22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2715 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 oktober 2018

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 3 fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Verordening Europese Grens- en Kustwacht

Fiche: Gewijzigd voorstel Verordening EU-Asielagentschap (Kamerstuk 22 112, nr. 2716)

Fiche: Herziening Terugkeerrichtlijn (Kamerstuk 22 112, nr. 2717)

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Fiche: Verordening Europese Grens- en Kustwacht

1. Algemene gegevens

a) Titel voorstel

Voorstel voor een Verordening van het Europees parlement en de Raad betreffende de Europese Grens- en Kustwacht en tot intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 97/700/JBZ van de Raad, Verordening (EU) nr. 1052/2013 van het Europees parlement en de Raad en Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees parlement en de Raad.

b) Datum ontvangst Commissiedocument

12 september 2018

c) Nr. Commissiedocument

COM/2018/631 final

d) EUR-Lex

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1537449341023&uri=CELEX:52018PC0631

e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

Niet van toepassing

f) Behandelingstraject Raad

Raad Justitie en Binnenlandse Zaken

g) Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Justitie en Veiligheid

h) Rechtsbasis

Artikel 77 lid 2 onder b en d juncto artikel 79 lid 2 onder c VWEU

i) Besluitvormingsprocedure Raad

Gekwalificeerde meerderheid

j) Rol Europees parlement

Medebeslissing

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Nadat onder het Nederlandse voorzitterschap van de Raad van de EU in zeer korte tijd een akkoord is bereikt over de verordening betreffende de Europese Grens- en Kustwacht (EGKW), is eind 2016 het nieuwe Europese Grens- en Kustwacht Agentschap (EGKWA) gelanceerd.

Tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad (ER) van 28 juni 2018 hebben de regeringsleiders en staatshoofden van de EU-lidstaten gewezen op het belang van een effectieve controle van de buitengrenzen van de EU en de ambitie van de Europese Commissie verwelkomd om met voorstellen te komen om het EGKWA verder te versterken. Het voorliggende voorstel is hiervan de uitwerking.

Voortbouwend op twee jaar EGKWA en in reactie op de oproep van de ER, heeft de Commissie daarom voorgesteld om het EGKWA uit te rusten met een operationele capaciteit en bevoegdheden die nodig zijn voor een doeltreffende ondersteuning van de lidstaten op dit terrein (zie onderstaand). Een permanent korps van 10.000 operationele personeelsleden met uitvoerende bevoegdheden moet de EU de capaciteit verschaffen om te worden ingezet waar en wanneer dat nodig is, zowel aan de buitengrenzen van de EU als in derde landen. Het permanente korps zal bestaan uit drie categorieën. Het meest opvallende element daarvan is de eerste categorie (het statutair personeel), dat met een eigen uitrusting en onder de verantwoordelijkheid van het Agentschap zou gaan opereren. Het voorstel bevat ook een sterker mandaat inzake terugkeer 1 en een nauwere samenwerking met het nieuwe Asielagentschap van de EU2. Het permanente korps moet ertoe bijdragen dat de EU over de nodige middelen beschikt om haar gemeenschappelijke buitengrenzen te beschermen; kan reageren op toekomstige uitdagingen; en de Schengenruimte op de lange termijn kan handhaven.

Het voorstel omvat een aantal elementen:

Een permanent korps voor betrouwbare inzet interventiemacht. De Commissie heeft op basis van de ervaringen met operaties in de periode 2016 -2018 geconstateerd dat de afhankelijkheid van vrijwillige bijdragen van lidstaten van personeel en materieel heeft geresulteerd in aanhoudende gebreken die de effectiviteit van gezamenlijke operaties beïnvloeden. De Commissie wil hier met het permanente korps een einde aan maken door zowel eigen personeel te werven, als lidstaten te verplichten nationale experts voor korte en lange termijndetacheringen beschikbaar te stellen. Hier staat een betere financiering van deze gedetacheerden tegenover. De Commissie beoogt tegen 2020 volledig operationeel te zijn, met 10.000 personeelsleden. Geleidelijk moet het aantal nationale personeelsleden die voor een korte termijn worden ingezet, afnemen. Zij worden vervangen door statutair («eigen») personeel van het Agentschap en door personeelsleden die voor langere tijd door de lidstaten worden gedetacheerd. Op die manier kan het Agentschap werken met de nodige voorspelbaarheid en flexibiliteit.

Een sterker mandaat inzake terugkeer. Het Agentschap zal de lidstaten op eigen initiatief ondersteuning kunnen bieden bij alle fasen van de terugkeerprocedures van illegaal verblijvende vreemdelingen – met volledige inachtneming van de grondrechten – met name wat betreft:

  • het bieden van technische en operationele ondersteuning aan de lidstaten om tot een geïntegreerd terugkeersysteem binnen de lidstaten te komen;

  • het bieden van ondersteuning wanneer een lidstaat met uitdagingen voor wat betreft de terugkeer van illegaal verblijvende vreemdelingen geconfronteerd wordt;

  • de identificatie van irregulier verblijvende migranten (inclusief het verkrijgen van reisdocumenten);

  • het organiseren, promoten en coördineren van activiteiten voor wat betreft uitwisseling informatie en verzamelen en verspreiden van best-practices;

  • het (co-)financieren van terugkeeroperaties, interventies en andersoortige activiteiten m.b.t. terugkeer.

Het Agentschap zal ook derde landen kunnen helpen met hun activiteiten inzake terugkeer naar andere (derde) landen.

Versterkte samenwerking met derde landen. Om de buitengrenzen van de EU te beschermen, is steun voor en samenwerking met derde landen van cruciaal belang. Anders dan nu het geval is, moet het Agentschap op grond van zijn nieuwe mandaat ook gezamenlijke operaties kunnen opzetten en personeel kunnen inzetten in andere landen buiten de EU dan de aangrenzende landen. Doel is bijstand te verlenen bij grens- en migratiebeheer en bij terugkeeroperaties. Wanneer in een derde land personeel wordt ingezet of er op een andere manier wordt samengewerkt, moet daarover eerst overeenstemming worden bereikt tussen de EU en het betrokken land.

Volledig opgeleid personeel en strenge professionele normen. Het operationele personeel van de EGKWA zal een gemeenschappelijke opleiding krijgen om ervoor te zorgen dat zij de strengste professionele normen hanteren en dat er een gemeenschappelijke operationele cultuur ontstaat.

Een beter situationeel bewustzijn en een groter reactievermogen. Het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur) zal volledig worden geïntegreerd in de werking van de EGKW. Eurosur is volgens de Commissie van cruciaal belang voor het verkrijgen van een snel en volledig situationeel inzicht van incidenten en migratiestromen. Daarnaast zorgt het voor een gedeelde risicoanalyse en een reactiemechanisme op lokaal, regionaal, nationaal en EU-niveau.

Nauwere samenwerking met het Asielagentschap van de EU. De EGKW moet intensiever gaan samenwerken met het versterkte Asielagentschap van de Europese Unie bij het inzetten van ondersteuningsteams voor migratiebeheer, met name in hotspots en gecontroleerde centra. Zij zullen waar nodig geïntegreerde steun op het gebied van grenzen, asiel en terugkeer verlenen.

Antennebureaus. Het Agentschap zal tijdelijke antennebureaus kunnen opzetten in de gastlidstaten waar het operationele activiteiten verricht, met het oog op een nauwe samenwerking met nationale instanties en een goed verloop van de operaties van het Agentschap.

Financiering van een solide en responsieve macht. De Europese Commissie raamt de totale kosten voor het opzetten van het permanente korps, de aanschaf van de eigen uitrusting van het Agentschap en de uitvoering van de bestaande en nieuwe taken, bedragen op € 1,3 miljard voor de periode 2019–2020. Voor de periode 2021–2027 is in totaal € 11,3 miljard nodig voor alle aangepaste taken en functies van het Agentschap. Daarnaast zullen de autoriteiten van de lidstaten steun kunnen ontvangen uit het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer ter waarde van € 9,3 miljard dat de Commissie heeft voorgesteld voor het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) dat loopt van 2021–2027.

b) Impact assessment Commissie

Niet opgesteld.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Nederland heeft belang bij een effectief beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie en bij een doeltreffende preventie en bestrijding van irreguliere migratie. In het regeerakkoord en de integrale migratieagenda3 wordt het belang van effectief beheer van de buitengrenzen in Europa benadrukt. De activiteiten van het EGKWA aan de Europese buitengrenzen dragen bij aan deze beleidsdoelen.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Algemeen. Het kabinet is voorstander van een sterke EGKW, die gevormd wordt door lidstaten en het EGKW-Agentschap gezamenlijk. Het EGKWA moet over voldoende operationele capaciteit beschikken om te borgen dat grenscontroles aan alle Europese buitengrenzen goed worden uitgevoerd. Het kabinet verwelkomt het voorstel als onderdeel van de integrale aanpak van migratie. Het kabinet is positief over de versterking van de EGKW op het terrein van samenwerking met derde landen en op terugkeer. Het kabinet zou op het gebied van governance graag zien dat de Commissie meer een brug slaat naar het politieke niveau door de koers van het EGKWA ook te bespreken in het Coreper en de JBZ-Raad, naast de regelmatige bijeenkomsten van de Bestuursraad van de EGKW.

Over het algemeen is het kabinet van mening dat de voorgestelde maatregelen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan een effectiever beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie en aan een doeltreffende preventie en bestrijding van irreguliere migratie. Echter, op onderdelen zijn de waarborgen voor Nederland onvoldoende aanwezig of uitgewerkt. Dit geldt met name voor onderstaande punten.

Een nieuw permanent korps van 10.000 operationele personeelsleden.

  • Het kabinet is geen voorstander van statutair personeel binnen het EGKWA met zelfstandige bevoegdheden en eigen uitrusting die onder verantwoordelijkheid van de EGKW wordt ingezet. Inzet moet plaatsvinden onder verantwoordelijkheid en met respect voor de soevereiniteit van de lidstaten.

  • Het kabinet kan de wens voor extra operationeel ondersteunend personeel steunen maar is kritisch ten aanzien van de verhogingvan 10.000 operationele personeelsleden. Dit aantal moet geen doel op zichzelf zijn, maar dient vraaggestuurd te zijn. Er ligt momenteel geen duidelijke behoeftestelling aan ten grondslag en gaat volgens het kabinet daarmee verder dan noodzakelijk.

  • De verhoging van de personele capaciteit van het EGKWA moet ook niet leiden tot een toenemende druk op de personele capaciteit van de nationale grenswacht- en terugkeerdiensten. Gelet op de toename van het aantal reizigers en uitdagingen aan de grens m.b.t. irreguliere migratie en veiligheid, is die capaciteit van verschillende lidstaten ook onder druk komen te staan.

  • Tenslotte zal gekeken moeten worden in hoeverre de verschillende JBZ-agentschappen gezamenlijk capaciteit kunnen gebruiken.

Terugkeer. Het kabinet is van mening dat het Agentschap een rol heeft in alle fasen van het terugkeerproces. Daarmee ziet het kabinet ook een rol voor het Agentschap met betrekking tot vrijwillige terugkeer en re-integratie-ondersteuning. Naar het oordeel van het kabinet ontbreken deze twee elementen van terugkeer in de verordening. Daarnaast is het kabinet van mening dat het initiatief voor de inzet van terugkeerinterventieteams of Management Migration Support Teams bij de lidstaten moet liggen. Ook heeft het kabinet enige bedenkingen bij het centrale systeem dat door het Agentschap ontwikkeld zal worden en gekoppeld moet worden aan het nationale terugkeermanagementsysteem. Het doel en de toegevoegde waarde van de koppeling tussen deze systemen is niet op voorhand duidelijk.

