23 490
Ontwerpbesluiten Unie-Verdrag

nr. 502
DG
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 mei 2008

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 22 mei 2008.

De wens dat de ontwerp-besluiten uitdrukkelijke instemming behoeven kan door of namens één van beide Kamers te kennen worden gegeven uiterlijk op 6 juni 2008.

Gelet op de artikelen 3 en 4 van de Rijkswet houdende goedkeuring van het Verdrag van Nice (Stb. 2001, 677) bieden wij u aan de geannoteerde agenda en de thans beschikbare documenten voor de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 5 en 6 juni 2008 te Luxemburg.1

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak

Geannoteerde agenda voor de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 5 en 6 juni 2008 te Luxemburg

Zoals gebruikelijk ontvangt u bij deze annotaties de laatst beschikbare versie van een document dat betrekking heeft op het genoemde onderwerp. Dit hoeft niet de documentversie te zijn die daadwerkelijk ter bespreking aan de Raad voor zal liggen. Alleen als in het document zelf expliciet in de aanhef staat dat het document gericht is aan de Raad, betreft het een document dat in de Raad zal worden besproken.

Hetgeen is aangegeven over de openbaarheid van de onder de agendapunten opgenomen documenten, geeft de stand van zaken weer d.d. 22 mei 2008. Een actuele weergave is te vinden in het documentregister van de Raad1.

I RAAD

1. Goedkeuring van de voorlopige agenda

A-punten

2. Goedkeuring van de lijst van A-punten

Vermoedelijk zullen onderstaande punten als A-punten worden geagendeerd. De regering kan instemmen met deze onderwerpen.

2a. Ontwerp-Raadsconclusies betreffende versterking van de algehele aanpak inzake migratie

document: 9475/08 ASIM 40 RELEX 317(EN)
status document: niet openbaar 
rechtsgrondslag: niet van toepassing  
instemmingsrecht: niet van toepassing 

Ter aanneming zal aan de Raad conclusies worden voorgelegd, waarin het belang van de continuering van de dialoog, het partnerschap en de samenwerking met derde landen ten aanzien van migratiekwesties op een samenhangende en regionaal evenwichtige manier wordt benadrukt. De vooruitgang die gemaakt is met betrekking tot de algehele aanpak van migratie (Global Approach) wordt verwelkomd. Tevens wordt er in de Raadsconclusies aandacht besteed aan de Global Approach ten aanzien van Afrika, de Mediterrane regio alsook de regio’s ten oosten en zuidoosten van de EU. Een belangrijk onderwerp in oostelijke en zuidoostelijke richting betreft het initiatief om een samenwerkingsplatform op te zetten met de Zwarte Zee regio. Voorts wordt de Commissie opgeroepen de proef-mobiliteitspartnerschappen met Kaapverdië en Moldavië voor juni 2009 te evalueren. Ook wordt reeds een stap verder gezet door het voorstel om verkennende gesprekken te beginnen met twee nieuwe landen om proef-mobiliteitspartnerschappen mee aan te gaan.

Het voorliggende document betreft het document dat ter bespreking voorligt in de Groep op hoog niveau (HLWG) inzake asiel en migratie van 19 mei 2008. Evenals andere lidstaten kan Nederland zich op hoofdlijnen vinden in deze Raadsconclusies.

2b. Ontwerp-Raadsbesluiten betreffende machtiging aan de Commissie voor het voeren van onderhandelingen om Visa Waiver overeenkomsten af te sluiten tussen de EG en Antigua en Barbuda, Bahamas, Barbados, Mauritius, St. Kitts en Nevis en de Seychellen

documenten: 9404/08 VISA 175 AMLAT 45 RESTREINT UE(EN)1
 9411/08 VISA 176 AMLAT 46 RESTREINT UE (EN)1
 9418/08 VISA 177 AMLAT 47 RESTREINT UE (EN)1
 9419/08 VISA 178 COAFR 144 RESTREINT UE (EN)1
 9420/08 VISA 179 AMLAT 48 RESTREINT UE (EN)1
 9421/08 VISA 180 COAFR 145 RESTREINT UE (EN)1
status documenten: niet openbaar  
rechtsgrondslag: artikel 62, tweede lid onder b, van het EG-verdrag  
instemmingsrecht: niet van toepassing 

1 Dit document wordt ter vertrouwelijke kennisneming aan de Kamer toegezonden.

Zoals reeds is medegedeeld in de aanvullende geannoteerde agenda van de Raad van 18 april jl.1 heeft de Commissie bij de Raad een aanbeveling van de Commissie ingediend teneinde de Commissie te machtigen onderhandelingen te openen met het oog op het sluiten van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en bovengenoemde landen inzake de vrijstelling van een visum voor kort verblijf. Eind 2006 is besloten voor deze landen de visumplicht af te schaffen, via de beoogde overeenkomsten wordt reciprociteit van visumvrijdom gewaarborgd. Thans ligt ter aanneming aan de Raad voor het besluit waarin de onderhandelingsrichtsnoeren voor de Commissie met betrekking tot het sluiten van voornoemde overeenkomsten zijn neergelegd. De mandaten zijn nog aangepast aan het reeds aangenomen mandaat tussen de Europese Gemeenschap en Brazilië. Alle lidstaten kunnen hiermee instemmen.

2c. Ontwerp-Raadsconclusies over de samenwerking met (potentiële) kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan op het terrein van Civiele bescherming

document: 9199/08 PROCIV 59 COWEB 134 ELARG 47 FIN 178(EN)
status document: openbaar 
rechtsgrondslag: artikel 308 EG-verdrag 
instemmingsrecht: niet van toepassing 

Op 5 maart 2008 verscheen de Commissiemededeling over de Westelijke Balkan. In de mededeling wordt voorgesteld tot samenwerking te komen met de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten in de Westelijke Balkan op het gebied van civiele bescherming.

In de Raadsconclusies worden de voorstellen van de Commissie onderschreven en wordt de Commissie uitgenodigd om concrete actie te ondernemen, zoals het helpen van de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten met het identificeren van crisiscontactpunten, het uitwisselen van kennis en expertise en het toewerken naar het gebruik van het Europese crisisnummer 112.

2d. Ontwerp-richtlijn betreffende de identificatie en aanwijzing van Europese Kritieke Infrastructuur en de vaststelling van de noodzaak de bescherming te verbeteren.

document: DS 526/08(EN)
status document: niet openbaar  
rechtsgrondslag: artikel 308 EG-verdrag  
instemmingsrecht: niet van toepassing 

De ontwerp-richtlijn bevat een procedure en de verplichting voor lidstaten om de Europese vitale infrastructuur te identificeren en vast te stellen en te onderzoeken of de bescherming ervan verbeterd moet worden. De reikwijdte van de richtlijn is beperkt tot twee vitale sectoren, energie en transport.

Op grond van de richtlijn moeten eigenaren/operators van Europese vitale infrastructuren een beveiligingsplan hebben en een verbindingsfunctionaris aanwijzen. De lidstaten kunnen zelf bepalen hoe deze verplichtingen, met inachtneming van bestaande inter- en/of nationale regelgeving, worden geïmplementeerd.

De lidstaten rapporteren elke 2 jaar algemene en beknopte informatie over de kwetsbaarheden, dreigingen en risico’s per vitale sector aan de Commissie. Op basis van deze informatie zal de Commissie met de lidstaten beoordelen of in een bepaalde vitale sector bestaande beschermingsmaatregelen voldoende zijn of dat extra maatregelen genomen moeten worden.

Elke lidstaat stelt een CIP contact Point (Critical Infrastructure Protection contact Point) aan die coördinerend optreedt ten aanzien van de uitvoering van de richtlijn.

Na drie jaar zal deze richtlijn worden geëvalueerd.

2e. Ontwerp-besluit van de Raad betreffende de uitvoering van Besluit 2008/.../JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit

documenten: 9320/08 CRIMORG 73 ENFOPOL 91(EN)
 9152/08 CRIMORG 69 ENFOPOL 87(NL)
 9152/08 CRIMORG 69 ENFOPOL 87 ADD 1(NL)
status documenten: openbaar  
rechtsgrondslag: besluit 2008/.../JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit1 
instemmingsrecht: niet van toepassing 

1 Uw Kamer heeft inmiddels ingestemd met het Raadsbesluit inzake Prüm.

Dit onderwerp was reeds geagendeerd voor de bijeenkomst van de Raad van 18 april jl., maar is van de agenda afgehaald.1

Het voorliggende document bevat de omzetting van een aantal bepalingen van de administratieve en technische implementatieovereenkomst (ATIA) bij het Verdrag van Prüm in een EU-Raadsbesluit. Niet alle bepalingen zijn omgezet, omdat het Verdrag niet volledig is omgezet in EU-regelgeving. De omzetting heeft zoveel mogelijk plaatsgevonden zonder wijziging van de inhoud, met één uitzondering: ten aanzien van bevraging van kentekens is in het Raadsbesluit expliciet verklaard dat lidstaten voorrang mogen geven aan bevragingen aangaande terrorismebestrijding of bestrijding van georganiseerde criminaliteit. Het Raadsbesluit maakt het mogelijk om DNA-, vingerafdrukken- en kentekenbevragingen in alle lidstaten binnen de Unie uit te voeren. Daarnaast worden er ook meerdere mogelijkheden voor grensoverschrijdend politieoptreden geschapen. Voor Nederland ligt de toegevoegde waarde van het Raadsbesluit vooral in het aantal landen waarmee informatie omtrent DNA, vingerafdrukken en kentekens uitgewisseld kan worden.

2f. Ontwerp-Raadsconclusies over de follow-up van de Schengen evaluatie (2006–2007) in Tsjechische Republiek, Malta, Slovenië en Slowakije

documenten: 8461/1/08 SCHEVAL 21 COMIX 306 REV 1 RESTREINT UE(EN)1
 8463/1/08 SCHEVAL 22 COMIX 307 REV 1 RESTREINT UE(EN)1
 8464/1/08 SCHEVAL 23 COMIX 308 REV 1 RESTREINT UE(EN)1
 8465/1/08 SCHEVAL 24 COMIX 309 REV 1 RESTREINT UE(EN)1
status documenten: niet openbaar  
rechtsgrondslag: niet van toepassing 
instemmingsrecht: niet van toepassing 

1 Dit document wordt ter vertrouwelijke kennisneming aan de Kamer toegezonden.

Voornoemde EU-lidstaten zijn in 2006 en 2007 geëvalueerd ter voorbereiding van deelname aan Schengen. Met ingang van 21 december 2007 zijn de binnengrenscontroles met deze landen (en met vijf andere EU-lidstaten) aan de zee- en landgrenzen opgeheven en met ingang van 30 maart 2008 zijn ook de controles aan de luchtgrenzen opgeheven. Naar aanleiding van de bevindingen in het kader van de evaluaties hebben de EU-lidstaten gerapporteerd over de opvolging van de gedane aanbevelingen. Nederland hecht grote waarde aan het mechanisme waardoor geëvalueerde lidstaten worden gevraagd inzage te bieden in de opvolging van aanbevelingen. De opvolging in de genoemde landen is voldoende bevonden door de EU-lidstaten. Naar aanleiding daarvan zijn conclusies opgesteld die ter goedkeuring aan de Raad worden aangeboden.

2g. Ontwerp-Raadconclusies over de toepassing door Zwitserland van het Schengen-acquis met betrekking tot gegevensbescherming

documenten: 9132/08 SCHEVAL 28 COMIX 358 RESTREINT UE(NL)1
 9132/08 SCHEVAL 28 COMIX 358 COR 1 RESTREINT UE(NL)1
status documenten: niet openbaar  
rechtsgrondslag: niet van toepassing 
instemmingsrecht: niet van toepassing 

1 Dit document wordt ter vertrouwelijke kennisneming aan de Kamer toegezonden.

Zwitserland bereidt zich voor op deelname aan Schengen. In het begin van 2008 heeft daartoe een evaluatie van gegevensbescherming in Zwitserland plaatsgevonden. Aan de Raad worden ter goedkeuring de conclusies aangeboden die zijn opgesteld op basis van de bevindingen tijdens de evaluatie. Geconcludeerd wordt dat Zwitserland met betrekking tot gegevensbescherming aan alle vereisten van dit EU-acquis heeft voldaan. Daarmee is er geen belemmering voor Zwitserland om de SIS-gegevens te laden zodra Zwitserland daartoe technisch in staat is. Zwitserland wordt uitgenodigd te rapporteren over de opvolging van de aanbevelingen uit het evaluatieverslag. Alle lidstaten kunnen instemmen met deze conclusies.

2h. Ontwerp-Raadsconclusies over de toekomstige monitoring van de correcte toepassing van het Schengen-acquis in de deelnemende lidstaten

document: 8460/1/08 SCHEVAL 20 COMIX 305 REV 1(EN)
status document: niet openbaar 
rechtsgrondslag: niet van toepassing  
instemmingsrecht: niet van toepassing 

De Commissie zal, in navolging van het Haags Programma, in de tweede helft van 2008 een voorstel presenteren over een nieuwe vorm van Schengen-evaluaties. In de ontwerp-Raadsconclusies, die ter aanname aan de Raad worden voorgelegd, is neergelegd dat ook in de tussentijd de juiste toepassing van het Schengen-acquis in de deelnemende lidstaten moet worden geëvalueerd. Daarbij moet worden uitgegaan van de huidige evaluaties, die kunnen worden aangevuld met thematische en regionale evaluaties waar risico-analyses aanleiding toe kunnen geven. Frontex en Europol kunnen een rol spelen bij de totstandkoming van risico-analyses. Ook kunnen evaluaties worden georganiseerd naar lidstaten waarin relevante organisatieonderdelen een grootschalige reorganisatie hebben ondergaan. Een planning is voorgesteld voor de evaluaties van 2008 tot 2013. Nederland zal op basis van die planning in 2009 worden geëvalueerd evenals België, Luxemburg, Frankrijk en Duitsland.

2i. Ontwerp-Raadsbesluit houdende machtiging van een aantal lidstaten om het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996) te bekrachtigen

documenten: 9079/08 JUSTCIV 91(NL)
 7573/08 JUSTCIV 50(NL)
status documenten: openbaar  
rechtsgrondslag: artikel 61, onder c, artikel 67, lid 1, juncto artikel 300, tweede lid, eerste alinea en derde lid, eerste alinea, EG-Verdrag  
instemmingsrecht: niet van toepassing 

Op 19 oktober 1996 is in het kader van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht tot stand gekomen het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen.1

Op 1 april 2003 werd het verdrag ingevolge een eerder Raadsbesluit collectief ondertekend door de EU-lidstaten die dat nog niet hadden gedaan. De huidige verdragspartijen zijn Albanië, Armenië, Australië, Bulgarije, Tsjechië, Ecuador, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Monaco, Marokko, Oekraïne, Slovenië en Slowakije.

Het Verdrag is reeds in 1997 door het Koninkrijk ondertekend, maar is, in verband met het uitblijven van het onderhavige Raadsbesluit, nog niet geratificeerd. De Nederlandse rechtspraktijk heeft behoefte aan dit verdrag. Spoedige ratificatie is dan ook in hoge mate wenselijk. Een rijkswet houdende goedkeuring van het verdrag en een uitvoeringswet zijn in 2006 tot stand gekomen.1

Het ontwerp-besluit van de Raad strekt tot collectieve gelijktijdige ratificatie in het belang der Gemeenschap van het verdrag door de lidstaten die nog geen partij zijn (waaronder Nederland). Aan de lidstaten die hun parlementaire procedures voor ratificatie nog niet hebben doorlopen, wordt een termijn van 24 maanden gegund om deze te voltooien, waarna de collectieve ratificatie kan plaatsvinden. Gelet op het door de lidstaten unaniem erkende belang van het verdrag en de lange periode gedurende welke de lidstaten reeds in de gelegenheid waren de ratificatie voor te bereiden, hecht Nederland eraan dat deze termijn door de overige lidstaten zoveel mogelijk in acht wordt genomen. Het ontwerp-besluit strekt er verder toe dat lidstaten, die dit nog niet hebben gedaan, een verklaring afleggen, die erop neerkomt dat de lidstaten onderling beslissingen erkennen en ten uitvoer leggen overeenkomstig de criteria van de verordening «Brussel IIbis».2 Door deze wijze van partij worden, wordt vermeden dat een additioneel protocol bij het verdrag tot stand zou moeten worden gebracht.

Het onderhavige ontwerp-besluit werd reeds op 6 november 2003 aan de Raad voorgelegd en bij die gelegenheid geblokkeerd door een voorbehoud van Spanje in verband met het geschil tussen dat land en het Verenigd Koninkrijk over Gibraltar. Bilateraal overleg tussen de twee betrokken lidstaten heeft begin 2008 voor dit dossier tot een oplossing geleid.

2j. Strategie externe betrekkingen op het gebied van de juridische samenwerking in civiele zaken

document: 9045/08 JUSTCIV 90 RELEX 275 JAI 217(NL)
status document: niet openbaar 
rechtsgrondslag: niet van toepassing  
instemmingsrecht: niet van toepassing 

In de notitie van het voorzitterschap wordt gevolg gegeven aan de in het Haags Programma3 opgenomen aanbeveling om zorg te dragen voor coherentie in de betrekkingen tussen de EU en de internationale rechtsorde. De notitie schetst het huidige beleid op het terrein van civielrechtelijke samenwerking met derde landen op het gebied van het burgerlijk recht. Deze samenwerking dient zich te concentreren op de terreinen waarop de EG zelf regelgeving tot stand heeft gebracht. Aan de samenwerking kan op verschillende manieren gestalte worden gegeven. Het document onderscheidt multilaterale samenwerking, bilaterale samenwerking tussen de EG en bepaalde partners en van de uitwisseling van best practices. Er wordt voorts een overzicht gegeven van categorieën van staten waarmee samenwerkingsrelaties bestaan of worden beoogd en de huidige prioriteiten in de samenwerking. Ten slotte noemt het document de internationale organisaties in het kader waarvan de multilaterale samenwerking bij voorkeur moet worden ontwikkeld. Stilgestaan wordt bij de toetreding van de EG tot de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht en bij de rol van die organisatie als belangrijkste forum voor de totstandbrenging van verdragen met derde landen op het gebied van internationaal privaatrecht.

Nederland kan zich met de notitie verenigen, maar tekent daarbij aan dat het van belang is dat de Europese Unie een uiterst zorgvuldige afweging maakt als het erom gaat te kiezen tussen multilaterale samenwerking en bilaterale samenwerking van de EU met bepaalde partners. Zou het accent te zeer op deze laatste vorm van samenwerking komen te liggen, dan zou dit kunnen leiden tot een uitholling van de multilaterale samenwerking.

2k. Ontwerp-Raadsconclusies over de ontwikkelingen van het FADO Systeem (Valse en Authentieke Documenten Online)

document: 8603/08 FRONT 41 FAUXDOC 11 COMIX 325(EN)
status document: niet openbaar 
rechtsgrondslag: niet van toepassing  
instemmingsrecht: niet van toepassing 

Alle lidstaten kunnen instemmen met deze ontwerp-Raadsconclusies. In de ontwerp-Raadsconclusies is onder meer aangegeven dat de Raad van mening is dat het FADO Systeem een belangrijk en effectief instrument is ten behoeve van de uitwisseling van informatie over (valse en vervalste) documenten tussen de lidstaten. Daarnaast vindt de Raad het FADO Systeem een belangrijk instrument in de strijd tegen documentfraude, criminaliteit, illegale migratie en terrorisme. Ook is in de ontwerp-Raadsconclusies aangegeven dat de lidstaten moeten blijven samenwerken om het systeem uit te breiden.

B-punten

2. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven

document: niet beschikbaar 
rechtsgrondslag: artikel 63, lid 3 onder b, EG-Verdrag  
instemmingsrecht: niet van toepassing 

In het Haags Programma is, in vervolg op eerdere documenten over terugkeer, door de Europese Raad gevraagd om een op gemeenschappelijke normen gebaseerd doeltreffend terugkeerbeleid voor mensen die op een humane manier, met volledige eerbiediging van hun mensenrechten en waardigheid, teruggezonden worden. De Commissie is verzocht begin 2005 met een voorstel te komen.

Deze ontwerp-richtlijn vormt het antwoord op dat verzoek en moet duidelijke, transparante en eerlijke gemeenschappelijke minimumnormen vaststellen voor terugkeer, uitzetting, het gebruik van dwangmaatregelen, vreemdelingenbewaring en het opleggen van een inreisverbod, met volledige inachtneming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkenen. Dergelijke normen zullen leiden tot een passende en gelijke behandeling van illegaal in de EU verblijvende onderdanen van derde landen, ongeacht in welke lidstaat de terugkeerprocedure wordt toegepast. Tevens zullen gemeenschappelijke minimumnormen de samenwerking tussen de lidstaten en het werk van de betrokken instanties vergemakkelijken.

Gelijk de agendering in de Raad van 8 en 9 november, van 6 en 7 december 2007, als ook die van 28 februari en 18 april 2008, zal het voorzitterschap naar alle verwachting mondeling de stand van zaken geven over de onderhandelingen van deze ontwerp-richtlijn. Het Europees Parlement heeft de voor het eind van het vorige jaar geplande plenaire stemming, met het oog op het bereiken van overeenstemming in eerste lezing met de Raad, uitgesteld tot juni 2008.

3. (Eventueel) Voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten – stand van zaken

document: niet beschikbaar 
rechtsgrondslag: artikel 63, punt 3 onder a en punt 4 van het EG-verdrag  
instemmingsrecht: in het algemeen van toepassing 

Het voorzitterschap heeft als eventueel onderwerp voor deze Raad geagendeerd het voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/109 (Richtlijn betreffende de status van langdurig ingezeten derdelanders) teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten. Tijdens de bijeenkomst van de Raad van 18 april jl. is gesproken over de werkingssfeer van de voorgestelde Richtlijn en de berekeningswijze van de termijn van vijf jaar legaal verblijf, die nodig is om de status van langdurig ingezetene te verwerven.1 Het voorzitterschap heeft tijdens deze bijeenkomst van de Raad aangegeven dat zal worden geprobeerd een compromis uit te werken. Een document is thans niet beschikbaar. In de aanvullende geannoteerde agenda zult u zonodig nader worden geïnformeerd.

4. (Eventueel) Hervestiging van vluchtelingen uit Irak

document: niet beschikbaar 
rechtsgrondslag: niet van toepassing 
instemmingsrecht: niet van toepassing 

Tijdens de bijeenkomst van de Raad van 18 april jl. informeerde staatssecretaris Albayrak de Raad over de succesvolle hervestigingsmissie met België en Luxemburg naar Thailand die onlangs plaatsvond. In dat kader kondigde Duistland een initiatief aan voor vluchtelingen uit Irak. Het gaat daarbij om de bijzonder dramatische situatie van religieuze minderheden in de regio. Duitsland gaf aan hierop bij een volgende gelegenheid terug te komen.2

Thans is onduidelijk of en op welke wijze dit onderwerp aan de orde zal komen tijdens deze Raad. In de aanvullende geannoteerde agenda zal uw Kamer daarover nader worden geïnformeerd.

5. Terrorisme – verslag van de Anti-Terrorisme Coördinator (CTC)

A) voortgangsrapport over de implementatie van de Strategie en Actieplan ter bestrijding van terrorisme

document: niet beschikbaar 
rechtsgrondslag: niet van toepassing 
instemmingsrecht: niet van toepassing 

In het EU/Actieplan Terrorismebestrijding is overeengekomen dat halfjaarlijks wordt gerapporteerd over de stand van zaken ten aanzien van (de implementatie van) nieuwe wetgeving, beleidsinitiatieven en praktische maatregelen aan de hand van de vier pijlers van het Actieplan: preventie, bescherming, opsporing en vervolging, en respons na een aanslag. Het document wordt deze week in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers besproken.

Naar verwachting zal de CTC in deze halfjaarlijkse rapportage wederom het belang van stipte uitvoering van het Actieplan benadrukken. In het bijzonder de verbetering van de informatie-uitwisseling en de versterking van de samenwerking tussen nationale diensten en organisaties, alsmede de samenwerking van deze diensten en organisaties met hun Europese counterparts, zoals Europol en Eurojust. In de aanvullende geannoteerde agenda zult u nader over dit onderwerp worden geïnformeerd.

B) Follow-up van het CTC discussiedocument over de implementatie van de EU Contra-Terrorisme Strategie

document: niet beschikbaar 
rechtsgrondslag: niet van toepassing 
instemmingsrecht: niet van toepassing 

Deze follow-up bouwt voort op het discussiedocument dat voorlag in de JBZ-Raad van december 2007.1 In dit document benadrukte de CTC het belang van:

– het delen van informatie op nationaal en Europees niveau;

– de implementatie van de Europese strategie inzake radicalisering en recrutering;

– (financiering van de) technische assistentie aan derde landen;

– verbeterde organisatorisch aanpak binnen de Raad;

– implementatie op nationaal niveau van reeds aangenomen EU-instrumenten.

Nadere informatie volgt in de aanvullende geannoteerde agenda.

6. Ontwerp-conclusies van de Raad over mogelijke samenwerkingsmechanismen inzake wederzijdse informatie-uitwisseling tussen EVDB-missies en Europol

document: 7821/2/08 CATS 25 EUROPOL 36 CIVCOM 148 COWEB 86 REV 2(NL)
status document: niet openbaar  
rechtsgrondslag: niet van toepassing 
instemmingsrecht: niet van toepassing 

Het betreft een initiatief van het voorzitterschap om de samenwerking tussen Europol en civiele missies van het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) te verbeteren door het instellen van betere procedures voor informatie-uitwisseling, dit mede ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit in en vanuit de Westelijke Balkan. De procedures behelzen:

– een administratieve regeling tussen het SG van de Raad en Europol voor de uitwisseling van andere dan persoonsgegevens tussen Europol en civiele EVDB-missies (via het Raadssecretariaat) binnen het kader van hun respectievelijke mandaat en het verzoek aan de lidstaten en het Raadssecretariaat deze regeling zo spoedig mogelijk uit te voeren;

– na te gaan welke mogelijkheden er verder nog zijn wat samenwerkingsprocedures betreft tussen Europol en de relevante civiele EVDB-missies voor de uitwisseling van persoonsgegevens via de nationale Europol-eenheden van de lidstaten;

– mogelijkheden te onderzoeken voor de rechtstreekse uitwisseling van persoonsgegevens en andere dan persoonsgegevens tussen Europol en de relevante civiele EVDB-missies.

Nederland kan instemmen met de voorliggende ontwerp-Raadsconclusies terzake.

7. EU/Passagiersgegevens (PNR) – verslag stand van zaken

document: niet beschikbaar 
rechtsgrondslag: niet van toepassing 
instemmingsrecht: thans niet van toepassing, verslag van de stand van zaken 

Op het niveau van de Raadswerkgroep zijn thans besprekingen gaande over een voorstel voor een kaderbesluit EU/Passagiersgegevens. De lidstaten hebben, evenals Nederland, over het voorstel nog geen definitief standpunt ingenomen.

Het ligt in de bedoeling van het Sloveense voorzitterschap om tijdens deze bijeenkomst van de Raad te rapporteren over de resultaten van de besprekingen over het voorstel. In de aanvullende geannoteerde agenda zal uw Kamer nader worden geïnformeerd.

8. EU-Australië: PNR-Overeenkomst

document: niet beschikbaar 
rechtsgrondslag: artikel 24 en artikel 38 EU-Verdrag  
instemmingsrecht: niet van toepassing 

Het onderhandelingsmandaat, op basis waarvan het Sloveense voorzitterschap en de Europese Commissie, namens de Europese Unie, met Australië onderhandelen is als A-punt aangenomen tijdens de bijeenkomst van de Raad van 28 februari jl.1 De onderhandelingen met Australië over een PNR-overeenkomst zijn begonnen. Het Sloveense voorzitterschap en de Europese Commissie hopen de besprekingen medio juni te kunnen afronden. In de aanvullende geannoteerde agenda zal hierop worden teruggekomen.

9. (Eventueel) Ontwerp-Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 wat betreft het gebruik van het visuminformatiesysteem (VIS) in het kader van de Schengengrenscode

document: nog niet beschikbaar 
rechtsgrondslag: art. 62, punt 2, onder a, EG-Verdrag  
instemmingsrecht: niet van toepassing 

Het voorzitterschap is wellicht voornemens de Ontwerp-Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 wat betreft het gebruik van het visum-informatiesysteem (VIS) in het kader van de Schengengrenscode te bespreken in de Raad. In de aanvullende geannoteerde agenda zal uw Kamer nader worden geïnformeerd of en zo ja welke bepalingen van de ontwerp-verordening zullen worden besproken. Dit is mede afhankelijk van de bespreking in het Strategisch Comité voor immigratie, grenzen en asiel van 20 en 21 mei 2008.

Het voorstel van de Commissie terzake heeft betrekking op de wijzigingen van de Schengengrenscode die nodig zijn voor een efficiënt gebruik van het VIS aan de buitengrenzen. Het doel van dit voorstel is gemeenschappelijke regels vast te stellen voor het verplichte gebruik van het VIS aan de buitengrenzen en zo het geïntegreerd grensbeheer van de Europese Unie verder te ontwikkelen. In artikel 18 van de VIS-verordening is bepaald dat de ambtenaren aan de buitengrenzen het VIS voor verificatie kunnen raadplegen aan de hand van het nummer van de visumsticker en de vingerafdrukken van de visumhouder. Echter, de VIS-verordening bevat geen bepaling die het gebruik van het VIS aan de buitengrenzen verplicht stelt. Dit voorstel is bedoeld om de VIS-verordening aan te vullen met gemeenschappelijke regels om verificatie door raadpleging van het VIS bij binnenkomst verplicht te stellen. Verder wordt voorgesteld om bij uitreis verificatie door raadpleging van het VIS niet verplicht, maar wel mogelijk, te maken. Ook wordt voorgesteld dat het EU-VIS wordt geraadpleegd met het oog op identificatie van personen die mogelijk niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten.

Nederland is voorstander voor een volledig en dus verplicht gebruik van VIS aan de buitengrenzen, met inachtneming van de bestaande uitzonderingen in de huidige wet- en regelgeving.

10. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende strafrechtelijke bescherming van het milieu

document: 9271/08 DROIPEN 44 ENV 282 CODEC 570(EN)
status document: niet openbaar 
rechtsgrondslag: artikel 175, eerste lid EG-Verdrag 
instemmingsrecht: niet van toepassing 

Het voorzitterschap heeft de ontwerp-richtlijn inzake milieubescherming door middel van het strafrecht geagendeerd met het oog op aanvaarding van de geconsolideerde compromistekst. Deze tekst is de uitkomst van onderhandelingen in de informele triloog tussen het voorzitterschap, het Europees Parlement (EP) en de Europese Commissie. Over deze tekst zal het EP in de week van 19–21 mei a.s. stemmen.

Het strekt tot voldoening dat reeds na de eerste lezing overeenstemming zal kunnen worden bereikt over de ontwerp-richtlijn.

Nederland stemt in met deze tekst. Daarin is bepaald dat de verplichting tot strafbaarstelling betrekking heeft op inbreuken op het milieu, voor zover die inbreuken in strijd zijn met relevante communautaire milieuwetgeving, die is opgenomen in een bijlage bij de ontwerp-richtlijn.

Een verplichting tot strafbaarstelling staat niet in de weg aan de inzet van andere effectieve handhavinginstrumenten en doet geen afbreuk aan het opportuniteitsbeginsel. Voor Nederland is het behoud van die instrumentenmix essentieel. Het behoud van deze keuzevrijheid is verankerd in de preambule van de richtlijn.

De gevolgen van de ontwerp-richtlijn voor onze wetgeving zullen beperkt blijven.

11. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake scheepsverontreiniging – stand van zaken

document: 7616/08 DROIPEN 27 MAR 42 ENV 166(NL)
status document: openbaar 
rechtsgrondslag: artikel 80, tweede lid, EG-Verdrag 
instemmingsrecht: niet van toepassing 

Het voorzitterschap heeft dit onderwerp geagendeerd om de Raad te informeren over de stand van zaken in de onderhandelingen over het voorstel tot amendering van de richtlijn inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties voor inbreuken (richtlijn 2005/35).

Het betreffende voorstel voorziet richtlijn 2005/35 van een strafrechtelijk kader voor de bestrijding van scheepsverontreiniging. Oorspronkelijk voorzag het kaderbesluit 2005/667/JBZ tot versterking van het strafrechtelijke kader voor de bestrijding van verontreiniging vanaf schepen in een strafrechtelijk kader, maar dit kaderbesluit is bij uitspraak van het Hof van Justitie van 23 oktober 2007 vernietigd.

Nederland heeft als kust-, haven- en vlaggenstaat nadrukkelijk een belang bij effectieve en uniforme uitvoering en handhaving van maatregelen op het gebied van de bevordering van de maritieme veiligheid en op het gebied van de bescherming van het mariene milieu. Nederland is ermee akkoord gegaan dat ook in EU-verband nadere bindende afspraken worden gemaakt inzake de strafrechtelijke bestrijding van verontreiniging vanaf schepen. Nederland onderschrijft de doelstellingen van het voorstel: het voorzien in een geharmoniseerde strafrechtelijke aanpak van verontreiniging van de zee in een eerste pijler instrument.

Het voorstel van de Commissie blijft binnen de door de uitspraak van het Hof van Justitie van 23 oktober 2007 gestelde marges en past in het regeringsstandpunt ten aanzien van het opnemen van strafrechtelijke bepalingen in de eerste pijler. Nederland acht de spoedige totstandkoming van een nieuwe richtlijn wenselijk. Nederland zal het belang van keuzevrijheid voor de lidstaten bij het inzetten van handhavinginstrumenten benadrukken (behoud instrumentenmix) en bepleiten dat het behoud van deze keuzevrijheid tot uitdrukking wordt gebracht.

Onder het Sloveense voorzitterschap zijn de onderhandelingen begonnen. De verwachting is dat de onderhandelingen vlot zullen verlopen.

12. Voorstel tot wijziging van het Besluit tot oprichting van Eurojust

document: 9114/08 COPEN 88 EUROJUST 43 EJN 36(EN)
status document: niet openbaar 
rechtsgrondslag: artikelen 31, artikel 34 tweede lid, onder c, EU-Verdrag  
instemmingsrecht: van toepassing, thans echter nog geen besluitvorming voorzien over de gehele tekst (enkel bepaalde artikelen) 

De aanpassing van het Eurojustbesluit stond eveneens op de agenda van de JBZ-Raad van 18 april jl.1 De Raad bereikte bij deze gelegenheid een voorlopig akkoord over de artikelen 2 (samenstelling van Eurojust), 7 (taken van Eurojust handelend als College), 9 (nationale leden), 10 (College) en 30 (personeel). Het voorzitterschap wil thans opnieuw een beperkt aantal artikelen ter goedkeuring aan de Raad voorleggen. Het betreft de artikelen 5 bis (coördinatie met oproepdienst), 9 bis – 9 septies (bevoegdheden van de nationale leden), 12 (nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust) en 13 (uitwisseling van informatie met de lidstaten en tussen de nationale leden). Deze artikelen zijn nog onderwerp van ambtelijk overleg in de aanloop tot de JBZ-Raad, zodat op dit moment niet geheel zeker is dat het u als bijlage bij dit agendapunt toegaande document ook de tekst van de bepalingen bevat die aan de komende Raad zal worden voorgelegd. Nederland kan desalniettemin op hoofdlijnen instemmen met de inhoud van de door het voorzitterschap voorgestelde compromistekst voor deze bepalingen, maar daarbij zij wel aangetekend dat Nederland en andere lidstaten bij onderdelen daarvan momenteel nog studievoorbehouden hebben. De onderhandelingen over de overige bepalingen van het ontwerp-besluit zullen de komende maanden worden voortgezet. Het huidige en inkomende voorzitterschap koersen daarbij op besluitvorming over het ontwerp-besluit gedurende de tweede helft van dit jaar. Zoals ik u tijdens het algemeen overleg ter voorbereiding van de vorige bijeenkomst van de Raad op 16 april jl. heb toegezegd, zal ik u nog een afzonderlijke brief sturen met de visie van het Kabinet op de toekomst van Eurojust. Ik ben voornemens u deze brief voor het algemeen overleg van 4 juni a.s. te doen toekomen.

13. Voorstel voor een kaderbesluit betreffende verstekvonnissen

document: niet beschikbaar 
rechtsgrondslag: artikel 31, onder a, artikel 34, tweede lid onder b, EU-Verdrag  
instemmingsrecht: van toepassing; politiek akkoord voorzien 

Tijdens de bijeenkomst van de Raad van 18 april jl. kon nog geen overeenstemming over dit dossier worden bereikt.1

De onderhandelingen over dit kaderbesluit worden thans voortgezet. Inmiddels zijn de kwesties rond Spanje en Portugal opgelost. Deze bleken te berusten op misverstanden. Wat betreft Italië zal de nieuwe Italiaanse regering zich een oordeel over het kaderbesluit moeten vormen. Dat is nog niet gebeurd. In de aanvullende geannoteerde agenda zult u nader over de stand van zaken van de besprekingen worden geïnformeerd.

14. Voorstel voor een verordening betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen

document: niet beschikbaar 
rechtsgrondslag: artikel 65 EG-Verdrag 
instemmingsrecht: in het algemeen van toepassing; thans enkel discussie over politieke richtlijnen 

Het eind 2005 gelanceerde Commissievoorstel strekt ertoe de bestaande regels terzake van de internationale bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake levensonderhoud uit de Verordening (EG) Nr. 44/2001 («Brussel I») te lichten en deze in herziene vorm op te nemen in een afzonderlijke verordening waarin tevens enige voorzieningen worden getroffen met betrekking tot alimentatieprocedures, het op alimentatieverplichtingen toepasselijke recht, de tenuitvoerlegging van alimentatiebeslissingen en de internationale administratieve samenwerking.

Inmiddels is op 23 november 2007 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen een nieuw mondiaal alimentatieverdrag met bijbehorend protocol houdende regeling van het recht toepasselijk op onderhoudsverplichtingen. De EG heeft een groot aandeel gehad in de onderhandelingen over het verdrag en het protocol. Partij worden van de EG bij beide instrumenten wordt wenselijk geacht. De Commissie is voornemens in de nabije toekomst aan de Raad voor te stellen dat zij wordt gemachtigd het verdrag en het Protocol voor de EG te ondertekenen en vervolgens te ratificeren.

Het is de bedoeling dat het verdrag, het protocol en de verordening in onderlinge samenhang zullen worden toegepast. De meerwaarde van de ontwerp-verordening ten opzichte van het verdrag zou onder meer gelegen zijn in de afschaffing, in de betrekkingen tussen EU-lidstaten, van het exequatur (verklaring van uitvoerbaarheid, af te geven door de rechter van de staat van tenuitvoerlegging).

Een belangrijk discussiepunt, dat waarschijnlijk in de Raad ter sprake zal worden gebracht, is of de regels van het Haags Protocol inzake toepasselijk recht in de verordening dienen te worden overgeschreven. Sommige lidstaten stellen zich op het standpunt dat de invoering, EU-breed, van uniforme regels van toepasselijk recht noodzakelijk is om tot afschaffing van het exequatur te komen. Nederland heeft steeds de opvatting verdedigd dat opneming in de verordening niet nodig en niet wenselijk is. De ratificatie van het Protocol door de EG bewerkstelligt immers reeds dat het Protocol gaat behoren tot het Gemeenschapsrecht. Overschrijven van de regels ervan in de verordening draagt het risico in zich dat de bepalingen in de verordening een eigen leven gaan leiden. Voor het onderhandelen over een Protocol is gekozen opdat de EG samen met andere landen partij wordt bij een mondiaal instrument met uniforme regels inzake toepasselijk recht. Het grootste bezwaar tegen opneming van een regeling van het toepasselijke recht in de verordening is, dat deze het voor het Verenigd Koninkrijk onmogelijk zou maken deel te nemen aan de verordening, aangezien de gerechten van die lidstaat in internationaal familierechtelijke aangelegenheden per definitie het eigen recht toepassen. Het Verenigd Koninkrijk stelt prijs op deelname aan de verordening. Nederland kan accepteren dat het Verenigd Koninkrijk als enige lidstaat de regels van het Protocol niet aanvaardt (en dus niet inopteert bij een besluit inzake ondertekening en ratificatie van het Protocol). Nederland wil zich ervoor inzetten dat een oplossing wordt gevonden die het mogelijk maakt dat de verordening ook voor het Verenigd Koninkrijk gaat gelden.

15. Voorstel voor een verordening houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2201/2003 wat de bevoegdheid betreft en tot invoeging van regels inzake toepasselijk recht in huwelijkszaken

document: niet beschikbaar 
rechtsgrondslag: artikel 65 EG-Verdrag 
instemmingsrecht: in het algemeen van toepassing; thans echter alleen discussie over de stand van zaken en in het vervolg te nemen stappen. 

Het Commissievoorstel strekt tot wijziging van de verordening «Brussel IIbis» (Verordening (EG) nr. 2201/2003) voor wat betreft de internationale bevoegdheid van de rechter ter zake van echtscheiding en scheiding van tafel en bed en tot invoeging in die verordening van een hoofdstuk houdende regeling van het recht, toepasselijk op verzoeken tot echtscheiding en scheiding van tafel en bed.

De onderhandelingen over dit voorstel lopen sinds 2006. Sindsdien is overeenstemming bereikt over enige verfijningen in het oorspronkelijke voorstel, dat echter op hoofdlijnen ongewijzigd is gebleven.

Het voorzitterschap beoogt een discussie met betrekking tot de stand van zaken en de in de volgende fase te nemen stappen. Na de Informele Raad in Slovenië van 24–26 januari 2008 is duidelijk geworden dat de Zweedse regering en het Zweedse parlement het voorgestelde hoofdstuk over toepasselijk recht niet aanvaarden, omdat in Zweden onder alle omstandigheden Zweeds recht op een verzoek tot echtscheiding wordt toegepast. Te verwachten is derhalve dat de voor de aanneming van de verordening vereiste unanimiteit niet zal worden bereikt. Het voorzitterschap beraadt zich thans over de vraag of en in hoeverre dit onderwerp zich leent voor nauwere samenwerking op basis van artikel 43 EU-Verdrag (Verdrag van Maastricht). Het is nog onbekend of het een daartoe strekkend voorstel zal doen. Voor een dergelijke stap bestaan geen precedenten.

Nederland heeft geen overwegende bezwaren tegen de voorgestelde wijzigingen in het bevoegdheidsrecht, maar heeft zich van de aanvang af kritisch opgesteld ten aanzien van het voornemen om op Europees niveau uniforme regels ter zake van het toepasselijke recht in echtscheidingszaken in te voeren. De voorgestelde regeling inzake toepasselijk recht is voor Nederland aanvaardbaar voor zover zij voorziet in de mogelijkheid van rechtskeuze. Deze bestaat reeds in het huidige Nederlandse internationaal privaatrecht. Het bezwaar van Nederland is gelegen in het feit dat de regeling, bij gebreke van een rechtskeuze, de toepasselijkheid van het recht van de gewone verblijfplaats van de echtgenoten als uitgangspunt neemt. Aanvaarding van laatstgenoemd uitgangspunt zou een ombuiging meebrengen van de ontwikkeling in de richting van toepassing van het recht van het forum, die in Nederland op dit specifieke terrein al sinds jaren waarneembaar is. Onder omstandigheden zou het in een internationaal geval moeilijker en mogelijk ook duurder worden om in Nederland een echtscheiding te verkrijgen.

Nederland staat niet alleen in zijn kritische opstelling. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om in te opteren. Zweden zal, zoals gezegd, de huidige tekst niet aanvaarden. Denemarken participeert niet in regelingen van burgerlijk recht gebaseerd op Titel IV van het EG-Verdrag. Finland en Tsjechië zien moeilijkheden. Opeenvolgende voorzitterschappen hebben nagelaten gepaste aandacht te geven aan een Frans compromisvoorstel, dat bij gebreke van een rechtskeuze de toepasselijkheid van de lex fori als uitgangspunt neemt.

16. E-justice; stand van zaken en toekomstige werkzaamheden

document: 8955/08 JURINFO 31 JAI 213 JUSTCIV 87 COPEN 82(NL)
status document: niet openbaar 
rechtsgrondslag: niet van toepassing  
instemmingsrecht: niet van toepassing 

De Raad wordt gevraagd kennis te nemen van het derde voortgangsverslag van de werkgroep E-justice. Tijdens het Sloveense voorzitterschap is goede vooruitgang geboekt. Het voortgangsverslag geeft de stand van zaken weer op dit terrein. Belangrijke onderwerpen zijn: het E-Justice portaal, het verbinden van registers, videoconferentie en de financiering van E-Justice. De werkgroep vraagt de Raad zijn werkzaamheden te kunnen vervolgen, met inachtneming van de communicatie over E-Justice van de Europese Commissie, die eind mei is voorzien.

Nederland heeft ook tijdens het Sloveense voorzitterschap een actieve bijdrage geleverd aan het bevorderen van E-Justice. Nederland neemt deel aan het informele portaalteam, bestaande uit de lidstaten die een prototype van het Europese E-Justiceportaal ontwerpen, aan het proefproject voor het netwerk van strafregisters en aan de informele werkgroep videoconferentie. Ook is Nederland toehoorder bij het proefproject van enkele lidstaten ter invoering van een geautomatiseerde procedure voor het Europese betalingsbevel. Door deze actieve opstelling bouwt Nederland mee aan de toekomst van Europa, waarin digitale gegevensuitwisseling en samenwerking op het terrein van het te voeren informatiebeleid steeds belangrijker zullen worden.

