De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal aanvullende vragen voorgelegd
aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 20 december 2013 houdende
het verslag van het bezoek van de Minister-President, Minister van Buitenlandse Zaken
en Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan de Palestijnse
Gebieden en Israël d.d. 7-9 december 2013 (Kamerstuk 23 432, nr. 357).
De Minister heeft deze aanvullende vragen beantwoord bij brief van 11 februari 2014.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Eijsink
De griffier van de commissie, Van Toor
Vraag 1
Kunt u aangeven waarom het grootste pensioenfonds van Nederland, het ABP, klaarblijkelijk
geen aanleiding ziet om zich, zoals PGGM, (gedeeltelijk) terug te trekken uit Israël?
Antwoord
Pensioenfondsen zijn zelf verantwoordelijk voor hun beleggingsbeleid. Graag verwijst
het Kabinet u door naar het ABP voor vragen over hun beleggingsbeleid.
Vraag 2
Kunt u aangeven of er contact is geweest tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken
en het ABP over deze kwestie? Zo ja, kunt u de aard van dit gesprek kenbaar maken?
Antwoord
Er is geen contact geweest tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het ABP
over deze kwestie, anders dan dat het ABP het ministerie een kopie van het persbericht
over deze kwestie heeft gestuurd.
Vraag 3, 4 en 5
Hoe weegt u het feit dat Vitens haar besluit om de intentieovereenkomst met Mekorot
te verbreken direct koppelt aan het besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking om haar bezoek aan het Israëlisch waterbedrijf Mekorot
te verbreken (zie brief Vitens, beëindigen samenwerkingsrelatie, 7 januari 2014)?
Kunt u aangeven of u nog altijd achter uw uitspraken staat dat het ontmoedigingsbeleid
niet van toepassing is op Vitens, terwijl Vitens aangeeft dat juist Buitenlandse Zaken
op maandagmiddag 9 december 2013 het tegendeel heeft beweerd? Erkent u dat er op deze
wijze klaarblijkelijk toch licht zit tussen uw verklaring en de verklaring van Vitens?
Kunt u aangeven of het afzeggen van het bezoek van de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking aan Mekorot met u is afgestemd?
Antwoord op vragen 3, 4 en 5
Graag verwijst het Kabinet u naar de beantwoording van de schriftelijke vragen van
uw Kamer over het verslag van het bezoek van de Minister-president, Minister van Buitenlandse
Zaken en Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan de Palestijnse
Gebieden en Israël d.d. 7-9 december 2013 met Kamerstuk 23 432, nr. 357, waarin op deze kwestie wordt ingegaan.
Vraag 6
In hoeverre is er sprake van een grijs gebied binnen het ontmoedigingsbeleid, wanneer
projecten primair het belang dienen van inwoners van de Palestijnse gebieden, maar
daarbij niet uitgesloten kan worden dat ook inwoners van de nederzettingen daarbij
profiteren?
Antwoord
Het kabinet is voorstander van projecten die erop gericht zijn de situatie van de
Palestijnse bevolking te verbeteren. In gevallen waarin op voorhand niet duidelijk
is of een activiteit ten gunste komt van nederzettingen raadt het kabinet bedrijven
aan het gesprek aan te gaan met het desbetreffende Israëlische bedrijf.
Vraag 7
Wat vindt u van het besluit van Vitens om tevens ook de intentie tot samenwerking
met de Palestijnse Water Autoriteit «on hold» te zetten en deze opnieuw te evalueren?
In hoeverre zal Buitenlandse Zaken hierbij betrokken zijn? Wat zal hierbij uw inzet
zijn?
Antwoord
Het betreft hier een eigenstandig besluit van Vitens.
Vraag 8
Bent u van mening dat de besluiten van Vitens, PGGM en Royal Haskoning de relatie
tussen Nederland en Israël hebben beïnvloed? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord
Het kabinet en de Israëlische regering verschillen van mening over de nederzettingen
en wisselen hierover geregeld van gedachten. Dit doet niets af aan de uitstekende
bilaterale betrekkingen tussen Nederland en Israël.