23 645 Openbaar vervoer

Nr. 502 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2012

Op verzoek van uw Kamer ga ik in deze brief in op de financiële situatie bij vervoerder Syntus. Syntus is als vervoerder in Nederland actief in Gelderland en Overijssel.

Syntus is een dochteronderneming van NS en de Franse vervoerder Keolis, die beide 50% van de aandelen bezitten. Volgens Syntus heeft het bedrijf het afgelopen jaar voor het eerst in meer dan 10 jaar verlies geleden en met een verbeterplan wordt nu hard gewerkt dit om te buigen naar lange termijn herstel.

De aandeelhouders van Syntus zijn in gesprek over eventuele financiële steun.

De voorwaarden voor het door Syntus aangeboden vervoer in Gelderland en Overijssel zijn vastgelegd in concessies, die zijn aanbesteed door de verantwoordelijke provincies. De rijksoverheid vervult hier geen rol in.

NMa heeft in 2010 geconstateerd dat er sprake is van een werkende markt in het openbaar vervoer. De markt voor het regionaal openbaar vervoer in Nederland bestaat op dit moment uit verschillende concessies, die volgens de wet periodiek opnieuw worden aanbesteed1. Bij heraanbesteding is het gebruikelijk dat vervoerders elkaar opvolgen als concessienemer.

Sinds 12 december 2010 rijdt Syntus met bussen in het Veluwegebied.

Verschillende bedrijven hebben geboden op de Veluweconcessie. Hierbij konden de vervoerders melden of zij verwachtten meer budget nodig te hebben voor uitvoering van de concessie dan in de uitvraag beschikbaar gesteld.

Syntus heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

Indien een vervoerder bij een heraanbesteding één of meer concessies moet inleveren kan dat forse gevolgen hebben voor de verdiencapaciteit. In het geval van Syntus geldt dat zij vanaf 2013 niet meer actief zal zijn op de concessie Achterhoek/Rivierenland.

De provincies Gelderland en Overijssel zijn als opdrachtgever voor de concessies in overleg getreden met Syntus over de onstane situatie.

Mocht dit noodzakelijk zijn, dan voorziet de Europese Verordening PSO 1370/2007 (artikel 5, lid 5) in de mogelijkheid voor de opdrachtgevers (de provincies) om tot noodvervoer over te gaan. Noodvervoer is mogelijk gedurende een maximale periode van twee jaar. Vervolgens kan de opdrachtgever overgaan tot heraanbesteding.

De minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen- Maas Geesteranus


X Noot
1

De drie grote steden worden hierbij buiten beschouwing gelaten.

Naar boven