22 452 Internationalisering van het onderwijs

Nr. 51 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 februari 2017

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van OCW en de Staatssecretaris van VWS, de tussentijdse evaluatie van Erasmus+ aan1. Erasmus+ is het Europese subsidieprogramma voor onderwijs, jeugd en sport. Het programma Erasmus+ heeft een looptijd van 2014 tot en met 2020. De looptijd van Erasmus+ is gelijk aan de looptijd van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) van de Europese Unie. Het totale budget voor Erasmus+ is € 14,7 miljard.

De Europese Commissie heeft Nederland gevraagd een nationaal rapport aan te leveren over de implementatie en impact van Erasmus+ in Nederland tot nu toe, ten behoeve van de Mid Term Review van Erasmus+ in de gehele Europese Unie.

Het Ministerie van OCW heeft deze opdracht, mede namens het Ministerie van VWS uitgezet bij het bureau Ecorys. Ecorys heeft het rapport op 10 februari jl. opgeleverd. Hieronder ga ik in op de belangrijkste bevindingen van Ecorys en op het vervolgproces.

Bevindingen2

Ecorys heeft de tussentijdse evaluatie uitgevoerd langs de lijnen zoals die zijn aangegeven door de Europese Commissie. Daarnaast heeft Ecorys op verzoek van Nederland een aantal specifieke onderzoeksvragen beantwoord.

De belangrijkste conclusie is dat Erasmus+ zeer relevant is en dat Nederland dit programma volop benut. Erasmus+ biedt de Nederlandse onderwijs- en jeugdsector veel mogelijkheden voor onder andere studentenmobiliteit, professionalisering van docenten, virtuele communicatie tussen leerlingen en versterking van de kwaliteit van jeugd- en jongerenwerk. De kwaliteit van de projectaanvragen is over het algemeen hoog. Het aantal kwalitatieve goede projecten is in de afgelopen jaren flink gestegen en overstijgt inmiddels zelfs het beschikbare budget. De resultaten van de projecten zijn ook positief. Veel deelnemers vinden de projecten nuttig vanwege de kennis die zij hebben opgedaan over hun studie, hun verbeterde talenkennis en hun persoonlijke ontwikkeling. Ook scholen, universiteiten en jeugd- en jongerenorganisaties hebben profijt van Erasmus+. Het programma draagt bij aan kwaliteit en innovatie en aan de internationale oriëntatie binnen onderwijsinstellingen en jeugd- en jongerenorganisaties.

Tegelijkertijd constateert Ecorys dat Erasmus+ nog niet alle potentiële deelnemers goed bereikt. Het programma is vooral bekend onder hoger opgeleide jongeren. Scholen voor primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs zijn nog minder bekend met de mogelijkheden die Erasmus+ biedt. Dit geldt ook voor (organisaties die werken met) jongeren met minder kansen. Hier zijn echter gaandeweg het programma wel verbeteringen zichtbaar. Hier komt bij dat kleinere organisaties of organisaties die voor het eerst een aanvraag indienen veel moeite hebben met de zware administratieve procedures.

Naar aanleiding van de toezegging aan het lid Straus tijdens het Algemeen Overleg inzake de OJCS-raad op 17 februari 2016 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 261) heb ik Ecorys verzocht specifiek in te gaan op eventuele belemmeringen voor studenten in de grensregio’s, die in Nederland wonen en over de grens studeren of stage lopen. Ecorys constateert dat de eisen die Erasmus+ stelt niet als een grote belemmering worden ervaren voor het studeren of stage lopen over de grens. Ecorys wijst op andere factoren die een grotere rol spelen, zoals onvoldoende bekendheid met de kwaliteit van onderwijsinstellingen over de grens en gebrek aan grensoverschrijdend openbaar vervoer. Ecorys verwacht daarom dat een eventuele aanpassing van de eisen slechts in beperkte mate zal bijdragen aan het verhogen van de mobiliteit in de grensregio’s.

Vervolgproces

Zoals hierboven vermeld is de Nederlandse tussentijdse evaluatie onderdeel van de overkoepelende Europese Midterm Review van Erasmus+. Ik zal bijgevoegd rapport daarom binnenkort aan de Europese Commissie aanbieden.

Daarbij zal ik benadrukken dat Erasmus+ een essentieel instrument is voor internationalisering van het Nederlandse onderwijs en jeugd- en jongerenwerk. Ik beschouw internationalisering niet als een doel op zich, maar als een middel tot vorming van sociaal vaardige, ondernemende en mobiele burgers. Ik verwijs in dit kader ook naar «De wereld in: Visiebrief internationale dimensie van ho en mbo» (Kamerstuk 22 452, nr. 41) en de brief die u zult ontvangen van de Minister en de Staatssecretaris van OCW naar aanleiding van het advies van de Onderwijsraad «Internationaliseren met ambitie». Ik vind het zeer belangrijk dat zo veel mogelijk Nederlandse instellingen, jongeren en volwassenen hier optimaal in kunnen deelnemen en van kunnen profiteren. Ik zal daarom bij de Europese Commissie ook pleiten voor voortzetting van dit programma, ook in het Meerjarig Financieel Kader vanaf 2021.

Ik zal ook de aandachtspunten die blijken uit de tussentijdse evaluatie duidelijk onder de aandacht van de Europese Commissie brengen zodat deze kunnen worden meegenomen in de overkoepelende Mid Term Review van Erasmus+ en in de vervolgstappen die de Europese Commissie in dit kader zal ondernemen.

Ik zal ten slotte, samen met de Staatssecretaris van OCW en de Staatssecretaris van VWS, op basis van de aanbevelingen uit de tussentijdse evaluatie nagaan hoe we Erasmus+ in Nederland nog beter kunnen benutten. Ik heb hier een aftrap voor gegeven tijdens een informele bijeenkomst met deelnemers uit alle sectoren uit het onderwijs en het jeugd- en jongerenwerk in het kader van «30 jaar Erasmus+» op 1 februari jl.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

De tussentijdse evaluatie beperkt zich tot de decentrale acties (de acties die worden gesubsidieerd via de Nationale Agentschappen Erasmus+). De sector sport kent geen decentrale acties en valt daarom buiten het bereik van deze evaluatie.

Naar boven