Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 22112 nr. 2821 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 22112 nr. 2821 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 september 2019
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 1 fiche dat werd opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Herschikking verordening Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT) met besluit Strategische Innovatie Agenda EIT 2021–2027
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
a) Titel voorstel
Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de strategische innovatieagenda van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) 2021–2027: Het innovatietalent en de innovatiecapaciteit van Europa stimuleren
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Europees Instituut voor innovatie en technologie (herschikking)
b) Datum ontvangst Commissiedocument
12 juli 2019
c) Nr. Commissiedocument
COM (2019) 330 (besluit); COM (2019) 331 (verordening)
d) EUR-Lex
COM(2019) 330; COM(2019) 330 ANNEX; COM(2019) 331; COM(2019) 331 ANNEX
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2019) 330; SWD(2019) 331; SEC(2019) 275
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen.
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in nauwe samenwerking met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
h) Rechtsbasis
Artikel 173, lid 3 VWEU
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
a) Inhoud voorstel
Het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT) is een in 2008 opgericht onafhankelijk EU-orgaan met de taak om belangrijke maatschappelijke uitdagingen aan te gaan door de innovatiecapaciteit en de innovatieprestaties van de EU te verbeteren. Deze maatschappelijke uitdagingen zijn gekoppeld aan thema’s zoals klimaat, energie, zorg en voedsel. Het EIT brengt de kennisdriehoek (onderwijs, onderzoek en innovatief ondernemerschap) bij elkaar en stimuleert zo de samenwerking en kennisoverdracht. Het voorliggende voorstel van de Europese Commissie (hierna Commissie) bevat zowel een herschikking van de bestaande EIT-verordening1 als de nieuwe strategische innovatieagenda (SIA) van het EIT voor de periode 2021–2027. De inhoud van beide voorstellen kan als één worden bezien en daarom zal vanaf nu worden gesproken over het «EIT-voorstel». De Commissie houdt in het EIT-voorstel grotendeels vast aan de huidige vorm van het EIT.
Het EIT zal onderdeel gaan uitmaken van Pijler 3 «Innovatief Europa» van Horizon Europe om de synergie te versterken met de European Innovation Council (EIC), andere onderdelen van Horizon Europe2, als ook andere Europese programma’s, zoals Erasmus en Digital Europe.
Binnen het EIT wordt vastgehouden aan de Kennis en Innovatiegemeenschappen (KIG’s) als belangrijkste instrument, waarmee thematisch de Europese samenwerking wordt bevorderd. Dit door middel van het opzetten van regionale ecosystemen in de vorm van colocatie centra (CLC’s), waarmee (wetenschappelijke) kennis en innovatieve toepassingen sneller aan elkaar kunnen worden gekoppeld.3 Naast de acht bestaande KIG’s wil de Commissie in 2022 een nieuwe KIG starten op het thema «Cultuur en Creatieve Sector» en in 2025 op een nog nader te bepalen thema. Om dit te financieren wil de Commissie het financieringsmodel aanpassen, waarbij de KIG in de levenscyclus van maximaal 15 jaar – stapsgewijs – steeds minder EIT-financiering ontvangt en waar na de periode van 15 jaar de kaderpartnerschapsovereenkomst en de EIT-financiering bij een positieve evaluatiebeoordeling wordt vervangen met een «memorandum van samenwerking».4 Om de impact van de KIG’s te vergroten wil de Commissie de toegankelijkheid van de KIG’s bevorderen zodat meer partners (bedrijven, kennisinstellingen etc.) deel kunnen nemen. Er wordt voorgesteld om hiervoor de regionale innovatieregeling (regional innovation scheme, RIS) sterker in de KIG’s te verankeren en hier 10% van het KIG-budget voor te oormerken.
Om de innovatiecapaciteit van het hoger onderwijs te versterken wil de Commissie een nieuwe actie introduceren om hogeronderwijsinstellingen de kans te bieden om via het EIT hun ondernemers- en innovatiecapaciteit te vergroten. In deze nieuwe actie zal 25% van het budget gereserveerd worden voor minder innovatieve landen en regio’s.
Bovendien wil de Commissie de communicatie naar partners en lidstaten verbeteren door minstens twee keer per jaar bijeenkomsten te organiseren voor vertegenwoordigers van lidstaten; oproepen en projecten van het EIT te vermelden in het European Funding and Tender Opportunities Portal om zoveel mogelijk partijen de kans te geven om deel te nemen; en de regelgeving te vereenvoudigen door de regels om deel te nemen te harmoniseren met de «regels voor deelname» van Horizon Europe. Het evaluatiemechanisme wordt uitgebreid door middel van een KIG-evaluatie voor het einde van het 7e en 14e operationele jaar en de monitoring wordt versterkt door deze meer te harmoniseren met Horizon Europe. Ten slotte stelt de Commissie voor om de governance te versterken door de verantwoordingsplicht van de directeur naar de raad van bestuur en de onafhankelijkheid van de interne audit te onderstrepen.
b) Impact assessment Commissie
Het impact assessment zet een aantal aandachtpunten uiteen die geadresseerd moeten worden in het EIT in de komende periode:
• het effect van de KIG’s en de integratie binnen de kennisdriehoek vergroten door een doeltreffend en efficiënt EIT-financieringsmodel;
• de innovatie- en ondernemingscapaciteit van het hoger onderwijs vergroten door institutionele veranderingen in instellingen voor hoger onderwijs in Europa te bevorderen;
• het regionale bereik van het EIT vergroten om regionale verschillen op het gebied van innovatiecapaciteit in de EU aan te pakken.
Om de aandachtspunten op de juiste manier te adresseren worden de volgende beleidsopties overwogen:
1. Basisoptie: voortzetting van de bestaande activiteiten van het EIT met alleen de nodige aanpassingen om het voorstel in overeenstemming te brengen met het voorstel voor Horizon Europa.
2. Voortbouwend op de basisoptie, inclusief de goedkeuring van een aantal technische maatregelen om de werking van het EIT te verbeteren en een actie om het onderwijs in ondernemerschap in heel Europa te bevorderen.
3. Optie 3 verschilt van optie 2 doordat bij deze optie wordt voorzien in de oprichting van een EIT-hub in elke lidstaat om het effect van de EIT-activiteiten in heel Europa te vergroten.
In het EIT-voorstel heeft de Commissie voor optie 2 gekozen. Volgens het impact assessment zal dit leiden tot aanzienlijke verbeteringen van het EIT in de volgende programmeringsperiode.
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het Kabinet hecht belang aan Europese investeringen in onderzoek en innovatie vanwege de toegevoegde waarde voor zowel het Europese wetenschapsniveau als de innovatie- en concurrentiekracht, als ook het oplossen van maatschappelijke uitdagingen die worden gelinkt aan de thema’s van de KIG’s. De essentie van het Nederlandse beleid voor Horizon Europe is dat het gericht moet zijn op excellentie en impact.5 Dit was dan ook de Nederlandse inzet bij de onderhandelingen die hebben geleid tot het akkoord op hoofdlijnen van Horizon Europe. Hierin is de Nederlandse inzet grotendeels behaald.6
In lijn met de EIT-doelstellingen zet het Kabinet in op het bijeenbrengen van de kennisdriehoek en het vinden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, wat tot uiting komt in het beleid van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA)7 en het missie gedreven topsectoren- en innovatiebeleid8, als ook de Centres of Expertise (CoE) en de Smart Industry Fieldlabs. De relevantie van het EIT voor het Nederlandse beleid vertaalt zich ook in de succesvolle deelname van Nederlandse partijen in het EIT. Het hoofdkantoor van de KIG omtrent klimaat (EIT Climate-KIC) is gevestigd in Amsterdam en er zijn CLC’s gevestigd in Eindhoven (EIT Digital en EIT InnoEnergy), Utrecht (EIT Climate-KIC) en Helmond (EIT Urban Mobility). Er wordt veel aandacht besteed aan het versterken van de innovatiecapaciteit van bedrijven en kennisinstellingen, onder andere door het stimuleren van innovatieve startups en opschaling om sneller nieuwe producten, processen en diensten op de markt te brengen.9
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het Kabinet is van mening dat de grondgedachte achter de oprichting van het EIT nog van toepassing is en dat het EIT-model van een door innovatie gedreven integratie van de kennisdriehoek nog steeds relevant is voor het Europese innovatielandschap.10 Het is een aanvulling op nationale initiatieven op het gebied van de kennisdriehoek, het draagt bij aan ontwikkelingen op het terrein van onderwijs, onderzoek, innovatief ondernemerschap en het versterkt de Nederlandse en Europese concurrentiekracht.11 Het Kabinet kan zich daarom goed vinden in verdergaande borging van het EIT in Horizon Europe.
