Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 januari 2018
Hierbij zend ik u de reactie op het verzoek van de commissie Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap naar aanleiding van een bericht van het Dagblad van het Noorden d.d. 23 november
jl. inzake «de benoeming van een Chinese partijsecretaris in bestuur van de voorgenomen
RUG-campus Yantai».
In dit bericht wordt beschreven dat de Chinese overheid voornemens is om een functionaris
van de Communistische Partij aan te stellen bij universiteiten van buitenlandse partners
in China. Deze beleidswijziging zou bedoeld zijn om meer grip op het onderwijs te
krijgen. Het artikel stelt dat de voorzitter van het College van Bestuur van de RUG,
de heer Poppema, voornemens is om de president van de vestiging in China als de bedoelde
functionaris te beschouwen, maar om daarnaast een door Groningen aan te stellen vice-chancellor
te benoemen die verantwoordelijk zal zijn voor de inhoud van de opleidingen.
Ik ben van mening dat de academische vrijheid, ook aan een Nederlandse opleiding in
het buitenland, nooit ter discussie mag staan. Academische vrijheid is een essentiële
pijler van het Nederlandse hoger onderwijs. Docenten, studenten en onderzoekers dienen
de vrijheid te hebben bij het geven of ontvangen van onderwijs hun eigen wetenschappelijke
inzichten te volgen en daarbij niet afhankelijk te zijn van politieke, filosofische
of wetenschapstheoretische opvattingen. Ik gaf dit ook aan in reactie op vragen van
uw Kamer over de AMvB die ziet op het verzorgen van opleidingen in het buitenland
(Kamerstuk 22 452, nr. 57). De signalen uit het artikel van het Dagblad van het Noorden waaraan in uw brief
wordt gerefereerd, vind ik zorgwekkend. Mijn zorgen hierover zijn in een gesprek ook
overgebracht aan de RUG.
Een Nederlandse instelling zal aan mij toestemming moeten vragen alvorens zij een
opleiding in het buitenland mag verzorgen. Voordat een aanvraag in behandeling genomen
wordt, moet er instemming zijn van de universiteitsraad of de betrokken medezeggenschapsraad
van een bekostigde instelling.
Aan de toestemming is voorts een groot aantal eisen verbonden. Eén van de onderwerpen
die onderdeel is van beoordeling is de academische vrijheid. Gezien het belang dat
ik hecht aan de academische vrijheid, zal ik daar bij de beoordeling van een aanvraag
niet lichtvoetig mee omgaan. Ook wanneer toestemming eenmaal verleend is, blijft het
niet in acht nemen van de academische vrijheid een grond om de toestemming weer in
te trekken.
Aanvragen voor het verzorgen van opleidingen in het buitenland, kunnen door instellingen
worden ingediend vanaf het moment dat de wet- en regelgeving die dit mogelijk maakt
is afgerond. Dat zal naar verwachting in het voorjaar van 2018 zijn. Dan kan ook de
RUG een aanvraag indienen. Op dat moment zal ik bezien op welke wijze de RUG invulling
geeft aan de maatregelen om de academische vrijheid te waarborgen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven