22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2681 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 augustus 2018

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij vier fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC). De onderhavige fiches maken onderdeel uit van het Meerjarig Financieel Kader (2021–2027).

Fiche: MFK – Raadsbesluit European Peace Facility

Fiche: MFK – Verordening instrument voor nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking (Kamerstuk 22 112, nr. 2682)

Fiche: MFK – Verordening tot vaststelling van een Europees instrument voor nucleaire veiligheid (Kamerstuk 22 112, nr. 2683)

Fiche: MFK – Verordening Instrument voor Pretoetredingssteun (IPA III) (Kamerstuk 22 112, nr. 2684)

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Fiche: MFK – Raadsbesluit European Peace Facility

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, met steun van de Commissie, aan de Raad voor een besluit van de Raad tot oprichting van een Europese vredesfaciliteit.

  • b) Datum ontvangst voorstel

    13 juni 2018

  • c) Nr. document

    9736/18 en HR(2018) 94

  • d) EUR-Lex

    Niet van toepassing1

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

    Niet opgesteld

  • f) Behandelingstraject Raad

    Raad Buitenlandse Zaken

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Buitenlandse Zaken in nauwe samenwerking met het Ministerie van Defensie.

  • h) Rechtsbasis

    Art. 28, lid 1, art. 41, lid 2, art. 42, lid 4 en art. 30, lid 1, Verdrag betreffende de Europese Unie.

  • i) Besluitvormingsprocedure Raad

    Eenparigheid

  • j) Rol Europees Parlement

    Niet van toepassing

2. Essentie voorstel

De European Peace Facility (EPF) betreft een fonds van EUR 10,5 mrd (lopende prijzen) buiten de EU-begroting voor de periode 2021–2027, parallel aan het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK). De doelstelling is het financieren van operationele acties met gevolgen op militair of defensiegebied in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid (GBVB), om zo bij te dragen aan conflictpreventie, vredeshandhaving en de versterking van internationale veiligheid. Het voorstel moet worden gezien tegen de achtergrond van de uitdagende veiligheidssituatie rondom de EU en de grotere ambitie van de EU op het gebied van veiligheid en defensie. Het betreft een voorstel buiten de EU-begroting, vanwege de beperkingen in het EU-Verdrag om binnen het GBVB uitgaven met gevolgen op militair of defensiegebied binnen de EU-begroting te financieren2.

Specifiek beoogt het voorstel de volgende activiteiten te financieren:

  • 1. De gemeenschappelijke kosten van militaire EU-operaties. Deze kosten worden momenteel uit het zogenoemde Athenamechanisme gefinancierd (reeds buiten de EU-begroting). In het voorstel wordt het Athenamechanisme ondergebracht in de EPF met het oog op snellere EU-inzet en meer flexibiliteit. Hiermee wordt het omgevormd van een financieringsmechanisme naar een staand budget. Ook beoogt de faciliteit een verruiming van het aandeel gemeenschappelijke kosten van militaire operaties. Op dit moment zijn de gemeenschappelijke kosten een relatief klein deel van de totale kosten van militaire operaties. Het grootste deel wordt door de deelnemende lidstaten zelf betaald volgens het costs lies where they fall-principe. Bovendien zal de EPF de militaire EU-operaties in staat stellen om, binnen de grenzen van hun mandaat, alomvattende steun te bieden door middel van «geïntegreerde pakketten» die kunnen bestaan uit o.a. training en materieel.

  • 2. Steun aan militaire vredesoperaties uitgevoerd door derde landen of internationale organisaties: de EU richt zich via de huidige African Peace Facility (APF, reeds buiten de EU-begroting in het huidige Europees Ontwikkelingsfonds) op ondersteuning van het Afrikaanse continent. In het voorstel wordt de APF ondergebracht in de EPF, echter zonder geografische beperking. Hierdoor kan de EU op mondiaal niveau operaties van partners ondersteunen.

  • 3. Breder optreden op militair en defensiegebied ter ondersteuning van de doelstellingen van het GBVB: met name capaciteitsopbouw van krijgsmachten van derde landen om vrede te bewaren, conflicten te voorkomen en veiligheidsuitdagingen te adresseren. Op dit moment kan de EU capaciteitsopbouw van militaire actoren financieren in het kader van capaciteitsopbouw voor veiligheid en ontwikkeling (CBSD), dat onderdeel is van het Instrument contributing to Stability and Peace (IcSP). Deze steun dient echter aan strikte ontwikkelingsdoelstellingen te voldoen.

Hoge Vertegenwoordiger (HV) Mogherini streeft ernaar om met deze faciliteit de bestaande financieringsinstrumenten – het Athenamechanisme en de African Peace Facility – te vereenvoudigen en de EU in staat te stellen meer te doen en sneller en effectiever te kunnen optreden. De Raad besluit over de financiering van activiteiten die door de EPF gefinancierd worden. Lidstaten kunnen controle uitoefenen via een comité waarin zij zijn vertegenwoordigd. Dit comité stelt o.a. de jaarlijkse begrotingen vast. Het voorstel is om de EPF te financieren via bilaterale bijdragen van lidstaten, gebaseerd op de BNI-verdeelsleutel (Bruto Nationale Inkomen). Voor Nederland is dit in 2021 circa 5,5%3. Het voorstel voorziet in jaarlijkse begrotingen, oplopend van maximaal EUR 800 mln. in 2021 naar maximaal EUR 2 mrd in 2026 en 2027.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Hoewel het een voorstel voor een faciliteit buiten de EU-begroting betreft, beschouwt Nederland de onderhandelingen over de EPF wat betreft de financiële aspecten als integraal onderdeel van de onderhandelingen over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK, 2021–2027). Zoals vastgelegd in de Kamerbrief van 1 juni 2018 over de Kabinetsappreciatie van het Commissie MFK-voorstel, richt de Nederlandse onderhandelingspositie op het MFK zich op een modern en financieel houdbaar MFK. Nieuwe uitdagingen vragen om een herijking van de invulling en prioriteiten van de EU-begroting opdat het MFK nieuwe prioriteiten zoals onderzoek en innovatie, veiligheid, migratie en klimaat sterker reflecteert. Dit vraagt een ambitieus gemoderniseerde begroting die de EU in staat stelt gezamenlijke uitdagingen adequaat en tijdig te adresseren en die effectief en efficiënt optimale Europese toegevoegde waarde genereert. Brexit vereist een neerwaartse bijstelling van het MFK; een kleinere EU vraagt om een kleiner budget. De inzet is om via bezuinigingen op bestaand beleid versterkte of nieuwe prioriteiten te financieren, als ook de financiële gevolgen van het vertrek van het Verenigd Koninkrijk op te vangen. Voorkomen moet worden dat Brexit leidt tot een onevenredig hoge rekening voor andere lidstaten en een stijging van de afdrachten. De financiering van het MFK moet rechtvaardig, transparant en simpel waarbij de lasten eerlijk moeten worden verdeeld. De Nederlandse netto betalingspositie dient ook in het komende MFK in lijn te zijn met de positie van lidstaten met een vergelijkbaar welvaartsniveau.

Nederland is voorstander van sterke Europese samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie. Nederland is nauw betrokken geweest bij het opstellen van de EU Global Strategy on Foreign and Security Policy (2016) en de uitwerking hiervan op veiligheids- en defensiegebied middels het EU Implementation Plan on Security and Defence. Lidstaten spraken hierin o.a. af dat de EU beter in staat moet zijn te reageren op de verschillende stadia van conflicten en crises en te willen werken aan de capaciteitsopbouw van partners ten behoeve van het versterken van de weerbaarheid van samenlevingen rondom de EU. Ook besloten lidstaten toe te willen werken naar een meer doelmatige, solidaire en flexibele wijze van financiering van GVDB-missies en operaties. Veiligheid en defensie is ook één van de sporen van de agenda van de Europese Raad (een Europa dat beschermt).

In de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS) komt de inzet van de krijgsmacht voor stabiliteit, vredesmissies en -operaties, vredesopbouw, forward defense en afschrikking nadrukkelijk naar voren. Dit raakt aan de verschillende doelen onder de drie pijlers van de GBVS (voorkomen, verdedigen, versterken). Dit maakt de EPF van belang voor het Nederlandse veiligheidsbeleid en de wereldwijde kabinetsinzet voor de veiligheid van Nederland. De GBVS stelt tevens dat naast civiele actoren ook de krijgsmacht een belangrijke rol speelt bij de opbouw van legitieme militaire capaciteiten in bijvoorbeeld Afrika en het Midden-Oosten.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Nederland steunt de intentie van de EU om de ambitie op het gebied van veiligheid en defensie, zoals gesteld in de EU Global Strategy, te vertalen naar een effectiever en slagvaardiger extern optreden. Op dit moment kunnen beleidsuitgaven die voortvloeien uit operaties die gevolgen hebben op militair en defensiegebied niet binnen de EU-begroting worden gefinancierd. Vanuit dat perspectief begrijpt Nederland de wens om de European Peace Facility op te richten. Nederland steunt ook de doelstelling om de EU beter in staat te stellen effectief bij te dragen aan conflictpreventie, vredeshandhaving en de versterking van internationale veiligheid, zoals ook benadrukt in de GBVS. Het creëren van één instrument biedt kansen voor meer coherentie, synergie en flexibiliteit tussen de verschillende activiteiten van de EU op het gebied van veiligheid en defensie conform de geïntegreerde benadering van conflicten en crises die de EU voorstaat.

Nederland erkent het belang van een meer flexibele en solidaire financiering van militaire EU-operaties. Op dit moment wordt het grootste deel van de kosten van militaire operaties gedragen door de lidstaten die aan de betreffende missie deelnemen, en slechts een beperkt deel door alle lidstaten. Nederland is bereid voorstellen om het aandeel gemeenschappelijke kosten te verbreden te bezien. Dit kan de drempel verlagen voor lidstaten om aan militaire operaties mee te doen, waarmee burden sharing kan worden gestimuleerd. Dit is in het belang van Nederland. Het kabinet ziet het voorstel op dit punt echter graag concreter onderbouwd en uitgewerkt, om de financiële implicaties nader in te kunnen schatten en op haalbaarheid te toetsen.

Nederland is voorstander van nauwe samenwerking met internationale partners, zoals de Verenigde Naties en de Afrikaanse Unie. Vredesoperaties door internationale partners kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de externe doelstellingen van de EU en Nederland. Onder het huidige MFK wordt vanuit de African Peace Facility de African Peace and Security Architecture (APSA) van de Afrikaanse Unie (AU) ondersteund, die een veelomvattende institutionele structuur omvat gericht op vrede en veiligheid. De APF ondersteunt verschillende missies, bijvoorbeeld de missie van de Afrikaanse Unie in Somalië (AMISOM) en de G5 Sahel Joint Force. Het kabinet vindt het goed dat regionale organisaties of initiatieven zoals G5 Sahel zelf meer verantwoordelijkheid willen nemen voor de veiligheid in hun regio, waaronder het bestrijden van terrorisme en het tegengaan van grensoverschrijdende criminaliteit waaronder ook mensensmokkel. De APFis tijdens de looptijd van dit MFK reeds verschillende keren aangevuld omdat de oorspronkelijke begroting de stijgende financieringsbehoeften niet kon dekken. De EPF kan op dit punt bijdragen aan een snellere en effectievere financiering. Nederland vindt het belangrijk dat de steun aan Afrikaanse missies wordt gecontinueerd maar staat open voor het verbreden van de geografische reikwijdte van de huidige African Peace Facility, naar gebieden en operaties buiten het Afrikaanse continent. Geografische uitbreiding mag echter niet ten koste gaan van de door het kabinet geïdentificeerde focusregio’s in Afrika; de Hoorn van Afrika en de Sahel. Tevens is het voor Nederland belangrijk dat activiteiten zich richten op de landen rond en aan de rand van Europa waar de afgelopen jaren de veiligheidssituatie drastisch is verslechterd, zoals geïdentificeerd in de GBVS. De veiligheid aan de randen van Europa beïnvloedt ook de veiligheid binnen Europa. Mede op basis van de ervaringen met de APF, hecht Nederland eraan dat er niet alleen ten tijde van besluitvorming over, maar ook tijdens de uitvoering van steun aan (Afrikaanse) operaties, wordt gewaarborgd dat de EU en de ontvangende partij(en) gezamenlijk werken aan een zo effectief mogelijke inzet van de operatie.

De faciliteit biedt tevens mogelijkheden om bijvoorbeeld vanuit de EU bepaalde kritische capaciteiten voor VN-vredesmissies te financieren. Nederland streeft een verbetering en modernisering van VN-vredesoperaties na. Veel van de huidige VN-missies opereren in een complexe en gevaarlijke omgeving terwijl zij de daarvoor benodigde capaciteiten ontberen.

Het kabinet staat positief tegenover capaciteitsopbouw op het terrein van defensie en veiligheid van partners in derde landen. De faciliteit kan een rol spelen bij het vervullen van behoeftes aan training, expertise, materieel en toerusting die in militaire missies naar voren zijn gekomen. Wat Nederland betreft, moeten zaken die via de EU-begroting gefinancierd kunnen worden, wel zoveel mogelijk daaruit gefinancierd worden. De EPF moet daarom geen bredere reikwijdte hebben dan noodzakelijk. Het kabinet beziet het voorstel op dit onderdeel ook in samenhang met de overige MFK-deelvoorstellen op extern terrein. Het voorgestelde Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI) bevat namelijk een component voor capaciteitsopbouw van militaire actoren ten behoeve van ontwikkeling.

Het voorstel maakt het ook mogelijk om letale middelen, zoals wapens, aan partners te leveren. Nederland vindt dat een besluit tot het financieren van dergelijke middelen een zorgvuldige afweging vergt. Nederland denkt hierbij aan afdoende waarborgen voor de betrokkenheid van alle lidstaten bij besluitvorming hierover, degelijke risicoanalyses inclusief aandacht voor mensenrechten en met inachtneming van relevante VN-resoluties, voorwaarden die de EU hieraan wil verbinden en modaliteiten voor monitoring. Nederland zal zich ervoor inzetten dat dit voldoende wordt geborgd in het voorstel en flankerend beleid.

Het kabinet is kritisch over de beperkte financiële onderbouwing van het voorstel. In het voorstel wordt alleen aangegeven dat het voorgestelde bedrag van EUR 10,5 mrd is gebaseerd op de behoeften, ambitie en huidige ervaring met de uitgaven voor Athena en de APF. Het voorstel biedt vooralsnog geen inzicht in de prognose van activiteiten die aan dit bedrag ten grondslag ligt, noch in de verdeling van de financiële middelen over de verschillende onderdelen van de EPF. De gezamenlijke uitgaven voor Athena en APF fluctueren volgens het voorstel tussen de EUR 250 mln. en 500 mln. per jaar onder het huidige MFK. Nederland zal aandringen op een helder beeld van de financiële implicaties van het voorstel en op basis daarvan zijn positie bepalen t.a.v. de financiële haalbaarheid van het voorstel.

Ook de governance is voor Nederland een aandachtspunt. Hoewel de faciliteit flexibel moet kunnen inspelen op veiligheidsuitdagingen en behoeftes van partners, is het belangrijk dat lidstaten voldoende sturingsmogelijkheden hebben t.a.v. de te financieren activiteiten.

Het kabinet benadrukt verder dat goede aansluiting nodig is tussen de EPF en andere externe en veiligheidsinstrumenten van de EU, zoals het voorgestelde NDICI dat uit de EU-begroting wordt gefinancierd. Hierop aansluitend is ook de afstemming met programma’s op het vlak van Security Sector Reform (SSR) voor Nederland van belang. Hoewel de samenhang tussen de faciliteit en de externe veiligheidsinstrumenten aan bod komt in het voorstel, vindt Nederland dat concreter kan worden gemaakt hoe coherentie en synergie worden gewaarborgd.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

De Raad Buitenlandse Zaken van 25 juni 2018 nam kennis van het voorstel (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1891). Tijdens de Raad bleek dat veel lidstaten net als Nederland nog vragen hebben over de inhoudelijke en financiële onderbouwing van het voorstel.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

Nederland kan zich vinden in de gekozen rechtsgrondslagen. Op grond van art. 28, lid 1, VEU neemt de Raad de nodige besluiten wanneer een internationale situatie een optreden van de EU vereist. Op basis van art. 30, lid 1, VEU is de HV bevoegd ieder vraagstuk in verband met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) aan de Raad voor te leggen en aan de Raad initiatieven voor te leggen respectievelijk voorstellen in te dienen. Art. 42, lid 4, VEU biedt een grondslag voor de HV om besluiten betreffende het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid (GBVD), waaronder begrepen het opzetten van missies, Artikel 41, lid 2, VEU regelt welke beleidsuitgaven die voorvloeien uit het GBVB-hoofdstuk van het EU-verdrag ten laste mogen komen van het EU-budget. Het voorstel ziet op het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB), waar ook het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) onder valt. Op het terrein van het GBVB is sprake van een en gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (artikel 2, lid 4 VWEU). Voor het GBVB (artikel 2, lid 4 VWEU) geldt dat de lidstaten bevoegd zijn om extern naast de Unie op te treden. Voor zover de EU een positie heeft ingenomen, dienen de lidstaten deze te respecteren.

b) Subsidiariteit

Het subsidiariteitsoordeel is positief. Het kabinet is van mening dat veiligheid en stabiliteit beter kunnen worden bewerkstelligd door samenwerking tussen lidstaten op EU-niveau, zoals nu reeds gebeurt via militaire EU-missies en operaties en de African Peace Facility.

c) Proportionaliteit

Het proportionaliteitsoordeel is deels positief, deels negatief. De voorgestelde maatregelen kunnen positief bijdragen aan een effectieve rol van de EU op het gebied van conflictpreventie en de versterking van internationale veiligheid, o.a. door een flexibeler gebruik van bestaande instrumenten. Het oordeel is deels negatief omdat het voorstel vooralsnog onvoldoende inzicht biedt in de prognose van de activiteiten die aan de verschillende componenten van de EPF en het voorgestelde bedrag van EUR 10,5 mrd ten grondslag ligt. Daarnaast vindt Nederland dat de EPF geen bredere reikwijdte moet hebben dan noodzakelijk. Met name vanwege de brede formulering van de derde component van het voorstel (breder optreden op militair en defensiegebied) kan Nederland op dit moment onvoldoende inschatten of het voorstel zaken dekt die ook via de EU-begroting gefinancierd zouden kunnen worden.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

Nederland beschouwt de onderhandelingen over de toekomst van de EPF voor wat betreft de financiële aspecten, als integraal onderdeel van de onderhandelingen over het MFK 2021–2027. Nederland hecht eraan dat besprekingen over de EPF niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming betreffende het MFK. De beleidsmatige inzet van Nederland bij de EPF zal ondersteunend moeten zijn aan de Nederlandse inzet in de MFK-onderhandelingen zoals hierboven toegelicht, te weten een ambitieus gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK. Dit vraagt scherpe keuzes, én bezuinigingen. Om het vertrek van het Verenigd Koninkrijk op te kunnen vangen en nieuwe prioriteiten te kunnen financieren moeten substantiële bezuinigingen worden doorgevoerd. Het kabinet streeft naar substantiële bezuinigingen binnen traditionele beleidsterreinen zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en het cohesiebeleid, waarmee een aanvullende Nederlandse bijdrage als gevolg van Brexit vermeden kan worden en die ruimte bieden voor de financiering van nieuwe beleidsprioriteiten. Binnen dit kader blijft vanzelfsprekend de ruimte bestaan om op de inhoud actief in te spelen op het verloop van de onderhandelingen.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

Het voorstel beoogt een bijdrage van EU-lidstaten op basis van de BNI-sleutel. Voor Nederland is dit in 2021 circa 5,5%. Het voorstel is te werken op basis van jaarlijkse begrotingen, oplopend van maximaal EUR 800 mln. in 2021 naar maximaal EUR 2 mrd in 2026 en 2027. Dit zou neerkomen op een Nederlandse bijdrage van gemiddeld EUR 82.5 mln. per jaar. Nederland is kritisch over de financiële onderbouwing van de jaarlijkse plafonds. Nederland zal aandringen op een helder beeld van de financiële implicaties van het voorstel en op basis daarvan zijn positie bepalen t.a.v. de financiële haalbaarheid van het voorstel. Het is nog onduidelijk in hoeverre de EPF activiteiten zal omvatten die voldoen aan de OESO/DAC criteria voor Official Development Assistance (ODA).

De budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e) departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Niet van toepassing.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Het voorstel resulteert niet in aanvullende administratieve lasten.

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

Niet van toepassing.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Niet van toepassing.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Niet van toepassing.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

Het besluit treedt in werking op de datum van aanname van het besluit. De HV wil het voorstel parallel aan het nieuwe MFK in werking laten treden. Nederland acht dit haalbaar.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Er is geen evaluatie- of horizonbepaling opgenomen. Nederland acht een tussentijdse evaluatie wenselijk.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

Niet van toepassing.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Veiligheid is een belangrijke voorwaarde voor ontwikkeling. Militaire operaties kunnen bijdragen aan een verbeterde veiligheid en stabiliteit in ontwikkelingslanden. Bij de financiering van militaire actoren in ontwikkelingslanden dient voldoende aandacht te zijn voor mensenrechtenaspecten. Nederland vindt voorts nauwe aansluiting wenselijk tussen de EPF en externe instrumenten die via de EU-begroting worden gefinancierd, zodat een werkelijk geïntegreerde benadering wordt bevorderd.


X Noot
2

Art. 41 (2) van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat beleidsuitgaven die voortvloeien uit de uitvoering van de bepalingen over het GBVB ten laste komen van de begroting van de Unie, behalve wanneer het beleidsuitgaven betreft die voortvloeien uit operaties die gevolgen hebben op militair of defensiegebied en gevallen waarin de Raad met eenparigheid van stemmen anders besluit.

X Noot
3

Inschatting op basis van de Spring 2018 economic forecast en andere cijfers van de Europese Commissie.

Naar boven