Kennis en Innovatiegemeenschappen
De voortzetting van de KIG’s als belangrijkste instrument binnen het EIT wordt positief ontvangen. De KIG’s hebben een belangrijke toegevoegde waarde voor nationale initiatieven doordat ze partijen toegang tot een internationaal kennis- en innovatienetwerk verschaffen. Ook wordt positief gekeken naar de keuze om in 2022 een nieuwe KIG te lanceren op het gebied van de culturele en creatieve sector. De sector is van belang voor het kennis- en innovatievermogen van Nederland. Volgens de meest recente cijfers van het CBS droeg de culturele en creatieve sector voor 3,7 procent (bbp) bij aan de Nederlandse economie. Dit gaat gepaard met een aandeel van 4,5 procent in de totale werkgelegenheid.12 De sector heeft flexibele denkkracht, is gewend om over domeinen heen samen te werken en denkt buiten gebaande paden. Deze kenmerken zijn belangrijk om tot antwoorden te komen op de grote maatschappelijke vraagstukken en kunnen een zinvolle betekenis geven aan nieuwe technologische mogelijkheden. Voor de deelgebieden binnen de voorgestelde nieuwe KIG ziet het Kabinet mogelijkheden voor zowel de creatieve industrie als de cultuur- en erfgoeddomeinen. Binnen de deelgebieden ontbreekt echter in voldoende mate het thema duurzaamheid, net zoals innovaties in het beheer en behoud van cultureel erfgoed en de bijdrage van erfgoed aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken inclusief de kwaliteit van de leefomgeving. Bij de inrichting van de KIG’s is het van belang dat dezelfde definitie van de culturele en creatieve sector wordt gebruikt als in de verordening van Creative Europe.13 Het voornemen om het thema van de tweede nieuwe KIG in nauwe relatie tot het partnerschappenlandschap in het Strategisch Plan van Horizon Europe vast te stellen wordt gesteund.
Het Kabinet staat achter de economische verduurzaming van de KIG’s en onderschrijft dan ook het streven van de Commissie om de EIT-financiering per KIG geleidelijk te verminderen. De aanname dat een KIG na 15 jaar zonder EIT-financiering in gelijke vorm kan functioneren wordt door het Kabinet in twijfel getrokken, omdat een KIG ook niet marktconforme acties omvat. Het is van belang dat de belangrijke functie van het EIT voor Europese samenwerking en de toegevoegde waarde van de KIG’s op het gebied van kennisoverdracht, innovatie en onderwijs niet verloren gaan. Daarom ziet het Kabinet in de evaluatie voor het 14eoperationele jaar van de KIG graag terug in hoeverre een KIG zelfstandig kan blijven functioneren zonder EIT-financiering, en of de Europese toegevoegde waarde op de maatschappelijke uitdagingen hiermee niet verloren gaat. Dit oordeel moet leidend zijn in het besluit om het wel of niet (in mindere mate) te blijven financieren. In de keuze om wel of niet een nieuwe KIG op te zetten in 2025 dient de Commissie dan ook rekening te houden met de uitkomsten van de evaluatie omtrent de drie oudste KIG’s.14 Indien uit de evaluatie blijkt dat een KIG na 15 jaar niet volledig onafhankelijk van EIT-financiering kan functioneren, maar er wel nog sprake is van eerdergenoemde meerwaarde, dan kan worden overwogen om de financiering bedoeld voor de nieuw op te zetten KIG in 2025 te gebruiken voor verdere financiering van één of meerdere bestaande KIG’s. Losstaand van bovenstaande zijn er zorgen over de overgang van Horizon 202015 naar Horizon Europe vanwege de voorgestelde jaarlijkse verdeling van middelen gegeven de levenscyclus van de KIG. De Commissie dient hier aandacht aan te besteden zodat de consistentie van de werkzaamheden van de KIG’s niet in het geding is.
De manier waarop de Commissie de toegankelijkheid voor nieuwe partners wil verbeteren blijft onduidelijk. Zo ontbreken concrete plannen voor het sterker betrekken van de industrie. Zeker met het oog op de vermindering van EIT-financiering voor KIG’s wordt de betrokkenheid van en cofinanciering door partners belangrijker en zullen hier concrete stappen genomen moeten worden. Daarnaast zal het sterker verankeren van de RIS de keuzevrijheid van de KIG’s voor nieuwe partners beperken. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid voor deelname van partners die niet onder de RIS vallen verminderd. Het Kabinet zal daarom de Commissie vragen hoe zij de betrokkenheid van partners en dan in het bijzonder het bedrijfsleven denkt te versterken. De inzet op maatschappelijke uitdagingen vraagt daarnaast om betrokkenheid van andere stakeholders zoals NGO’s en burgers.
Versterken innovatiecapaciteit hogeronderwijsinstellingen
De nieuwe actie voor het stimuleren van innovatie en ondernemerschap bij hogeronderwijsinstellingen wordt positief ontvangen. Het Kabinet zet erop in dat dit op een open en transparante manier gebeurt zodat zoveel mogelijk hogeronderwijsinstellingen, ook niet-KIG partners, bereikt worden. Met name hogescholen kunnen profiteren van deze actie, omdat zij door hun praktijkgerichte onderzoek van nature sterk zijn in samenwerkingen tussen onderwijs, onderzoek en ondernemerschap. De definitie voor hogeronderwijsinstellingen kan gebruikt worden zoals geformuleerd in het Erasmusprogramma.16 Ook de sterkere positie van onderwijs in de KIG’s om hiermee ondernemerschaps- en innovatievaardigheden te stimuleren en dat dit in het perspectief van een leven lang leren wordt geplaatst wordt gesteund. Hier zou echter meer aandacht besteed moeten worden aan innovaties in onderwijs zoals blended learning, online learning en virtual en augmented reality.
Versterken regionale en internationale impact
Het Kabinet herkent het belang om de innovatiecapaciteit en impact in alle regio’s van Europa te versterken en is van mening dat andere instrumenten, zoals het «widening participation»-instrument17 in Horizon Europe en het Cohesiebeleid hier toe dienen en dat het oormerken van budget voor regionale spreiding niet past binnen het EIT.18 Indien na besluitvorming blijkt dat toch een dergelijke strategie gericht op geografische spreiding wordt geïmplementeerd, is het Kabinet van mening dat àlle minder innovatieve regio’s in Europa hiervoor in aanmerking moeten komen, en niet enkel regio’s in minder innovatieve landen.
Het ontplooien van internationale activiteiten met het oog op de mondiale maatschappelijke uitdagingen wordt gesteund. Dit zal in nauwe samenwerking met de Commissie en de raad van bestuur van het EIT moeten gebeuren en conform de kaders van zowel Horizon Europe als andere relevante EU-beleidsmaatregelen.
Synergie/regelgeving/communicatie/evaluatie/monitoring/governance
Het Kabinet steunt de ambitie van de Commissie om sterke synergiën te leggen met een groot aantal onderdelen van Horizon Europe en overige Europese programma’s19 en moedigt verdere concretisering van deze plannen aan. Zo zou de synergie tussen de verschillende thematische KIG’s sterker terug kunnen komen in het voorstel. Ook de intentie om de regelgeving te vereenvoudigen wordt goed ontvangen. Door het verlagen van administratieve lasten wordt de toegankelijkheid van alle partijen vergroot. In lijn met het voorstel beoogt het Kabinet dat de regels voor deelname binnen het EIT zo ver als mogelijk de regels voor deelname van Horizon Europe volgen. Ook worden de voornemens ter verbetering van de communicatie naar de partners en lidstaten aangemoedigd.
Het Kabinet staat positief ten aanzien van de mogelijkheid tot het verstrekken van meerjarige subsidies, het versterken van het evaluatiemechanisme, de aanpassingen op het gebied van de governance en het stroomlijnen van de rapportage- en toezichtsysteem voor KIG’s met het toezichtsysteem van Horizon Europe.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Het belang van het EIT en de waarde die het instrument heeft voor het Europese innovatieve landschap wordt erkend in Europa. Lidstaten die momenteel minder betrokken zijn bij het EIT-instrument willen dit graag anders zien en zullen naar verwachting meer inzetten op de regionale reikwijdte van het instrument. Ook het Europees Parlement blijft naar verwachting positief staan ten opzichte van het EIT-instrument. Zo heeft de ITRE (Industry, Research and Energy) in een eerdere fase een budgetverhoging voorgesteld en is er gepleit voor een sterkere verankering van de creatieve sector in het deelakkoord van Horizon Europe.
a) Bevoegdheid
De beoordeling ten aanzien van de bevoegdheid voor de verordening en het besluit is positief. De voorgestelde rechtsgrondslag is artikel 173, lid 3 VWEU voor zowel het besluit als de verordening. Overeenkomstig artikel 173, lid 1, dragen de Unie en de lidstaten er zorg voor dat de omstandigheden nodig voor het concurrentievermogen van de industrie van de Unie, aanwezig zijn. Op basis van artikel 173, lid 3 VWEU kan de EU-maatregelen nemen om een betere benutting van het industriële potentieel van het beleid inzake innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling te stimuleren. Het kabinet kan zich vinden in de gekozen rechtsgrondslag, omdat de juiste rechtsgrondslag is gekozen. Ook de vorige instrumenten die met deze voorstellen worden herschikt, waren gebaseerd op de voorloper van deze rechtsgrondslag. Het betreft hier een parallelle bevoegdheid van de EU (artikel 4, derde lid, VWEU). Dit betekent dat de uitoefening van de bevoegdheid op dit terrein door de Unie, de lidstaten niet verhindert hun bevoegdheid uit te blijven oefenen.
b) Subsidiariteit
De beoordeling ten aanzien van de subsidiariteit voor de verordening en het besluit is positief. Naast nationale inspanningen is het volgens het Kabinet van belang dat deze ook op Europees niveau worden voortgezet. Het bevorderen van onderzoek en innovatie op EU-niveau leidt tot schaalvoordelen en een optimale benutting van «kennisspillovers».20 Europese middelen voor onderzoek en innovatie kunnen nationale inspanningen versterken en bieden meerwaarde omdat ze voor bundeling op Europees niveau zorgen en grensoverschrijdende samenwerking stimuleren.
c) Proportionaliteit
De beoordeling ten aanzien van de proportionaliteit voor de verordening en het besluit is positief. De voorgestelde vorm en inhoud van het voorstel staan in een evenredige verhouding tot het doel: belangrijke maatschappelijke uitdagingen aan gaan door de innovatiecapaciteit en de innovatieprestaties van de EU te verbeteren. Het optreden van de Europese Unie vereist geen harmonisatie van de wet- en regelgeving van de lidstaten.
a) Consequenties EU-begroting
Het Kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. De kabinetsinzet voor het volgende MFK is leidend voor een integrale afweging van middelen voor de periode na 2020; Nederland wil niet vooruitlopen op de besluitvorming over het volgende MFK. De financiële gevolgen die de Commissie voorstelt in de verordening moeten in het licht worden gezien van de bredere budgetonderhandelingen voor Horizon Europe en het Meerjarig Financieel Kader. Mogelijke gevolgen voor de nationale begroting worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels van de budgetdiscipline.
De Commissie stelt als totaalbudget voor het EIT voor de periode 2021–2027 een bedrag voor van € 3 miljard. Dit is gebaseerd op drie hoofdonderdelen, zoals weergeven in Tabel 1.
EIT |
3,00 |
(100%) |
– KIG’s |
2,50 |
(83,3%) |
– Nieuwe actie HEIs |
0,40 |
(13,3%) |
– Administratieve lasten1 |
0,10 |
(0,3%) |
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden
Het EIT heeft geen directe financiële consequenties voor de rijksoverheid en/of decentrale overheden.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
Zowel kennisinstellingen (o.a. universiteiten, hogescholen en UMC’s), bedrijfsleven (mkb, grootbedrijf), onderzoeksinstellingen (o.a. TO2, KNAW en NWO) als overheden kunnen in aanmerking komen voor de middelen die ter beschikking worden gesteld via het EIT-instrument ten behoeve van het bereiken van de doelstellingen.
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger
Deelnemers die gebruik maken van financiering uit het EIT-instrument moeten voldoen aan de regelgeving die de Commissie oplegt bij het verstrekken van middelen. Administratieve lasten zijn daarbij een aandachtspunt. Het Kabinet hecht hier belang aan, zoals hierboven ook is beschreven, en zal de Commissie vragen om te concretiseren hoe de intentie om de regeldruk en administratieve lasten voor partijen te verminderen, wordt vormgegeven.
e) Gevolgen voor concurrentiekracht
De verwachting is dat het EIT zal blijven bijdragen aan het versterken van de Europese concurrentiekracht. De samenwerking in de driehoek onderzoek-onderwijs-(innovatief) ondernemerschap wordt middels het EIT gestimuleerd. Dit leidt aannemelijk tot kennisspillovers die de Europese concurrentiekracht op het gebied van onderzoek en innovatie ten goede komt, omdat er onder andere sneller en meer innovatieve producten en diensten voor de samenleving beschikbaar komen. Bovendien wordt hiermee de kwaliteit van vaardigheden onder de beroepsbevolking versterkt. Dit leidt aannemelijk tot een hogere productiviteit en impact (zowel wetenschappelijk, als maatschappelijk en economisch), en daarmee een sterkere positie van bedrijven en kennisinstellingen in de wereld.
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Beide voorstellen hebben geen gevolgen voor nationale en/of decentrale regelgeving. Beide voorstellen behoeven geen verdere tenuitvoerlegging of uitvoering door middel van Nederlandse wet- en regelgeving. Voor zover in Nederlandse wet- en regelgeving wordt verwezen naar het EIT, behoeft dit geen aanpassing, omdat het EIT wordt voortgezet en geen naamswijziging ondergaat. Er is geen toepassing van de lex silencio positivo voorzien in beide voorstellen.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Noch de voorgestelde verordening noch het voorgestelde besluit bevat een grondslag voor het vaststellen van gedelegeerde of uitvoeringshandelingen. Door de voorgestelde wijzigingselementen in de herschikkingsvoorstellen is er ook geen aanleiding om alsnog te pleiten voor dergelijke grondslag. Beide voorstellen bieden voldoende flexibiliteit door de voorgestelde aanpassingen.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Het streven is om het EIT, als onderdeel van Horizon Europe, in 2021 in werking te laten treden. Dit is haalbaar als de bredere onderhandelingen over het MFK tijdig afgerond worden.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het monitor- en evaluatiesysteem van het EIT zal bestaan uit verschillende elementen:
• Het continue verzamelen van monitoringsgegevensgegevens. Ook zal worden gestreefd naar een nauwe afstemming van de monitoring van het EIT met die van Horizon Europe.
• De periodieke evaluaties van de EIT-activiteiten, met daarbij de activiteiten die door de KIG’s, zullen in 2023 en 2026 door de Commissie worden uitgevoerd overeenkomstig de EIT-verordening en de Horizon Europe-verordening. De evaluatie van de prestaties van het EIT zal door de Commissie bij de algemene halftijdse en ex-postevaluatie van het Horizon Europe-programma worden gebruikt.
• Ook zal het EIT een evaluatie van elke KIG uitvoeren vóór het einde van het 7e en het 14e operationele jaar.
e) Constitutionele toets
N.v.t.
a) Uitvoerbaarheid
N.v.t.
b) Handhaafbaarheid
N.v.t.
Het EIT zal onderdeel zijn van het nieuwe Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, Horizon Europe. Horizon Europe zal samenwerking met derde landen stimuleren op basis van gemeenschappelijk belang en wederzijds voordeel. Horizon Europe zal zich richten op duurzame ontwikkeling door onder andere bij te dragen aan de doelstellingen van de Sustainable Development Goals (SDGs) van de Verenigde Naties.
Horizon Europe is het negende Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie in de periode 2021–2027. In het huidige kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (Horizon 2020) maakt het EIT geen onderdeel uit van de pijlerstructuur. In het voorstel voor Horizon Europe zijn de EIC en EIT samen ondergebracht in pijler 3. De EIC is gericht op het stimuleren en opschalen van disruptieve innovatie.
Een KIG bestaat uit meerdere CLC’s (hubs) verspreid over Europa. Een hub is verantwoordelijk voor de regionale implementatie van de KIG-strategie en zorgt voor het bijeenbrengen van partners in de kennisdriehoek. Zo is er op de High Tech Campus Eindhoven een hub gevestigd van de KIG EIT Digital waar onder andere de TU Eindhoven, TU Delft, Philips en TNO bij betrokken zijn.
In de periode van het Kaderprogramma Horizon Europe (2021–2027) zal dit gelden voor de KIG’s «EIT Digital», «EIT Climate-KIC» en «EIT InnoEnergy».
Dit houdt in dat het beste wetenschappelijke onderzoek en de meest innovatieve ideeën gestimuleerd moeten worden.
Zoals bevestigd in de (externe) interim- evaluatie van het EIT in 2017; European Commission (2017). Evaluation of the European Institute of Innovation and Technology (EIT).
De Europese EIT-gemeenschap levert resultaten op: meer dan 600 nieuwe producten en diensten zijn op de markt gebracht, meer dan 1250 startende en innovatieve ondernemingen hebben steun ontvangen, er is meer dan 89 miljoen euro aan buitenlandse investeringen opgehaald en er zijn meer dan 6000 banen gecreëerd.
Met name deelnemers uit minder onderzoek- en innovatie-intensieve landen (EU-13) verwerven minder financiering uit Horizon Europe. In het akkoord op hoofdlijnen voor Horizon Europe is een percentage voor regionale spreiding van middelen «widening participation» afgesproken, zie Kamerstuk 22 112, nr. 2791.
Conform de Nederlandse inzet dat excellentie en impact de leidende selectiecriteria zijn in het toekennen van de middelen binnen Horizon Europe.
Erasmus, Digital Europe Programme, Cohesion Policy Funds, InvestEU, Creative Europe en Single Market Programme (COSME).
Kennisspillovers zijn voordelen van kennis die toevloeien aan andere landen/partijen dan de landen die deze kennis hebben ontwikkeld. Het is daarbij wel nodig dat lidstaten en bedrijfsleven ook zelf investeren in onderzoek en innovatie, omdat zij anders positieve spillovers niet kunnen absorberen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-2821.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.