Financiering. Het is voor het kabinet cruciaal dat niet vooruit wordt gelopen op het volgende MFK (2021–2027). De financiële gevolgen voor na 2020 dienen derhalve deel uit te maken van de onderhandelingen over het nieuwe MFK. De financiële gevolgen voor 2019 en 2020 dienen deel uit te maken van de onderhandelingen over de EU-jaarbegroting 2019, respectievelijk de EU-jaarbegroting 2020, en dus te worden meegenomen in de Amending Letter. Gelet op de algemene MFK-inzet moeten ook in het huidige MFK geen stappen gezet worden die niet zijn aan te passen in de onderhandelingen over het volgende MFK. Dit geldt in het bijzonder voor de omvang en het tempo van de verhoging van het permanente korps. Zie ook onder 5.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Met het voorstel wordt nadere invulling gegeven aan de conclusies van de Europese Raad van 28 juni 2018 over migratie. Een groot aantal lidstaten verwelkomt de versterkte rol voor het EGKWA op terugkeer en richting derde landen. Een meerderheid van de lidstaten is terughoudend ten aanzien van de bevoegdheidsverdeling tussen het EGKWA en de lidstaten en het aantal personeelsleden in combinatie met de tijdlijn. De noodzaak om het budget in MFK-kader te bezien, wordt breed gedeeld.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

De Commissie baseert het voorstel op de bevoegdheid op artikel 77, tweede lid, onder b en d juncto artikel 79, tweede lid onder c van het Verdrag inzake de Werking van de Europese Unie (VWEU). Op grond van deze artikelen heeft de EU de bevoegdheid regels te stellen ten aanzien van het stellen van grenscontroles en de geleidelijke invoering van een geïntegreerd systeem van beheer van buitengrenzen alsmede de bevoegdheid regels te stellen ter verwijdering en repatriëring van illegaal verblijvende personen. Het kabinet kan zich vinden in de gekozen rechtsgrondslag.

b) Subsidiariteit

Het voorstel van de Commissie ziet toe op een Europees geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de EU, teneinde een doeltreffend beheer van migratie en een hoog niveau van veiligheid in de EU te waarborgen, alsmede de versterking van het mandaat van het EGKWA inzake terugkeer. Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit positief, omdat de lidstaten afzonderlijk niet kunnen zorgen voor coherente en geharmoniseerde regelgeving inzake het beheer van de buitengrenzen van de EU en een effectieve terugkeer van illegaal in de EU verblijvende personen. De taken die in dit voorstel voor het Europese Kust- en Grenswacht Agentschap voorzien zijn, dragen bij aan het bereiken van deze doelstellingen.

c) Proportionaliteit

De proportionaliteit van het voorstel wordt als positief met kanttekening beoordeeld. Het kabinet acht de nieuwe taken van het EGKWA, bijvoorbeeld op het gebied van ondersteuning van lidstaten bij hun grensbeheer of terugkeer, noodzakelijk om te komen tot een betere beheersing van de migratieproblematiek. Tegelijkertijd is het kabinet kritisch ten aanzien van het permanente korps van 10.000 operationele personeelsleden voor het EGKWA. Hier lijkt geen duidelijke behoeftestelling aan ten grondslag te liggen en gaat volgens het kabinet dus verder dan noodzakelijk. Dit aantal lijkt bovendien niet proportioneel in het licht van het uitgangspunt dat lidstaten zelf primair verantwoordelijk zijn voor hun grensbeheer. Het EGKWA heeft de taak om lidstaten te ondersteunen.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

De totale kosten voor het opzetten van het permanente korps, de aanschaf van de eigen uitrusting van het Agentschap en de aanpak van de bestaande en nieuwe taken, bedragen € 1,3 miljard voor de periode 2019–2020. Voor de periode 2021–2027 is in totaal € 11,3 miljard nodig voor alle aangepaste taken en functies van het Agentschap. Daarnaast zullen de autoriteiten van de lidstaten steun kunnen ontvangen uit het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer ter waarde van € 9,3 miljard dat de Commissie heeft voorgesteld voor de komende begrotingsperiode (2021–2027).

Het kabinet is van mening dat de EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de EU-jaarbegroting. Zoals vastgelegd in de Kamerbrief van 1 juni 2018 over de Kabinetsappreciatie van het Commissie MFK-voorstel, maken de onderhandelingen over de toekomst van EGKW voor wat betreft de financiële aspecten, integraal onderdeel uit van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027. Nederland hecht eraan dat besprekingen over de toekomst van EGKW niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming betreffende het MFK. De beleidsmatige inzet van Nederland bij de nieuwe EGKW-verordening zal ondersteunend moeten zijn aan de Nederlandse inzet in de MFK-onderhandelingen zoals hierboven toegelicht, te weten een ambitieus gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK. Dit vraagt scherpe keuzes, én bezuinigingen. Om het vertrek van het Verenigd Koninkrijk op te kunnen vangen en nieuwe prioriteiten te kunnen financieren moeten substantiële bezuinigingen worden doorgevoerd. Binnen dit kader blijft vanzelfsprekend de ruimte bestaan om op de inhoud actief in te spelen op het verloop van de onderhandelingen.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

Het voorstel van de Commissie van 10.000 personeelsleden houdt in dat het op langere termijn de bedoeling is dat personeelsleden van lidstaten voor langere periodes bij het EGKWA gedetacheerd worden en dat lidstaten financieel gecompenseerd worden voor de afwezigheid van deze personeelsleden. Het voorstel spreekt van een nader uit te werken «financial support system». Het kabinet zal de Commissie vragen precies aan te geven wat de (nationale) financiële gevolgen van dit voorstel zullen zijn. Eventuele nationale financiële gevolgen dienen te worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Niet van toepassing

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Niet van toepassing

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

Niet van toepassing

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

De verordening is verbindend in al zijn onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het VWEU. Desalniettemin kan de verordening mogelijk nopen tot nationale uitvoeringsmaatregelen, zoals de aanwijzing van voor uitvoering van de verordening verantwoordelijke autoriteiten en toekenning van bevoegdheden in dat kader.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Artikel 8, vierde lid van het voorstel geeft de Commissie de gedelegeerde bevoegdheid om (meerjarige) beleidsprioriteiten en strategische richtsnoeren voor een Europees geïntegreerd grensbeheer vast te stellen. Deze gedelegeerde handeling geeft de Commissie een vergaande bevoegdheid om prioriteiten te benoemen waar lidstaten ook hun eigen nationale strategieën en inzet op moeten baseren. Hoewel in artikel 118 is voorzien is in deelname van experts van lidstaten aan de vergaderingen van deskundigengroepen van de Commissie, en de Raad en Europees parlement tijdig en gelijktijdig alle relevante documenten ontvangen en daartegen binnen een tijdvak van 2 maanden bezwaar kunnen maken, concludeert het kabinet dat lidstaten zeer beperkte zeggenschap in vaststelling van de meerjarige beleidsprioriteiten. Het kabinet acht deze gedelegeerde handeling op dit beleidsterrein te vergaand. De Nederlandse inzet zal zijn de beleidsprioriteiten en strategische richtsnoeren voor een Europees geïntegreerd grensbeheer vast te stellen door de Raad in samenwerking met de Commissie.

In artikel 43 van het voorstel is geregeld dat de Commissie op basis van een uitvoeringshandeling kan vaststellen dat er maatregelen getroffen kunnen worden als er, in een urgente situatie, een gevaar dreigt voor het Schengengebied, omdat het grenstoezicht aan de buitengrens niet goed functioneert. De Commissie kan op grond van dit artikel lidstaten ook verplichten operationeel personeel te leveren. Ook hier geldt dat het kabinet van mening is dat dit een te vergaande bevoegdheid is voor de Commissie. De concrete tenuitvoerlegging van het grenstoezicht wordt als een zeer belangrijk onderdeel van de nationale soevereiniteit ervaren. In de huidige EGKW-verordening ligt de bevoegdheid tot het treffen van dit besluit bij de Raad. Het kabinet staat op het standpunt dat dit zo moet blijven.

In artikel 25 wordt voorgesteld dat de details van de informatielaag van de nationale situatiebeelden door de Commissie worden vastgesteld door middel van een uitvoeringshandeling. In artikel 80 wordt het beheer van de Valse en authentieke documenten online (FADO) database bij het EGKWA belegd (voorheen neergelegd in gemeenschappelijk optreden 98/700/JBZ) en wordt de Commissie op basis van een uitvoeringshandeling de mogelijkheid geboden om regels te stellen voor de technische specificaties en de verificatie. Het kabinet acht het opportuun deze handelingen op deze wijze te beleggen gezien het technische karakter en het belang van uniforme regels voor zowel de situatiebeelden als de FADO. De commissie zal om nadere toelichting worden gevraagd voordat akkoord kan worden gegaan met de voorgestelde werkwijze. Het intrekken door de Commissie van het gemeenschappelijk optreden 98/700/JBZ is neergelegd in artikel 119 derde lid. Dit is opportuun gezien het technische karakter van de uitvoeringshandeling.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie met uitzondering van die bepalingen die zien het permanente korps. Het kabinet heeft bedenkingen bij het realiseren van de voorgestelde implementatietermijn en de haalbaarheid, met name met betrekking tot het aantal van 10.000 voor het permanente korps voor 2020.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Het voorstel bevat een evaluatiebepaling die voorziet in een evaluatie elke na vier jaar. Deze periodieke evaluatie sluit aan bij de evaluatiebepalingen in de thans van toepassing zijnde regelgeving. Het kabinet ziet geen aanleiding op dit punt een verandering door te voeren. Een horizonbepaling is niet van toepassing op de voorgestelde regeling.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

Het kabinet zet vraagtekens bij de uitvoerbaarheid van het voorstel inzake de realisatie van 10.000 personeelsleden in 2020 en het afgeleide te realiseren aantal voor Nederland.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Actieve samenwerking met derde landen is een belangrijk onderdeel van de aanpak voor een effectief beheer van de Europese buitengrenzen. Het kabinet steunt het uitvoeren van gezamenlijke operaties aan de buitengrenzen van het Schengengebied en in derde landen. In de EGKW-verordening is aan het Agentschap het mandaat gegeven om operaties uit te voeren in derde landen. Hiertoe moet er echter eerst een «Status Agreement» worden afgesloten met het betreffende derde land, waarin onder andere bepalingen zijn opgenomen die de status vaststellen van het personeel dat door het EGKWA wordt uitgezonden. In de EGKW Management Board van 19 en 20 september heeft het EGKWA aangegeven zich in 2020 te richten op de regio’s: Westelijke Balkan, Noord-Afrika, West-Afrika, Hoorn van Afrika en Zijderoute-regio. Het kabinet steunt in principe het voornemen om dergelijke overeenkomsten met meerdere landen af te sluiten, conform de uitgangspunten van de integrale migratieagenda. Het kabinet onderschrijft het belang van activiteiten in voornoemde regio’s, echter bij het afsluiten van dergelijke overeenkomsten zal er altijd een actuele, individuele beoordeling gemaakt moeten worden.


X Noot
1

Zie Kamerstuk 22 112, nr. 2717

X Noot
2

Zie Kamerstuk 22 112, nr. 2716

X Noot
3

Integrale Migratieagenda, 29 maart 2018, Kamerstuk 19 637, nr. 2375

Naar boven