17. Externe Betrekkingen JBZ – Verslag door de voorzitter van de Ministersbijeenkomsten met Rusland en de Oekraïne

document: niet beschikbaar 
rechtsgrondslag: niet van toepassing 
instemmingsrecht: niet van toepassing 

De voorzitter zal verslag doen over de uitkomsten van de achtste EU-Rusland Permanente Partnerschapsraad. Besproken zijn onderwerpen als visa, terug- en overname, samenwerking aan de grenzen, cybercrime, samenwerking met Europol, het initiatief tot een regionaal OCTA en justitiële samenwerking.

Voorts zal de voorzitter een terugkoppeling geven van de ministeriële bijeenkomst met de Oekraïne die heeft plaatsgevonden in Kiev op 28 en 29 mei 2008. Tijdens deze vergadering zal onder meer worden gesproken over de implementatie van het gewijzigde Actieplan van de EU en de Oekraïne op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken.

18. Diversen

Er zijn vooralsnog geen onderwerpen voor dit agendapunt aangemeld.

II GEMENGD COMITÉ

1. SIS II a) stand van zaken b) presentatie door de Commissie van het schema m.b.t. SIS II c) (eventueel) Ontwerp-voorstellen voor een Raadsbesluit en Verordening inzake de migratie van SIS II (stand van zaken)

documenten: niet beschikbaar 
rechtsgrondslag: niet van toepassing 
instemmingsrecht: niet van toepassing 

De Commissie zal tijdens deze bijeenkomst van de Raad een nieuwe gedetailleerde planning presenteren voor de totstandkoming van het Schengen Informatiesysteem van de Tweede Generatie (SIS II). Uitgangspunt hierbij is dat SIS II gereed zal zijn in september 2009. Op dit moment wordt nog overleg gevoerd tussen de Commissie en de experts uit de lidstaten over de planning. Inzet van Nederland is dat SIS II zo snel mogelijk operationeel moet zijn maar dat de nieuwe planning wel reëel moet zijn zodat eventuele nieuwe vertraging wordt voorkomen.

In samenspraak met de lidstaten bereidt de Commissie tevens een Raadsbesluit en een verordening voor die nodig zijn om de migratie van het huidige SIS naar SIS II mogelijk te maken. Beide voorstellen worden op dit moment nog besproken in de werkgroep. Het is op dit moment dan ook nog niet duidelijk of deze voorstellen worden voorgelegd aan de Raad in juni. In de aanvullende geannoteerde agenda zult u mogelijk hierover nader worden geïnformeerd.

2. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven

Zie onder agendapunt B2.

3. (Eventueel) Ontwerp-verordening tot wijziging van de gemeenschappelijke Consulaire Instructies m.b.t. visa voor diplomatieke en consulaire posten in relatie tot de introductie van biometrie met inbegrip van bepalingen over de organisatie van de inontvangstneming en de behandeling van visumaanvragen

document: niet beschikbaar 
rechtsgrondslag: artikel 62, lid 2 onder b ii van het EG-verdrag  
instemmingsrecht: niet van toepassing 

In het Haags Programma is opgenomen dat de Europese Raad de Commissie verzoekt een voorstel betreffende de oprichting van gemeenschappelijke aanvraagcentra in te dienen en zich daarbij onder meer te richten op mogelijke synergieën die verband houden met de ontwikkeling van het Europese Visum Informatie Systeem (VIS).

Het op 31 mei 2006 door de Europese Commissie openbaar gemaakte voorstel van deze ontwerp-verordening voorziet in het bovenstaande. Het biedt zowel de rechtsgrond, noodzakelijk voor de implementatie van het VIS, voor de verplichte afname van biometrische kenmerken (gezicht- en vingerafdrukken) van visumaanvragers en biedt een rechtskader voor de manier waarop de lidstaten hun consulaire posten organiseren met het oog op de toepassing van het VIS.

Tijdens de bijeenkomst van de Raad van 12 en 13 juni 2006 is een politiek akkoord bereikt ten aanzien van de tekst van de ontwerp-verordening VIS.1

Het voorzitterschap heeft aangegeven op basis van de uitkomsten van de bespreking in het Strategisch Comité voor immigratie, grenzen en asiel van 20 en 21 mei 2008 te beslissen of en zo ja welke bepalingen van deze ontwerp-verordening zullen worden besproken in de Raad. In de aanvullende geannoteerde agenda zal uw Kamer nader worden geïnformeerd.

4. (Eventueel). Ontwerp-Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 wat betreft het gebruik van het visuminformatiesysteem (VIS) in het kader van de Schengengrenscode

Zie onder agendapunt B9.


XNoot
1

De beschikbare documenten met als status «openbaar» en «gedeeltelijk openbaar» zijn ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer. De documenten met als status «niet openbaar» zijn ter inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer. De «restreint» documenten onder agendapunten 2b, 2f en 2g met als status «niet openbaar» zijn ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

http://www.consilium.europa.eu/cms3_fo/showPage.asp?id=549&lang=nl&mode=g

XNoot
1

Zie voor de aanvullende geannoteerde agenda van deze Raad, 23 490, nr. 498.

XNoot
1

Zie voor de (aanvullende) geannoteerde agenda, 23 490 nrs. 497 en 498.

XNoot
1

Trb. 199, 299.

XNoot
1

Rijkswet van 16 februari 2006, Stb. 122, en Uitvoeringswet internationale kinderbescherming van 16 februari 2006, Stb. 123.

XNoot
2

Verordening (EG) nr. 2202/2003.

XNoot
3

PB C 53, 3 maart 2005.

XNoot
1

Zie voor het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, brief nr. 5546162/08 DEIA d.d. 21 mei 2008.

XNoot
2

Zie voor het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, brief 5546162/08/DEIA d.d. 21 mei 2008.

XNoot
1

Zie voor de (aanvullende) geannoteerde agenda en het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, 23 490 nrs. 479, 481 en 484.

XNoot
1

Zie voor de (aanvullende) geannoteerde agenda en het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, 23 490 nrs. 490, 491 en 495.

XNoot
1

Zie voor de (aanvullende) geannoteerde agenda en het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, 23 490, nrs. 497, 498 en briefnr. 5546162/08/DEIA d.d. 21 mei 2008.

XNoot
1

Zie voor de (aanvullende) geannoteerde agenda en het verslag van deze bijeenkomst van de de Raad, 23 490 nrs. 497, 498 en briefnr. 5546162/08/DEIA d.d. 21 mei 2008.

XNoot
1

Zie het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, 23 490, nr. 461.

Naar boven