ook de permanente status kunnen aanvragen? Deelt u de mening dat dit een verklaring zou moeten zijn in plaats van een aanvraag, zoals als randvoorwaarde door het Europees parlement gesteld is?2 Hoe duidt u de opvatting dat de bewijslast om bezwaar te maken tegen het verblijfsrecht van een EU-burger die vijf jaar of langer in het Verenigd Koninkrijk rechtmatig woonachtig is, bij het Verenigd Koninkrijk zou moeten liggen?

In welke gevallen behouden EU-burgers hun recht op gezinshereniging wanneer hun partner of kind geen EU-nationaliteit heeft, zo vragen de leden van de D66-fractie? Wat is de positie van huidige én toekomstige Nederlandse studenten in het Verenigd Koninkrijk en Britse studenten hier in Nederland?

4. Antwoord van het kabinet

Zoals reeds aan uw Kamer is gecommuniceerd (Kamerstuk 23 987, nr. 208) is het kabinet verheugd dat de EU en het VK in het gezamenlijk verslag van 8 december 2017 op hoofdlijnen zijn overeengekomen dat het verblijfsrecht van EU-burgers en hun familieleden die nu in het VK verblijven (en omgekeerd) na de datum van uittreding van het VK uit de EU, in beginsel 30 maart 2019, gegarandeerd blijft. De rechten die EU-burgers en hun familieleden nu in het VK hebben op grond van de richtlijn vrij verkeer van personen (2004/38/EG) worden omgezet in nationaal, Brits recht.

Dit betekent onder meer dat EU-burgers die zich voor de uittreding van het VK uit de EU in het VK hebben gevestigd en hun familieleden na vijf jaar verblijf in het VK een permanent verblijfsrecht kunnen aanvragen (en omgekeerd) en dat zij het recht op gezinshereniging behouden. Voor partners in relaties die ontstaan na de datum van uittreding van het VK uit de EU, in beginsel 30 maart 2019, zullen in lijn met het gezamenlijk verslag van 8 december 2017 de nationale, Britse gezinsherenigingsvoorwaarden moeten gelden. Kinderen van EU-burgers die rechten ontlenen aan het terugtrekkingsakkoord maken ook aanspraak op verblijfsrechten uit het terugtrekkingsakkoord, ook als zij buiten het VK of na de datum van uittreding van het VK uit de EU zijn geboren. Ook EU-burgers die op het moment van de uittreding van het VK uit de EU korter dan vijf jaar in het VK verblijven, behouden hun verblijfsrecht. Zij blijven rechten opbouwen en kunnen na vijf jaar verblijf ook aanspraak maken op een permanent verblijfsrecht.

In het gezamenlijk verslag van 8 december 2017 is daarnaast overeengekomen dat partijen een administratieve procedure kunnen instellen voor het aanvragen van een verblijfsvergunning. Partijen zijn hiertoe niet verplicht. Het VK zal naar verwachting een dergelijke procedure invoeren. Of het kabinet ook een dergelijke procedure zal inrichten is nog onderwerp van bespreking. In het gezamenlijk verslag van 8 december 2017 is afgesproken dat een administratieve procedure dezelfde waarborgen zal kennen als die van de richtlijn vrij verkeer van personen (richtlijn 2004/38/EG). Er mogen niet meer voorwaarden worden gesteld dan in het terugtrekkingsakkoord wordt afgesproken. Ook mogen de kosten voor de administratieve procedure niet hoger zijn dan de kosten die aan eigen burgers worden gerekend voor vergelijkbare documenten, zoals een ID-kaart.

Ook voor studenten geldt dat de rechten die EU-burgers en hun familieleden nu in het VK hebben op grond van de richtlijn vrij verkeer van personen (2004/38/EG) worden omgezet in nationaal, Brits recht. Hoe de toekomstige relatie op het terrein van (hoger) onderwijs en wetenschap tussen het VK en Nederland er na de uittreding van het VK uit de EU uit gaat zien, is onderdeel van de tweede fase van de onderhandelingen. Dat betekent dat nu nog geen duidelijkheid bestaat over onder andere de hoogte van collegegelden en verblijfsrechten na de uittreding van het VK uit de EU. Dit geldt voor zowel de rechten van studenten uit de EU die (tijdelijk) naar het VK willen, als voor Britse studenten die (tijdelijk) naar de EU willen komen.

Toekomstige relatie en transitieperiode

De leden van de SP-fractie hebben vernomen dat de ratificatie van de Brexit-Verklaring tussen oktober 2018 en maart 2019 moet plaatsvinden. Wat zijn daarbij volgens het kabinet de belangrijkste struikelblokken, en verwacht het kabinet dat de verklaring voor oktober 2018 afgerond is? Wat zijn de consequenties als er op dat moment nog geen overeenkomst is bereikt?

Welke gemengde verdragen zullen er naar verwachting voorbereid worden tijdens de onderhandelingen, zo vragen de leden van de SP-fractie?

5. Antwoord van het kabinet

De inzet van de Europese Commissie is dat de onderhandelingen over het terugtrekkingsakkoord afgerond zullen moeten zijn rond oktober 2018, om de periode tussen oktober 2018 en maart 2019 te kunnen gebruiken voor de sluitingsprocedure van het akkoord. Naast het terugtrekkingsakkoord wordt gestreefd naar een gezamenlijke politieke verklaring in oktober 2018 over het kader van de toekomstige betrekkingen. Een gedetailleerde uiteenzetting van het tijdpad van de Brexit-onderhandelingen is als bijlage bij deze brief toegevoegd3, zie ook de beantwoording van vraag 14. Daarbij is aan de kant van de EU goedkeuring door het Europees parlement vereist, en daarna sluiting door de Raad. Het VK zal het terugtrekkingsakkoord moeten ratificeren.

Het terugtrekkingsakkoord wordt niet door Nederland geratificeerd aangezien het een EU-only verdrag zal zijn. Nederland zal zijn stem uitbrengen over sluiting van het terugtrekkingsakkoord in de Raad, die met verzwaarde gekwalificeerde meerderheid moet instemmen. Het gaat hier om de verzwaarde gekwalificeerde meerderheid van artikel 238, lid 3b VWEU; het VK beraadslaagt en stemt immers niet mee in de Raad. Onder gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt dan verstaan ten minste 72% van de leden van de Raad die deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65% uitmaakt van de bevolking van alle deelnemende staten.

Al deze vereisten kunnen worden gezien als hordes die zullen moeten worden genomen. De EU spant zich ervoor in om deze hordes met succes te nemen. Eenheid van de EU is van groot belang om een goed onderhandelingsresultaat te kunnen bereiken en om te vermijden dat het Europees parlement het terugtrekkingsakkoord niet goedkeurt of de Raad het terugtrekkingsakkoord niet kan sluiten omdat de vereiste verzwaarde gekwalificeerde meerderheid van de stemmen ontbreekt.

Als de onderhandelingen in oktober 2018 nog niet succesvol zijn afgerond, zal de beschikbare tijd voor sluiting van het terugtrekkingsakkoord afnemen. Als twee jaar na de artikel 50-kennisgeving geen terugtrekkingsakkoord is gesloten, zijn verschillende scenario’s denkbaar. Het eerste scenario is dat de termijn verlengd wordt. Voor verlenging van de termijn is eenparigheid van stemmen in de ER Artikel 50 nodig en instemming van het VK zelf. Het tweede scenario is dat het VK uittreedt zonder terugtrekkingsakkoord (een cliff edge scenario). Een derde scenario is dat het VK na intrekking van de kennisgeving alsnog niet uittreedt.

Inzet van de EU is om tijdens de tweede fase van de onderhandelingen uit hoofde van artikel 50 VEU een algeheel begrip van het kader voor de toekomstige betrekkingen te vormen en dat in een gezamenlijke politieke verklaring op te nemen. Pas als het VK uit de EU is uitgetreden, kan worden onderhandeld over een akkoord of meerdere akkoorden over de nieuwe relatie met het VK. Het is op dit moment nog niet te zeggen tot welk(e) akkoord(en) tussen de EU en het VK het huidige onderhandelingsproces in de toekomst zal leiden. Aannemelijk is wel dat het een of meerdere gemengde akkoorden zal betreffen. Het kabinet zet voor de toekomstige relatie in op een zo breed en diep mogelijk partnerschap tussen de EU en het VK.

De leden van de SP-fractie vragen voorts: Wat de toekomstige relatie tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU betreft, welke variant acht het kabinet het meest wenselijk? En klopt het dat de EU het belangrijk acht dat de Britten aankoersen op CETA-achtig verdrag? Wat zou dit betekenen voor het vrij verkeer van personen?

6. Antwoord van het kabinet

Het kabinet zet voor de toekomstige handelsrelatie in op een zo breed en diep mogelijk handelsakkoord tussen de EU en het VK. Voor Nederland en de EU zou het meest wenselijke scenario zijn dat het VK blijft deelnemen aan zowel de interne markt als de douane-unie. Hoewel het VK zich nog niet duidelijk heeft uitgesproken over zijn wensen voor de toekomstige relatie, heeft het al wel laten weten dat het de interne markt en de douane-unie verlaat. De rode lijnen van de regering van het VK maken een verdrag naar het model van CETA de enig overgebleven mogelijkheid voor de toekomstige handelsrelatie. Voor Nederland en de EU27 is ook dan van belang dat een goede balans wordt verzekerd tussen rechten en plichten en tussen de mate van markttoegang en de waarborgen voor behoud van het gelijk speelveld.

Voor wat betreft het vrij verkeer van personen in de toekomstige relatie streeft het kabinet naar een zo soepel mogelijk personenverkeer tussen de EU en het VK met zo min mogelijk beperkingen. Maar het is duidelijk dat als het VK de interne markt verlaat, dat een einde aan het vrij verkeer van personen betekent. Bovendien is controle op personenverkeer één van de rode lijnen van het VK. Binnen een verdrag naar het model van CETA bestaan slechts beperkte mogelijkheden om afspraken over personenverkeer te maken. In handelsverdragen kunnen afspraken worden gemaakt over het tijdelijke verblijf van medewerkers van dienstverleningsbedrijven buiten hun eigen land voor het verlenen van diensten (de zogenaamde mode 4 dienstverlening).

Kan het kabinet reageren op de uitspraken van de Schotse premier Sturgeon dat het behoud van de interne markt en de douane-unie nu de enige logische optie zou zijn, zo vragen de leden van de SP-fractie?

7. Antwoord van het kabinet

De uitspraken van de Schotse Premier Sturgeon zijn gedaan naar aanleiding van de afspraken in het gezamenlijk verslag van 8 december 2017 over de vooruitgang in de eerste fase van de onderhandelingen. De Iers/Noord-Ierse grenskwestie zou inderdaad het gemakkelijkst kunnen worden opgelost als het VK zowel in de interne markt als in de douane-unie blijft. Premier May heeft echter gesteld dat het VK de interne markt en de douane-unie verlaat. Belangrijk is dat het vertrek van het VK uit de EU geen belemmeringen voor het Goede Vrijdagakkoord en de aanverwante processen mag betekenen. Het voorkomen van een harde grens, gekoppeld aan de integriteit van de interne markt van de EU, is voor het kabinet van groot belang. Het overeengekomen principeakkoord in het gezamenlijk verslag van 8 december 2017 is erop gericht dit te waarborgen. Overeengekomen is dat hier tijdens een separaat traject in de tweede fase van de onderhandelingen nadere invulling aan gegeven zal moeten worden. Het kabinet zal dit nauwgezet blijven volgen.

Eindbeeld

De leden van de CDA-fractie merken op dat de rode lijnen van de Britse regering absoluut incompatibel zijn met het ontbreken van grenscontroles tussen Ierland en Noord-Ierland. Begrijpen deze leden het goed dat als er geen grenscontroles kunnen zijn tussen Ierland en Noord-Ierland, het Verenigd Koninkrijk de facto gedwongen zal zijn in de douane-unie te blijven? Zo nee, welke oplossing is er dan?

De leden van de D66-fractie vragen naar de positie van de Minister als het aankomt op de grens met Ierland. Is het waar dat in de eerste overeenkomst is besloten dat het gehele Verenigd Koninkrijk, inclusief Noord-Ierland, de douane-unie zal verlaten maar dat er geen sprake zal zijn van een «hard border» tussen Noord-Ierland en Ierland? Is het waar dat het onduidelijk is hoe de open grens tussen Noord-Ierland en Ierland gehandhaafd zal worden? Hoe beziet de Minister dit in het licht van het feit dat er tevens staat dat in afwezigheid van een later akkoord, het Verenigd Koninkrijk full alignment zal verzekeren met de regels van de douane-unie en de interne markt? Hoe is dit te rijmen met het uittreden van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie?

8. Antwoord van het kabinet

Zoals hierboven aangegeven in reactie op de vraag van het CDA in vraag 2 ziet het kabinet een duidelijke committering van het VK om een harde grens te voorkomen. De specifieke invulling is afhankelijk van de uitkomsten van de onderhandelingen die in de tweede fase worden gevoerd, maar het voorkomen van een harde grens is daarbij wel het uitgangspunt.

In de overeenkomst zijn geen afspraken gemaakt over de toekomstige relatie tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie en daarmee over het verlaten van de douane-unie. Het VK heeft wel meermaals aangegeven dat het de intentie heeft om de douane-unie te verlaten. In de tweede fase van de onderhandelingen zal hierover duidelijkheid moeten komen. Binnen de verdere onderhandelingen zal echter wel rekening moeten worden gehouden met de afspraken die in het gezamenlijk verslag zijn gemaakt. In het gezamenlijk verslag is in paragraaf 49 afgesproken dat : The United Kingdom remains committed to (…) its guarantee of avoiding a hard border. Any future arrangements must be compatible with these overarching requirements.

No deal

De leden van de CDA- fractie merken op dat zowel de EU als het Verenigd Koninkrijk aan contingency planning doen over het no-dealscenario. Heeft het kabinet ook een draaiboek klaar en stresstesten als dat gebeurt? Kan het kabinet:

  • 1. Zo spoedig mogelijk een volledige stresstest uitvoeren op de douane?

  • 2. Een overzicht verschaffen van alle verdragen waar het Verenigd Koninkrijk dan automatisch uittreedt en aangeven welke verdragen voor Nederlandse burgers en bedrijven essentiële stukken bevatten voor handel, reizen en diensten?

Heeft Nederland een projectleider en projectteam no-deal, zo vragen de leden van de CDA-fractie?

De leden van de SP-fractie vragen hoe ver gevorderd de voorbereidingen voor een no-dealscenario in het Verenigd Koninkrijk en de EU zijn? In hoeverre worden er in Nederland voorbereidingen getroffen voor een deal en geen deal, bijvoorbeeld als het gaat om de luchtvaart en de havens?

9. Antwoord van het kabinet

Het kabinet brengt momenteel in kaart welke maatregelen moeten worden genomen om verstoringen als gevolg van de uittreding van het VK uit de EU (inclusief voor het cliff edge scenario) zoveel mogelijk te voorkomen, en welke kosten aan deze maatregelen verbonden zijn. Daarover overlegt het kabinet ook met het bedrijfsleven en andere betrokkenen.

Departementen dragen de verantwoordelijkheid om tijdig op de gevolgen van een cliff edge scenario op hun beleidsterreinen voorbereid te zijn en de benodigde maatregelen daarvoor te treffen. Departementen vullen zelf in hoe zij dit intern organiseren en of zij hiervoor een projectleider aanwijzen. In een interdepartementale werkgroep contingency planning worden de voorbereidingen besproken. Deze werkgroep rapporteert hierover via de geëigende kanalen aan de Raad Europese Aangelegenheden (REA).

De gevolgen voor de zeehavens en luchtvaartsector zijn reeds geïnventariseerd samen met betrokkenen. In zeehavens kan als gevolg van de uittreding van het VK uit de EU vertraging ontstaan in de administratieve afhandeling van goederenstromen uit het VK en bij grenscontroles van burgers uit het VK die naar de EU reizen. Specifiek voor ferry-transport naar het VK wordt op enkele locaties verwacht dat extra faciliteiten nodig zijn om vrachtwagens tijdelijk te kunnen parkeren in afwachting van hun oversteek naar het VK. De inzet van het kabinet is om snel duidelijkheid te krijgen voor het havenbedrijfsleven, zodat het kan starten met de voorbereiding van de met de uittreding van het VK uit de EU gepaard gaande administratieve en productgerelateerde controles voor import en export. Daarnaast moet een aantal luchtvaart-specifieke maatregelen worden getroffen, zoals bijvoorbeeld in het kader van luchtvervoersrechten op het terrein van de beveiliging van de burgerluchtvaart. De inzet van het kabinet is gericht op een oplossing in EU-verband om de luchtvervoersstromen tussen het VK en de EU te garanderen en een cliff edge scenario te voorkomen. Gezien het grote belang heeft dit onderwerp prioriteit voor de EU.

Met name bij de buitengrens met het VK zal de impact van een cliff edge groot zijn. Nederland zal daarom moeten anticiperen op herinvoering van grenscontroles, aanpassing van informatiesystemen en logistieke aanpassingen bij de verwerking van personen- en goederenstromen in (lucht)havens. De douane zal zich hierop voorbereiden. Tijdens het AO Belastingdienst op 14 december 2017 (Kamerstuk 31 066, nr. 394 ) heeft de Staatssecretaris van Financiën reeds aangegeven uw Kamer te zullen berichten over de impact van de uittreding van het VK uit de EU op de douane bij verschillende Brexit scenario’s.

Ook de Europese Commissie bereidt zich voor op de gevolgen van de uittreding van het VK uit de EU (inclusief voor het cliff edge scenario). De Commissie informeert de EU-lidstaten, derde landen en stakeholders over de (juridische) gevolgen van elk scenario en faciliteert de hervestiging van agentschappen uit VK. Ook brengt de Europese Commissie in kaart waar het EU-acquis aanpassing behoeft, bijvoorbeeld daar waar in EU wet- en regelgeving wordt verwezen naar certificatie door autoriteiten in het VK of daar waar databases gekoppeld zijn aan het VK, bijvoorbeeld op het terrein van douane en BTW.

Ook het VK houdt rekening met de praktische gevolgen van verschillende scenario’s, inclusief die van een cliff edge scenario. De verschillende departementen, onder coördinatie van het departement voor de terugtrekking uit de EU (DEXEU), werken deze mogelijke scenario’s verder uit. Het VK heeft hier reeds extra financiële middelen voor uitgetrokken. Tijdens het Autumn Budget liet Chancellor Hammond weten voorlopig 3 miljard GBP extra te reserveren voor de voorbereiding van de uittreding van het VK uit de EU. Dit bedrag komt bovenop de eerder gereserveerde 700 miljoen GBP.

Overigens moet Nederland zich, ook als dit cliff edge scenario zich niet voordoet, voorbereiden op de nieuwe relatie met het VK (preparedness). Het VK stelt niet langer deel te willen uitmaken van zowel de interne markt als de douane-unie van de EU. Als het VK bij dat standpunt blijft, betekent het dat de toekomstige handelsrelatie met het VK ingrijpend zal veranderen en er aanzienlijk meer belemmeringen zullen zijn dan nu het geval is. Dit zal nadelige gevolgen hebben voor de wijze van zakendoen met het VK. Nederland zal daarom moeten anticiperen op herinvoering van grenscontroles, aanpassing van informatiesystemen, logistieke aanpassingen bij de verwerking van personen- en goederenstromen in (lucht)havens, en voorlichting van overheden, burgers en bedrijven over dergelijke veranderingen.

In reactie op de vraag om een overzicht te verschaffen van alle verdragen waar het VK in het geval van een cliff edge scenario automatisch uittreedt en aan te geven welke verdragen voor Nederlandse burgers en bedrijven essentiële stukken bevatten voor handel, reizen en diensten, merkt het kabinet het volgende op. De EU en het VK zijn gebonden aan een zeer groot aantal verdragen van uiteenlopende aard. Er is niet één overzicht beschikbaar waaruit de gevolgen van Brexit voor alle verdragen blijkt. Het kabinet verwijst graag naar de beschikbaarheid van bijvoorbeeld de algemene database van bilaterale en multilaterale internationale overeenkomsten gesloten door de EU, Euratom, en de voormalige Europese Gemeenschap(pen) op de website van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO): http://ec.Europa.eu/world/agreements/default.home.do .

Het kabinet onderscheidt de volgende belangrijkste algemene typen van verdragen die post-Brexit in het geval van een no-dealscenario niet meer van toepassing zijn op het VK:

EU Verdragen met derde staat/staten

EU only verdragen tussen EU (en/of Euratom) enerzijds en derde staat/staten anderzijds

Het betreft hier verdragen die binnen de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen (EU only). Dit type verdragen is via de EU van toepassing op het VK. De gelding van het verdrag is gerelateerd aan de werkingssfeer van de EU-oprichtingsverdragen, en beperkt zich dus tot lidstaten van de EU.

Na de uittreding van het VK uit de EU valt het VK, niet langer een EU-lidstaat zijnde, buiten de werkingssfeer van de EU-oprichtingsverdragen, en daardoor ook buiten de werkingssfeer van dit type verdragen.

Gemengde verdragen tussen EU (en/of Euratom) en lidstaten enerzijds en derde staat/staten anderzijds.

Het betreft hier verdragen die zien op zowel Uniebevoegdheden als lidstaatbevoegdheden. Voor zover het gaat om Uniebevoegdheden, zijn deze verdragen via de EU van toepassing op het VK. Daarnaast heeft het VK zich als EU-lidstaat (via een eigen ratificatie) gebonden aan het verdrag. De gelding van het verdrag is gerelateerd aan de werkingssfeer van de EU-oprichtingsverdragen, en beperkt zich dus tot lidstaten van de EU. Soms is de werkingssfeer van dit type verdragen vastgelegd in het betreffende verdrag, maar ook zonder een dergelijke bepaling omvat de gelding het toepassingsgebied van de EU-oprichtingsverdragen enerzijds en dat van derde staat anderzijds. Dat blijkt uit de definitie van partijen, zoals weergegeven in de titel van het verdrag en ook opgenomen in het verdrag. Na de uittreding van het VK uit de EU valt het VK, niet langer een EU-lidstaat zijnde, buiten de werkingssfeer van de EU-oprichtingsverdragen, en daardoor ook buiten het gebied waar dit type «gemengde» verdragen geldt.

Multilaterale verdragen die niet door het VK zijn geratificeerd

Het betreft hier verdragen die binnen de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen (EU only). Zolang het VK lid is van de EU, is het verdrag – via de EU – van toepassing op het VK. De gelding van het verdrag voor de EU is beperkt tot de werkingssfeer van de EU-oprichtingsverdragen en dus tot de lidstaten van de EU. Met de uittreding van het VK uit de EU valt het VK niet langer onder de werkingssfeer van het verdrag via de EU. Het verdient aanbeveling dat de EU aan de andere verdragspartijen duidelijkheid verschaft dat er sprake is van gewijzigde verdragsrelaties en dat met de uittreding van het VK uit de EU de werkingssfeer van het verdrag voor wat betreft de EU niet langer het grondgebied van het VK omvat en dat de EU dus niet langer namens het VK optreedt.

Andere typen multilaterale verdragen, die zowel door de EU als door het VK zijn geratificeerd, blijven van toepassing op het VK. Ten aanzien van bilaterale verdragen tussen Nederland en het VK hanteert Nederland het uitgangspunt dat deze niet zijn beëindigd.

Tot slot merkt het kabinet het volgende op. Om de exacte gevolgen van de uittreding van het VK uit de EU te kennen, moet per verdrag worden gekeken wat de gevolgen zijn voor de rechten en verplichtingen van het VK als zelfstandige verdragspartij, respectievelijk de EU, na uittreding van het VK uit de EU. Daarnaast merkt het kabinet op dat bepaalde internationale overeenkomsten van de EU ook nu al niet van toepassing zijn op het VK als gevolg van zijn opt-outs.

Voor wat betreft de vraag naar de relatie met Nederlandse burgers en bedrijven op het gebied van handel, reizen en diensten merkt het kabinet op dat bovenstaande gevolgen voor verdragen inherent zijn aan de uittreding van het VK uit de EU. De gevolgen op het gebied van handel, reizen en diensten zullen gelden voor het VK, en daarmee voor Britse burgers en bedrijven. Er verandert niets in de toepassing van verdragen op Nederland. Wel is er een afgeleid effect mogelijk op Nederlandse burgers en bedrijven, die bijvoorbeeld via het VK handel drijven met de rest van de wereld.

Overig

De leden van de CDA-fractie hebben nog een aantal specifieke vragen:

  • Op welke manier is het Nederlandse bedrijfsleven geïnformeerd over de Brexitdeal in eerste fase zoals begin december 2017 is bereikt? Hoe is deze deal ontvangen door het Nederlandse bedrijfsleven?

  • In hoeverre is het kabinet bezig met het opstellen van flankerend beleid, naast de uiteindelijke Brexitdeal, aangaande de Nederlandse economische sectoren die het zwaarst zullen worden getroffen?

10. Antwoord van het kabinet

Het bedrijfsleven wordt op verschillende manieren geïnformeerd over het verloop van en de voortgang in de onderhandelingen over de uittreding van het VK uit de EU. Direct na het referendum is het Brexit-loket ingesteld, te bereiken via www.hollanduktrade.nl, waar bedrijven terecht kunnen met vragen over de uittreding van het VK uit de EU. Ook worden met grote regelmaat stakeholderbijeenkomsten georganiseerd in Nederland en Brussel, en wordt door het kabinet intensief overleg gevoerd met het bedrijfsleven en andere belanghebbenden, zoals vakbonden. Zo worden er gesprekken gevoerd met o.a. VNO-NCW, is er een FME-industrietop georganiseerd en een enquête uitgezet onder sectoren en bedrijven om belangen en gevolgen van de uittreding van het VK uit de EU in kaart te brengen. Deze stakeholderbijeenkomsten worden in 2018 voortgezet. Begin 2018 start daarnaast een bewustwordingscampagne voor het bedrijfsleven door de Kamer van Koophandel en RVO. De mate waarin het bedrijfsleven zich bewust is van de doorwerking van de uittreding van het VK op hun eigen onderneming en welke voorbereidingen men hiervoor kan treffen, lopen uiteen.

Het kabinet brengt de Nederlandse belangen en zorgen actief voor het voetlicht in Brussel. Daarbij is specifiek aandacht voor kwetsbare sectoren en het MKB. Voor de toekomstige handelsrelatie met het VK streeft het kabinet naar een gebalanceerd, ambitieus en breed handelsakkoord, zonder, of met zo laag mogelijke, tarieven en zonder, of met zo min mogelijk, non-tarifaire belemmeringen, indachtig het belang van de integriteit van de interne markt en de ondeelbaarheid van de vier vrijheden.

