Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 juni 2018
Op 30 april jl. heb ik uw Kamer bericht (Kamerstuk 22 112, nr. 2549) over de inzet van het kabinet in de Raadsonderhandelingen over het Pan-Europees
Persoonlijk Pensioenproduct (PEPP). Op basis van de huidige staat van de onderhandelingen
wil het voorzitterschap mogelijk proberen tot een akkoord op hoofdlijnen te komen
in Coreper van 19 of 20 juni. Indien een gekwalificeerde meerderheid van lidstaten
zich achter een raadscompromis kan scharen, dan zal dat de inzet worden van de Raad
voor de onderhandelingen met het Europese parlement.
De Kamer heeft het kabinet per motie (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1435) verzocht om zich in de Europese onderhandelingen uit te spreken tegen een raamwerk
voor Europese persoonlijke pensioenproducten in de derde pijler (Kamerstuk 33 931, nr. 1). Nederland heeft deze kritische houding in haar BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2384) verwoord en uitgedragen tijdens de onderhandelingen over PEPP. Het compromis dat
in de Raad op tafel ligt bevindt zich binnen de belangrijkste elementen van de Nederlandse
inzet, zoals ook die ook is verwoord in het BNC-fiche. Hieronder ga ik daar nader
op in.
Verplichtstelling tweede pijler wordt niet geraakt
Het kabinet heeft uitgesproken dat PEPP de inrichting van de tweede pijler van het
Nederlandse pensioenstelsel niet mag raken. Een belangrijk kenmerk van de tweede pijler
is de verplichte aansluiting bij verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen (bpf’en),
die in de EU geclassificeerd worden als IORPs (Institutions for Occupational Retirement Provision). Deze inbreuk op de vrije mededinging wordt alleen toegestaan door het grotere economische
belang dat ermee gepaard gaat. Het exclusieve uitvoeringsrecht van verplichtgestelde
bedrijfstakpensioenfondsen mag niet als concurrentievoordeel worden gebruikt op andere
markten. Daarom mogen verplichtgestelde bpf’en in Nederland geen pensioenproducten
in de derde pijler (zoals PEPP) aanbieden.
Volgens het huidige compromisvoorstel is PEPP nadrukkelijk een persoonlijk pensioenproduct,
waarbij de werkgever niet is betrokken. Daarmee kwalificeert PEPP nadrukkelijk als
derdepijlerpensioenproduct. Een IORP mag volgens de compromistekst alleen PEPP aanbieden
als het krachtens de (nationale) wet geautoriseerd is pensioenproducten in de derde
pijler aan te bieden. Daarnaast mogen IORPs die PEPP aanbieden zelfstandig geen biometrische
risico’s afdekken. Onder deze voorwaarden is de Nederlandse verplichtstelling geborgd:
verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen in Nederland mogen namelijk geen derde
pijlerproducten aanbieden en de producten die zij aanbieden, worden juist gekenmerkt
door risicosolidariteit.
De voorkeur van het kabinet blijft uitgaan naar het geheel uitsluiten van IORPs als
aanbieders van PEPP. Gegeven het draagvlak bij andere landen, verwacht ik dat hier
uiteindelijk niet de benodigde steun voor zal komen in de Raad. Ook dan komt met het
huidige compromis de verplichtstelling niet in gevaar, waarmee de belangrijkste Nederlandse
inzet wordt binnengehaald.
Fiscale facilitering
Het huidige compromisvoorstel biedt geen verruiming van de bestaande fiscale kaders
ter ondersteuning van PEPP. Dit is conform de inzet van het kabinet. De fiscale behandeling
van derdepijlerpensioenproducten blijft daarmee een exclusief nationale competentie.
Rol van EIOPA
In het voorstel van de Europese Commissie had de Europese toezichthouder Europese
Verzekerings- en Bedrijfspensioenautoriteit (EIOPA) een doorslaggevende stem bij de
autorisatie van een PEPP voorafgaand aan het aanbieden. Nederland heeft zich ingezet
om het toezicht dichtbij de consument te houden, bij de nationale toezichthouders.
Mede daardoor staat in het huidige compromisvoorstel dat de rol van EIOPA op dit onderwerp
wordt beperkt, waarmee het verlenen en weren van toegang voor PEPP op de markt een
nationale competentie blijft.
Gedelegeerde handelingen
In het oorspronkelijke voorstel zaten verschillende gedelegeerde handelingen, waarmee
mandaat wordt gegeven aan de Europese Commissie of de Europese toezichthouders om
nadere technische standaarden of regelgeving te ontwikkelen. Nederland heeft zich
ingezet om de gedelegeerde handelingen te schrappen en, waar dat niet mogelijk of
zinvol was, in te perken. Dat is gelukt: het aantal gedelegeerde handelingen beperkt.
Het kabinet blijft van mening dat PEPP een beperkte meerwaarde heeft voor het pensioenaanbod
in Nederland, maar het naderende compromis adresseert wel de belangrijkste bezwaren
die Nederland bij het voorstel had.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra