nr. 195
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 oktober 2008
Tijdens de Regeling van Werkzaamheden d.d. 21 oktober 2008 heeft
lid Arib (PvdA) mij, mede namens lid Schermers (CDA), verzocht via een brief
antwoord te geven op drie vragen. In deze brief voldoe ik aan dat verzoek.
Klopt het dat bij het tot stand komen van het advies van
de Gezondheidsraad op het vaccin tegen baarmoederhalskanker mensen betrokken
waren die banden hebben met de farmaceutische industrie?
Om tot de best mogelijke advisering te komen zijn in de HPV-vaccinatie-commissie
van de Gezondheidsraad – op een totaal van twintig bij de commissie
betrokken personen vanuit diverse disciplines – vier experts opgenomen
die onder meer door fabrikanten gefinancierd onderzoek uitvoer(d)en. Deze
wetenschappers hadden de status van niet-stemhebbend commissie-adviseur. Ten
aanzien van deelname aan een commissie van de Gezondheidsraad stelt de Raad
als algemene eis: «volstrekte transparantie naar de voorzitter van de
Raad en naar de commissieleden onderling, en boven alle twijfel verheven integriteit.
De voorzitter van de Gezondheidsraad, die alle belangenverklaringen beoordeelt,
ziet hierop toe en kan hiertoe aanvullende informatie inwinnen».
In de brief die de Voorzitter van de Gezondheidsraad mij stuurde op 21 oktober
jl.1 gaat hij in op het belang om de beste experts
aan te stellen in de commissies van de Gezondheidsraad ten behoeve van optimale
advisering. Ook gaat hij in op het belang van onafhankelijkheid van de advisering.
Vooraanstaande onderzoeksgroepen, waarvan deze experts deel uitmaken, ontvangen
bijna zonder uitzondering ook financiering uit de derde en vierde geldstroom.
Het kan dan voorkomen dat ook onderzoek wordt verricht dat gerelateerd is
aan de te beantwoorden adviesaanvraag maar dat door niet-onafhankelijke partijen
wordt gefinancierd. «Er zijn terreinen waarop publieke onderzoeksfinanciering
niet of nauwelijks aan de orde is maar waar topresearch beslissend dient te
zijn». zo stelt de voorzitter in zijn brief. Hij vervolgt: «Het
zou voor de kwaliteit vande advisering ten behoeve van de publieke
zaak onverstandig zijn de desbetreffende topwetenschappers (...) buiten het
domein van wetenschappelijke advisering te plaatsen».
Ik onderschrijf dit standpunt gelet op de extra waarborgen die hij aangeeft
ten aanzien van de onafhankelijkheid.
Is er sprake van een mogelijke beïnvloeding van het
advies van de Gezondheidsraad inzake het vaccin door de farmaceutische industrie?
Om de onafhankelijkheid van de adviezen te waarborgen hanteert de Gezondheidsraad
een procedure die op bovengenoemde waarborgen is toegesneden. De Voorzitter
gaat daar in zijn brief uitgebreid op in. De procedure is in het geval van
de advisering over het al dan niet opnemen van HPV-vaccinatie in het Rijksvaccinatieprogramma
zorgvuldig toegepast.
Wat gaat de minister doen om de onrust weg te nemen die
nu naar aanleiding van al die berichten is ontstaan?
De HPV vaccins zijn in een centrale procedure voor Europa als geneesmiddel
geregistreerd door de European Medicines Agency (EMEA). De EMEA besluit op
grond van het ingediende registratiedossier (waar klinisch onderzoek onderdeel
van uitmaakt) of de balans tussen werkzaamheid en schadelijkheid (bijwerkingen)
positief is en het geneesmiddel kan worden geregistreerd. In het geval van
de HPV vaccins is deze balans positief gebleken en zijn beide vaccins in Europa
geregistreerd. Ouders die hun kinderen hebben gevaccineerd hoeven zich over
de veiligheid van de vaccins geen zorgen te maken.
Om de eventuele onduidelijkheid weg te nemen ten aanzien van de waarborgen
voor de onafhankelijkheid van het advies heeft de Voorzitter van de Gezondheidsraad
kort na de berichtgeving op de website duidelijk gemaakt welke procedures
van de Raad de onafhankelijkheid van zijn adviezen garanderen. Op 21 oktober
jl. heeft de Voorzitter mij de eerder genoemde brief doen toekomen waarin
dieper wordt ingegaan op de procedures en op de manier waarop deze zijn toegepast
in de situatie van de HPV-advisering. Deze berichten geven mij geen aanleiding
te twijfelen aan de onafhankelijkheid van de advisering van de Gezondheidsraad.
Ik zie derhalve geen reden terug te komen op mijn brieven van 8 juli
jl.1 en 15 oktober jl.2 aan uw Kamer.
De bezoeken van de Inspectie voor de Gezondheidszorg bij de twee fabrikanten
van HPV vaccins zijn afgelegd in het kader van een onderzoek naar de mogelijke
overtreding van hoofdstuk 9 van de Geneesmiddelenwet. Meer specifiek betreft
het de passages over het verbod op publieksreclame voor geneesmiddelen. De
Inspectie verwacht de resultaten van dit onderzoek over 6 maanden te rapporteren.
Ik zal u te zijner tijd mijn reactie geven op de resultaten.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink