Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2015
Tijdens het Algemeen Overleg betere regelgeving heb ik uw commissie Europese Zaken
toegezegd schriftelijk te reageren op de vraag van de Lid Verhoeven (D’66) over de
wijze waarop in toekomstige EU wetgeving gebruik kan worden gemaakt van horizonbepalingen
die de uiterste houdbaarheid van de wetgeving aangeven. Met deze brief kom ik aan
deze toezegging tegemoet.
In het voorstel voor het interinstitutioneel akkoord (IIA) betere regelgeving, dat
de Commissie op 19 mei 2015 heeft gepresenteerd, wordt voorzien in de mogelijkheid
vaker gebruik te maken van horizonbepalingen. In paragraaf 19 van het voorstel voor
het IIA wordt er concreet naar verwezen: «In gevallen waarin wetgeving slechts voor
een welbepaalde periode van toepassing moet zijn, worden vervalbepalingen gebruikt».
Het kabinet beoordeelt het gebruik van horizonbepalingen, net als het systematisch
gebruik van evaluatiemechanismen, als positief en heeft zich daarvoor in Raadsverband
uitgesproken. In de Raad bestaat daarvoor eveneens steun. Naar verwachting zal het
gebruik van evaluatiemechanismen en horizonbepalingen in de onderhandelingen tussen
de Commissie, het Europees parlement en de Raad niet als controversieel worden aangemerkt.
Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de Commissie horizonbepalingen
in wetsvoorstellen op te nemen en aan de medewetgevers hierop toe te zien. Daarbij
is overigens van belang dat geen extra regeldruk wordt gecreëerd door onnodige horizonbepalingen
op te nemen. In het geval dat nog geen duidelijkheid bestaat of de regelgeving slechts
voor een bepaalde periode dient te gelden, zou de noodzaak om telkens nieuwe regelgeving
te creëren ter vervanging van de automatisch vervallen oude regeling immers juist
tot extra regeldruk kunnen leiden.
Wanneer een horizonbepaling ontbreekt, en wetgeving verouderd is, moet de Commissie
wetgeving intrekken om het acquis op te schonen. In het Commissie Werkprogramma 2016
doet de Commissie daartoe 28 voorstellen (in bijbehorende Bijlage V), waarbij in bepaalde
gevallen het automatisch vervallen van die regelingen door het opnemen van een horizonbepaling
op zijn plaats zou zijn geweest. Dit illustreert het belang van het opnemen van horizonbepalingen
in wetgeving als onderdeel van de agenda voor betere regelgeving.
De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders