Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2018
Naar aanleiding van uw verzoek om informatie over de stakingen in het regionale openbaar
vervoer bericht ik u het volgende.
Tussen werkgevers en werknemers in het regionale busvervoer is een arbeidsconflict
ontstaan over een nieuw te sluiten CAO. Naast looneisen gaat dit conflict ook over
maatregelen gericht op beperking van de werkdruk van de buschauffeurs. De decentrale
overheden die als concessieverlener verantwoordelijk zijn voor het regionale streekvervoer
en daarmee voor de bereikbaarheid van dorpen en wijken, zijn geen partij in dit conflict.
Ook ik heb hierin geen rol. Wel vind ik het bijzonder spijtig dat het conflict opnieuw
uitmondt in stakingen en dat reizigers hiervan opnieuw hinder zullen ondervinden.
Ik hoop dat partijen zo veel mogelijk rekening houden met de belangen van de reizigers
en de hinder voor reizigers zo veel mogelijk beperken.
Naar aanleiding van het arbeidsgeschil heeft op 4 januari 2018 een landelijke staking
plaatsgevonden in het regionale openbaar vervoer. Op 30 april en 1 mei 2018 hebben
opnieuw landelijke stakingen plaatsgevonden. De werkgevers hebben de rechter gevraagd
om deze stakingen te verbieden, maar de rechter heeft deze eis afgewezen. Na 1 mei
2018 hebben regionale estafettestakingen plaatsgevonden. Voor 27 juni aanstaande is
door de werknemersorganisaties een nieuwe landelijke staking aangekondigd voor onbepaalde
tijd. De werknemers maken gebruik van het stakingsrecht uit het Europees Sociaal Handvest.
In antwoord op vragen van het lid Özütok (GL) over de werkdruk van chauffeurs, heeft
mijn ambtgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het wettelijke kader geschetst
waarbinnen werkgevers en werknemers tot afspraken kunnen komen over de arbeidsomstandigheden1.
Naar aanleiding van de estafettestakingen heb ik in antwoorden op vragen van het lid
Von Martels, uw Kamer geïnformeerd over de hinder die reizigers van de stakingen kunnen
ondervinden en de mogelijkheden die zij hebben om de hinder zoveel mogelijk te beperken2.
Inmiddels hebben de betrokken partijen bemiddelaars benoemd om uit de impasse te komen.
Ik hoop van harte dat de partijen alsnog snel tot een oplossing weten te komen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer