Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 22112 nr. 3487 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 22112 nr. 3487 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 september 2022
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Raadsaanbeveling trajecten naar succes op school (Kamerstuk 22 112, nr. 3486)
Fiche: Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen
Fiche: Mededeling Internationale Oceaangovernance (Kamerstuk 22 112, nr. 3488)
Fiche: Mededeling over handel en duurzame ontwikkeling in handelsakkoorden (Kamerstuk 22 112, nr. 3489)
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
a) Titel voorstel
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wet ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen.
b) Datum ontvangst Commissiedocument
19 juli 2022
c) Nr. Commissiedocument
COM (2022) 349
d) EUR-Lex
https://eur-lex.Europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52022PC0349&qid=1659000369286
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld.
f) Behandelingstraject Raad
Raad Buitenlandse Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Defensie
h) Rechtsbasis
Art. 173(3) Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
In het licht van de Russische inval in Oekraïne onderstreepten de staatshoofden en regeringsleiders tijdens de Versailles-top d.d. 10–11 maart 2022 nogmaals dat Europa meer verantwoordelijkheid moet nemen voor de eigen veiligheid. Lidstaten spraken onder andere af meer te investeren in defensie, gezamenlijk capaciteiten aan te schaffen en de Europese defensie-industrie te versterken. In opdracht van de Europese Raad publiceerden de Europese Commissie (hierna: Commissie) en de Hoge Vertegenwoordiger van de EU (HV) op 18 mei 2022 hun Gezamenlijke mededeling over de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers.1 Daarin zijn ideeën gelanceerd o.a. gericht op het aantrekkelijker en makkelijker maken van samenwerking tussen de lidstaten bij het gezamenlijk ontwikkelen en/of aankopen van defensiematerieel en op het versterken van de Europese Defensie Technologische en Industriële Basis (EDTIB).
Het onderhavige voorstel voor een verordening tot de versterking van de Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen is een uitwerking van één van de aangekondigde voorstellen. De Commissie stelt met deze verordening voor een instrument voor de korte termijn op te richten om gezamenlijke aanschaf te bevorderen via financiële prikkels (vanaf hier «het instrument»). De essentie van het voorstel is dat lidstaten financiering kunnen ontvangen vanuit de EU-begroting indien met minimaal drie lidstaten wordt samengewerkt om via gezamenlijke aanschaf de meest urgente en kritieke tekortkomingen weg te nemen. Het instrument is onderdeel van een groter geheel van bestaande en toekomstige maatregelen van de Commissie om gezamenlijke aanschaf van defensiecapaciteiten te bevorderen. Met het instrument kan mede invulling worden gegeven aan het werk dat nu door de Defence Joint Procurement Task Force wordt gedaan: deze brengt samenwerkingsmogelijkheden voor gezamenlijke aanschaf op de korte termijn in kaart.
De specifieke doelstellingen van het instrument zijn het stimuleren van samenwerking tussen de lidstaten, dat een positief effect heeft op het vermogen om gezamenlijk op te treden, verdringingseffecten op de markt en fragmentatie beperkt, en leidt tot efficiëntere besteding van defensiebudgetten. Daarnaast is het gericht op het verbeteren van het concurrentievermogen en de efficiëntie van de Europese Defensie Technologische en Industriële Basis (EDTIB), waaronder het uitbreiden van de productiecapaciteit zodat deze kan voorzien in de meest urgente en kritieke tekortkomingen mede als gevolg van de oorlog in Oekraïne.
Voor het instrument wordt vanuit de EU-begroting een totaalbudget van € 500 mln. voorgesteld voor een periode van twee jaar, van de vaststelling van de verordening tot en met 31 december 2024. Het instrument staat open voor EU-lidstaten en geassocieerde landen. Geassocieerde landen zijn landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER).2 Voor betrokken industrie is het uitgangspunt dat deze gevestigd moet zijn in de EU alsook hun uitvoerende bestuursstructuren in de Unie moeten hebben. Ook mogen deze entiteiten niet onder controle staan van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land. Wel is er een uitzondering opgenomen voor de betrokkenheid van entiteiten die gevestigd zijn in de Unie, maar onder controle staan van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land. Deze entiteiten mogen deelnemen indien de lidstaat of het geassocieerd land waarin de entiteit is gevestigd bepaalde garanties van de entiteit goedkeurt. De garanties moeten borgen dat de betrokkenheid van de entiteit niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie. Dit is in lijn met de bestaande regels omtrent entiteiten en betrokken landen in het Europees Defensiefonds (EDF).
In de voorgestelde verordening zijn de voorwaarden beschreven om aanspraak te kunnen maken op financiering vanuit het instrument. Zo dient een consortium uit ten minste drie lidstaten te bestaan, en moet er sprake zijn van een nieuw samenwerkingsverband of een uitbreiding van een bestaand samenwerkingsverband naar nieuwe lidstaten of geassocieerde landen. Projecten die in aanmerking kunnen komen voor financiering zijn gericht op gezamenlijke aanschaf van materieel om de meest urgente en kritieke tekortkomingen weg te nemen. Consortia dienen een zogenoemde «procurement agent» aan te stellen die namens het consortium de gezamenlijke aanschaf zal uitvoeren. Dit zijn aanbestedende diensten die zijn gevestigd in de lidstaten of een geassocieerd land, inclusief organen van de EU of internationale organisaties. Inkooppunten van het Ministerie van Defensie vallen hier ook onder. Het instrument kan geen acties financieren die ingaan tegen toepasselijk internationaal recht of aanschaf betreffen van dodelijke autonome wapens zonder de mogelijkheid van betekenisvolle menselijke controle.
Voor de implementatie van het instrument wordt gebruik gemaakt van één werkprogramma voor de gehele periode. De Commissie stelt het werkprogramma op en wordt daarbij bijgestaan door een programma comité waarin experts uit de lidstaten zijn vertegenwoordigd. Het comité keurt het werkprogramma uiteindelijk goed. In het werkprogramma worden de financieringsprioriteiten, minimale financiële omvang van de actie en de hoogte van de financiële steun voor een actie vastgesteld. De financiering wordt niet direct gelinkt aan de kosten van een actie, maar kan worden gekoppeld aan het behalen van bepaalde mijlpalen gelinkt aan het proces van gezamenlijke aanschaf. De mijlpalen worden uitgewerkt in het werkprogramma.
Voorstellen worden beoordeeld op zeven toekenningscriteria. Ten eerste de bijdrage van de actie aan het versterken van de EDTIB; ten tweede de bijdrage aan concurrentievermogen van de industrie; ten derde de bijdrage aan de versterking van samenwerking tussen de lidstaten en de interoperabiliteit van de producten; ten vierde het aantal lidstaten of geassocieerde landen dat betrokken is bij een actie; ten vijfde de geschatte omvang van de gezamenlijke aanschaf en een verklaring van de betrokken landen dat zij het product gezamenlijk zullen gebruiken, opslaan, bezitten of onderhouden; ten zesde de mate waarin financiële steun van de EU bijdraagt aan het wegnemen van belemmeringen voor samenwerking; en tot slot de kwaliteit en efficiëntie van de plannen voor de actie.
Niet opgesteld.
Het voorstel sluit aan bij het Nederlandse beleid zoals uiteen gezet in de Defensienota, de visie en uitvoeringsagenda voor strategisch en groen industriebeleid3 en het BNC-fiche inzake de gezamenlijke mededeling over de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers4. De essentie van de Nederlandse positie is in lijn met dat BNC-fiche.
De terugkeer van oorlog in Europa door de Russische invasie van Oekraïne heeft een grote impact op de veiligheid op ons continent. Europese landen moeten in staat zijn zichzelf en hun belangen beter te kunnen verdedigen. Het kabinet onderstreept dan ook de noodzaak en de urgentie van een versterkt Gemeenschappelijk Veiligheid en Defensiebeleid (GVDB) van de EU. Een zelfredzamer Europa, met meer militaire capaciteiten van Europese landen, draagt bij aan de versterking van de NAVO en de EU.
Het kabinet is voorstander van nadere Europese samenwerking, zowel op het gebied van capaciteitsontwikkeling en aanschaf van defensiematerieel, als op oefeningen en missies en operaties. Alleen door samen te werken kan Europa meer verantwoordelijkheid nemen voor de eigen veiligheid. Het geheel is meer dan de som der delen.5
Defensie werkt van oudsher al veel samen met bondgenoten en partners, multilateraal en bilateraal, in allianties en gelegenheidscoalities. Het kabinet wil in de komende jaren deze samenwerking verdiepen en verbreden. Door hetzelfde materieel te kopen, en waar mogelijk gebruik te maken van multilaterale organisaties zoals het Europees Defensie Agentschap, worden stappen gezet op het gebied van interoperabiliteit, uitwisselbaarheid en standaardisatie, waardoor Europese landen beter kunnen samenwerken. Zonder daarbij af te doen aan het streven naar interoperabiliteit binnen het NAVO-bondgenootschap. Ook kunnen potentieel economische schaalvoordelen worden bereikt en kan geld worden bespaard.
Een vitale Nederlandse defensiesector is nodig om onze nationale veiligheid te kunnen beschermen en een bijdrage te kunnen leveren aan de Europese veiligheid. In de Defensie Industrie Strategie (DIS) staat beschreven op welke kennisgebieden, technologiegebieden en industriële capaciteiten Nederland een stabiele basis moet hebben om dit te bereiken. De innovatieve en competitieve Nederlandse Defensie Industriële en Technologische Basis kan een waardevolle bijdrage leveren aan de versterking van de EDTIB. Om deze bijdrage te kunnen leveren is het essentieel dat het speelveld op de Europese defensiemarkt gelijker wordt en Nederlandse bedrijven, waaronder het midden- en kleinbedrijf, toegang krijgen tot toeleveringsketens van Europese defensiebedrijven.
Het kabinet verwelkomt het voorstel van de Commissie om een financiële prikkel te creëren om gezamenlijk aanschaf van defensiematerieel door de lidstaten aantrekkelijker te maken en te bevorderen. Een financiële prikkel kan er toe leiden dat lidstaten eerder geneigd zijn om samenwerking op te zoeken. Door hetzelfde materieel aan te schaffen kunnen we beter gezamenlijk optreden; dit vergroot de militaire slagkracht. Ook kunnen door samenwerking prijsopdrijvingen worden beperkt en schaalvoordelen optreden. Daarnaast geldt voor vrijwel alle EU-lidstaten de noodzaak om de voorraden aan te vullen die zijn verminderd als gevolg van de wapenleveranties aan Oekraïne. Het kabinet acht het van belang dat dit waar mogelijk en nuttig gezamenlijk gebeurt. Het instrument kan hier een bijdrage aan leveren. Tot slot onderschrijft het kabinet de doelstelling van het instrument om de EDTIB te versterken, mede in termen van productiecapaciteit. Door de EDTIB te versterken, wordt Europa minder afhankelijk van andere landen en is het in staat meer verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen veiligheid.
Nederland werkt al relatief veel samen met omringende lidstaten en streeft ernaar dit in de komende jaren te intensiveren. Ook op korte termijn heeft Nederland interesse om de geslonken voorraden onder meer als gevolg van de oorlog in Oekraïne waar mogelijk, nuttig en in ons belang door middel van gezamenlijke aanschaf aan te vullen. Het instrument kan daarbij een aanjagende functie hebben. Het kabinet ziet er meerwaarde in als door de Task Force in kaart gebrachte samenwerkingsmogelijkheden vervolgens via het instrument gedeeltelijk gefinancierd kunnen worden. Gezien de omvang van het instrument steunt het kabinet de inzet van het instrument om prioriteit te geven aan op het wegwerken van de meest urgente en kritieke tekortkomingen.
Het uitgangspunt van het kabinet in het onderhandelingstraject tot de vaststelling van de verordening is dat de procedures pragmatisch en zo eenvoudig mogelijk moeten blijven. Indien bij gezamenlijke aanschaf gebruik wordt gemaakt van het instrument mag dit geen significante stijging van de administratieve lasten tot gevolg hebben. Ook acht het kabinet het van belang dat alle lidstaten voldoende aanspraak kunnen maken op het instrument en de prioriteiten in het op te stellen werkprogramma zoveel mogelijk gebaseerd worden op geïdentificeerde behoeftes van lidstaten voor de korte en middellange termijn. Het kabinet staat in beginsel positief tegenover de voorgestelde toekenningscriteria. Hierin komen relevante elementen terug zoals het versterken van de EDTIB, het aanjagen van samenwerking tussen lidstaten en het ambitieniveau van de projecten. Het kabinet verwelkomt dat de mate waarin een actie bijdraagt aan het wegnemen van de meest urgente en kritieke tekortkomingen is opgenomen in de toelaatbaarheidscriteria, waardoor alle projecten hieraan moeten voldoen.
Een open en competitieve Europese defensiemarkt versterkt het concurrentievermogen en de innovatiekracht van de EDTIB. Een sterke EDTIB is dus gebaat bij een gelijker speelveld waarbij toeleveranciers uit de hele EU kunnen toetreden tot de toeleveringsketens van Europese producenten van defensieplatformen en -systemen. Het kabinet benadrukt dat dit een belangrijk uitgangspunt is bij het voorkomen van verdere fragmentatie van de Europese defensiemarkt. Het kabinet zal er daarom voor waken dat het instrument alleen in het voordeel werkt van de grote EU-lidstaten die beschikken over Original Equipment Manufacturers (OEMs) met gesloten nationale toeleveringsketens. Om bij te dragen aan een vitale defensiesector die in de nationale veiligheid kan voorzien en een waardevolle bijdrage kan leveren aan de Europese veiligheid, zal Nederland sturen op de betrokkenheid van de Nederlandse industrie bij door het instrument ondersteunde gezamenlijke aanbestedingstrajecten waar Nederland aan deelneemt.
Tot slot kan het kabinet zich vinden in de regels die zijn opgesteld ten aanzien van de betrokkenheid van derde landen, industrie uit derde landen of Europese bedrijven onder controle van een entiteit uit een derde land. Deze regels komen overeen met dezelfde eisen in het EDF en zijn derhalve voor het kabinet acceptabel.
Er is momenteel slechts beperkt zicht op het initiële krachtenveld. Tijdens een eerste bespreking over het voorstel reageerden de lidstaten overwegend positief over de inzet om gezamenlijke aanschaf van materieel te bevorderen en de Europese defensie-industrie te versterken en uit te bouwen. De noodzaak om meer en beter Europees samen te werken wordt breed gevoeld. Wel waren er nog vragen over de uitwerking en implementatie. Vragen hadden met name betrekking op de te financieren acties, het aantal betrokken lidstaten, de verhouding tussen de verschillende betrokken instituten en de (beperkte) omvang van het budget.
De verwachting is dat het Europees Parlement (EP) positief zal zijn over het voorstel van de Commissie. Het EP acht het versterken van de EDTIB van groot belang en heeft de lidstaten opgeroepen om vast te houden aan de ambities zoals vastgelegd in de Verklaring van Versailles.6 Het EP steunt nauwere samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van defensie en bevordering van het concurrentievermogen en de efficiëntie van de EDTIB.
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid voor het voorstel is positief. Het voorstel is gebaseerd op art. 173, lid 3 VWEU betreffende het concurrentievermogen van de industrie van de Unie. Op grond van artikel 173, lid 1 VWEU dragen de Unie en de lidstaten er zorg voor dat de omstandigheden nodig voor het concurrentievermogen van de industrie van de Unie aanwezig zijn. Ter realisatie van deze doelstelling is de EU op grond van artikel 173, lid 3 VWEU bevoegd maatregelen vast te stellen ter ondersteuning van de activiteiten die in de lidstaten worden ondernomen met uitsluiting van enige harmonisering van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Het voorstel beoogt de EDTIB te versterken door Europese samenwerking te bevorderen. Door het synchroniseren en deconflicteren van de investeringen van lidstaten en meer Europese investeringen kan het concurrentievermogen van de EDITB worden versterkt. Op het gebied van industrie is de EU bevoegd om het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen (artikel 6, sub b VWEU).
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van het voorstel is positief. Het voorstel heeft tot doel het concurrentievermogen van de EDTIB middels meer grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen. Het stimuleren op EU-niveau van gezamenlijke aankopen door grotere groepen van lidstaten dan nu gebruikelijk is, heeft meerwaarde. Het synchroniseren en de-conflicteren van de investeringen in EU materieel en daarmee versterking van de EDTIB kan beter door zulke grotere groepen lidstaten worden bereikt. Ook heeft samenwerking een positieve impact op de gezamenlijke slagkracht en daarmee de Europese zelfredzaamheid. Ter realisatie van deze doelstelling is optreden op EU-niveau daarom gerechtvaardigd.
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van het voorstel is positief. De doelstelling van het voorstel is om de EDTIB te versterken en samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen. Het voorgestelde optreden en het daaraan gekoppelde budget lijkt geschikt om samenwerking tussen de lidstaten aan te jagen. Geconsolideerde vraag en besteding van het extra defensiebudget op de Europese defensiemarkt zal ook een positief effect hebben op de versterking van de EDTIB. Het voorgestelde optreden en omvang van het budget gaat niet verder dan noodzakelijk. Het leidt niet tot verplichtingen voor de lidstaten en past binnen de huidige geopolitieke context nodig.
Het voorgestelde budget van 500 miljoen euro (in lopende prijzen) voor de periode 2022–2024 wordt gefinancierd binnen het huidige Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 (MFK). De Commissie stelt voor de marge van begrotingscategorie (heading) 5 in te zetten (161 miljoen euro) en de overige 339 miljoen euro te financieren door de inzet van speciale instrumenten. De Commissie expliciteert in het voorstel niet welk speciaal instrument hiervoor ingezet zal worden, maar naar verwachting betreft dit het flexibiliteitsinstrument. De Commissie heeft in het voorstel voor de Europese jaarbegroting voor 2023 aangegeven dat de precieze impact op de begroting in de Amending Letter, die naar verwachting in het najaar komt, wordt aangegeven. De administratieve kosten worden door de Commissie geraamd op circa 10 miljoen euro tot en met 2027, waarvan het grootste gedeelte kosten voor personeel. Dit wordt gedekt binnen begrotingscategorie 7 (administratieve uitgaven). Uitgangspunt van het kabinet is dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Daarnaast moet de ontwikkeling van de administratieve uitgaven in lijn zijn met de ER-conclusies van juli 2020 over het MFK-akkoord. Het kabinet is kritisch over de stijging van het aantal werknemers.
Het budget van het instrument wordt gefinancierd binnen het huidige MFK in de periode 2022–2024. Dit heeft geen gevolgen voor de raming van de Nederlandse afdracht aan de EU, omdat deze is gebaseerd op de in het MFK vastgestelde betalingenplafonds. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e) departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.
De gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten voor het bedrijfsleven zijn lastig in te schatten. Er treden ogenschijnlijk alleen administratieve lasten op voor bedrijven die willen deelnemen aan aanbestedingen die worden ondersteund door het instrument wanneer zij onder controle staan van een niet-geassocieerd land of een entiteit uit een niet-geassocieerd land.
Een van de doelstellingen van het instrument is het bevorderen van competitiviteit en efficiëntie van de EDTIB. Het instrument beoogt deze doelstelling te behalen door gezamenlijke aanschaf met betrokkenheid van Europese entiteiten te bevorderen. Dit heeft een positief effect op de concurrentiekracht van de EDTIB.
De oorlog in Oekraïne onderstreept de noodzaak tot meer Europese zelfredzaamheid. Het voorgestelde instrument draagt bij aan het versterken van de EDTIB en het bevorderen van Europese samenwerking op het gebied van gezamenlijke aanschaf. Dit draagt bij aan het vermogen van de EU om zelfstandig op te treden en versterkt de Europese pilaar in de NAVO. Met de implementatie van het instrument kan de rol van de EU op het gebied van defensie in de geopolitieke context toenemen, in lijn met de ambitie van het EU Strategisch Kompas.
Er zijn geen gevolgen voor nationale en decentrale regelgeving te verwachten.
Artikel 11 van de voorgestelde verordening bevat een bevoegdheid voor de Commissie om door middel van een uitvoeringshandeling een werkprogramma vast te stellen. Experts uit de lidstaten keuren het werkprogramma via het programma comité goed door middel van de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 (comitologieverordening). Het werkprogramma stelt de financieringsprioriteiten vast en zal de minimale financiële omvang van de gezamenlijke aanbestedingsacties vastleggen en het indicatieve bedrag van de financiële steun voor acties, en prikkels voor aanbestedingen met een hogere waarde en de opname van extra lidstaten of geassocieerde landen. Het kabinet acht toekenning van deze bevoegdheid mogelijk, omdat het de vaststelling van niet-essentiële onderdelen van de verordening betreft. De keuze voor uitvoering ligt juridisch gezien voor de hand omdat de vast te stellen uitvoeringshandelingen erop gericht zijn ervoor te zorgen dat de verordening volgens uniforme voorwaarden wordt uitgevoerd. Het kabinet kan zich ook vinden in de keuze voor de onderzoeksprocedure.
Volgens het voorstel treedt de verordening in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Een verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten. Het kabinet acht de voorgestelde datum van inwerkingtreding haalbaar.
Op grond van artikel 12 van het voorstel stelt de Commissie uiterlijk op 31 december 2024 een evaluatieverslag over het instrument op en dient dit in bij het Europees Parlement en de Raad. In het verslag worden het effect en de doeltreffendheid van de in het kader van het instrument genomen maatregelen geëvalueerd. In dat verslag wordt op basis van de raadplegingen van de lidstaten en de belangrijkste belanghebbenden een beoordeling gemaakt van de geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen.
Het voorstel is in overeenstemming met de Europese Verdragen en het Grondrechtenhandvest, alsook de Nederlandse Grondwet.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Zie BNC fiche Gezamenlijke mededeling lacunes defensie-investeringen (Kamerstuk 22 112, nr. 3449).
Landen die onderdeel uit maken van zowel de EVA als de EER zijn IJsland, Liechtenstein en Noorwegen.
Defensienota 2022: Sterker Nederland, veiliger Europa; hoofdlijnenbrief defensie (Kamerstuk 35 925 X, nr. 9); kabinetsappreciatieconcept EU Strategisch Kompas (Kamerstuk 21501-28, nr. 229).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-3487.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.