In lijn met de motie van het lid Azarkan (Kamerstuk 21 501–20, nr. 1228) onderzoekt het kabinet actief wat de mogelijke economische kansen zijn van het vertrek van het VK uit de EU voor het bedrijfsleven en op welke wijze deze kansen optimaal zouden kunnen worden verzilverd. Daarnaast worden ondernemers actief ondersteund door hen te wijzen op de mogelijkheden om hun handel met derde landen te intensiveren en zodoende de gevolgen voor bilaterale handelsstromen naar het VK te mitigeren.

In aanvulling hierop voorziet het kabinet op dit moment geen verder flankerend beleid.

  • Welke voorbereidingen worden er getroffen om registratieverplichtingen in het Verenigd Koninkrijk na de Brexit ordentelijk te laten verlopen? Kan uitstel van registratie onderdeel worden van de overbruggingsperiode?

  • Welke voorbereidingen worden er getroffen om registratieverplichtingen van Britten in Nederland ordentelijk te laten verlopen? Om hoeveel Britse bedrijven in Nederland gaat het dan?

11. Antwoord van het kabinet

In aanvulling op de beantwoording van de vragen van de leden van de D66-fractie onder 4 geldt dat de EU-lidstaten ervoor kunnen kiezen om een administratieve procedure in te stellen om het verblijfsrecht van burgers uit het VK die rechten ontlenen aan het terugtrekkingsakkoord te bevestigen. Op dit moment wordt bezien of het instellen van een dergelijke procedure in Nederland opportuun is. Een dergelijke procedure brengt uiteraard administratieve lasten met zich mee, voor zowel de overheid als de burgers uit het VK. Anderzijds biedt het -wederom voor de overheid, de burgers uit het VK, maar ook voor het bedrijfsleven – wel duidelijkheid omtrent het verblijfsrecht van burgers uit het VK in de EU, die voor uittreding van het VK uit de EU al rechtmatig in Nederland verblijven.

  • Heeft Nederland bilaterale (handels) afspraken of verdragen met Schotland, Wales of Noord-Ierland?

12. Antwoord van het kabinet

Er zijn geen bilaterale akkoorden tussen Nederland en Schotland, Wales of Noord-Ierland, alleen tussen Nederland en het VK als geheel.4

– Wanneer start het kabinet met de voorbereidingen voor het ratificatieproces van de uiteindelijke Brexitdeal tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk?

13. Antwoord van het kabinet

Voor de beantwoording van deze vraag verwijst het kabinet naar de beantwoording van het kabinet op de vragen van de leden van de SP-fractie onder 5.

De leden van de D66-fractie vragen tot slot om een gedetailleerde uiteenzetting van het tijdpad van de Brexit-onderhandelingen van komend jaar, met daarin de momenten en de wijze waarop de Tweede Kamer over de voortgang van de onderhandelingen geïnformeerd zal worden.

14. Antwoord van het kabinet

Een gedetailleerde uiteenzetting van het tijdpad van de Brexit-onderhandelingen is als bijlage toegevoegd5. Uw Kamer zal, conform de toezegging van het kabinet omtrent informatievoorziening over het onderhandelingsproces over de uittreding van het VK uit de EU (Kamerstuk 23 987, nr. 173), optimaal over de voortgang van de onderhandelingen worden geïnformeerd: 1) via de gebruikelijke voorbereiding op Raden en Europese Raden; 2) via openbare of, indien de gevoeligheid van de te bespreken materie dit vereist, besloten politieke en technische briefings; 3) door het gebruik van leeskamers, zoals nu ook al geldt, voort te zetten indien er gebruik wordt gemaakt van vertrouwelijke Brexit-documenten.

Naar boven