22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1882 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juli 2014

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij twee fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: mededeling strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het Werk 2014–2020

Fiche 2: mededeling strategie voor de Adriatische en Ionische regio (Kamerstuk 22 112, nr. 1883)

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: mededeling strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2014–2020

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch Sociaal Comité en het Comité van de regio’s inzake een strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk.

Datum ontvangst Commissiedocument

6 juni 2014

Nr. Commissiedocument

COM (2014) 332

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

n.v.t.

Behandelingstraject Raad

Deze thematiek wordt behandeld in de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (WSBVC).

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid

2. Essentie voorstel

In deze mededeling geeft de Commissie een algemeen strategisch EU-kader voor de periode 2014 – 2020 waarin doelstellingen en activiteiten van de Commissie zijn weergegeven op het terrein van gezondheid en veiligheid op het werk. De vorige strategie liep tot 2013. De nieuwe strategie bouwt voor wat betreft doelstellingen en activiteiten voort op de voorgaande strategie maar bevat aanpassingen aan veranderende werkpatronen en nieuwe en opkomende risico’s. Het kader is mede gebaseerd op de input die is verkregen uit de openbare consultatie van 2013.

De voornaamste zeven doelstellingen van de nieuwe strategie zijn:

  • 1. consolidering van de huidige nationale strategieën voor gezond en veilig werken;

  • 2. bevordering van de naleving van wetgeving, met name door het MKB;

  • 3. verbetering van handhaving door lidstaten;

  • 4. vereenvoudiging van bestaande regelgeving;

  • 5. verbeteren van de preventie van werkgerelateerde en beroepsziekten door aanpak van bestaande en nieuwe arbeidsgerelateerde risico’s en aandacht besteden aan de vergrijzende beroepsbevolking;

  • 6. Verbeteren van de statistische informatiebasis;

  • 7. Betere coördinatie van EU- en andere internationale inspanningen gericht op de aanpak van gezond en veilig werken.

Per doelstelling zijn de voorgenomen acties van de Commissie aangegeven. Deze betreffen grotendeels uitvoeringsacties die de Commissie in samenwerking met lidstaten en het EU-Agentschap voor Gezond en Veilig Werken wil ondernemen om de doelstellingen te realiseren, zoals bevordering van de sociale dialoog, het voeren van bewustwordingcampagnes en verbetering van de afstemming en informatie-uitwisseling (goede praktijken) tussen Commissie en lidstaten. Er is tot 2016 geen nieuwe regelgeving voorzien.

De uitvoering van het kader verloopt parallel aan de evaluatie van EU-arbeidsomstandighedenregelgeving. De conclusies van deze evaluatie worden eind 2015 verwacht. Die moeten een empirische onderbouwing leveren voor eventuele nieuwe initiatieven. Het kader wordt daarom in 2016 opnieuw beoordeeld, nadat de thans lopende evaluatie van het EU-arboacquis is afgerond.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Bevoegdheidsvaststelling

Op grond van artikel 153 VWEU is de EU bevoegd om maatregelen te nemen en richtlijnen op te stellen om de veiligheid en de gezondheid van werknemers in de Europese Unie te beschermen. De Commissie is dan ook bevoegd tot het uitbrengen van een mededeling op dit terrein.

Subsidiariteit en proportionaliteit

Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten opzichte van de subsidiariteit en proportionaliteit, met twee kanttekeningen. Een EU-strategie kan richting geven aan beleid en beleidsaanpassingen op EU-niveau, wat bijdraagt aan het bereiken van een gelijk Europees speelveld. De voorgenomen activiteiten van de Commissie richten zich met name op betere implementatie van de Europese regelgeving op het terrein van arbeidsomstandigheden. De Commissie stelt voor om in samenwerking met lidstaten de effectiviteit van bestaande maatregelen te evalueren. Het kabinet is er voorstander van dat de Commissie haar eigen maatregelen monitort en nagaat of bestaande regelgeving vereenvoudigd kan worden met behoud van gelijke beschermingsniveaus.

De twee kanttekeningen zijn gelegen in de beoogde betrokkenheid van de Commissie bij de handhaving van arbeidsomstandighedenregelgeving (hierna: arboregelgeving) door lidstaten en het uitbouwen van de informatiebasis.

Zo stelt de Commissie onder meer voor dat het SLIC1 de middelen van de arbeidsinspecties in kaart brengt en beoordeelt in hoeverre zij in staat zijn hun belangrijkste taken uit te voeren omtrent het handhaven van arboregelgeving. Ook stelt de Commissie voor de effectiviteit te beoordelen van sancties en administratieve boetes die door de lidstaten worden opgelegd, alsmede van andere «zachte handhavingsmaatregelen». Dit kan ertoe leiden dat de arbeidsinspecties in de lidstaten extra capaciteit moeten inzetten o.a. voor het evalueren van de middelen van de arbeidsinspecties in relatie tot de handhaving van arboregelgeving en het beoordelen van de effectiviteit van sancties en andere handhavingmaatregelen. Onduidelijk hierbij is welke rol de Commissie zichzelf hierbij toekent. Het kabinet onderkent het belang van uitwisseling van goede praktijken tussen de arbeidsinspecties in de EU, maar acht de inrichting van het handhavingsbeleid dienaangaande een zaak van de lidstaten zelf. Voorkomen moet worden dat de acties die de Commissie voorstelt, resulteren in (aanvullende) verplichte rapportages over allerlei zaken die betrekking hebben op de handhaving van arboregelgeving in eigen land.

Daarnaast plaatst Nederland een kanttekening bij het voornemen van de Commissie om de informatiebasis uit te bouwen door het verzamelen van de statistieken op het terrein van arbeidsomstandigheden te verbeteren. Dit kan leiden tot een, in de ogen van Nederland, ongewenste uitvraag van nieuwe statistische informatie.

Financiële gevolgen, regeldruk en administratieve lasten

Uit het strategisch kader blijkt geen voornemen om tot 2016 met nieuwe wetgevingsvoorstellen te komen. De voornemens met betrekking tot vereenvoudiging van regelgeving en bevordering van de naleving van arboregelgeving, in het bijzonder voor het midden- en kleinbedrijf, kunnen leiden tot vermindering van regeldruk en administratieve lasten. Hier sluit de Commissie aan bij haar Mededeling voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT) van 2 oktober 20132.

Wat betreft de handhaving van arbeidsomstandighedenwetgeving kan het voorstel leiden tot extra uitvoeringskosten voor de overheid. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast in de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

De Commissie wijst de lidstaten op de mogelijkheid om een beroep te doen op het Europees Sociaal Fonds (ESF) voor de opleiding van arbeidsinspecteurs met betrekking tot opkomende risico’s en nieuwe technologieën. Nederland heeft voor de programmaperiode 2014–2020 in afstemming met de Commissie gekozen om de ESF-gelden in te zetten voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en voor het versterken van de inzetbaarheid van werknemers op de arbeidsmarkt3. Het kabinet zal gelden uit het ESF niet inzetten voor de opleiding van arbeidsinspecteurs.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland vindt het belangrijk dat een Europees strategisch kader 2014 – 2020 op het gebied van arbeidsomstandigheden geformuleerd is als opvolger van de vorige strategie die tot 2013 liep. De onderhavige strategie kan evenals de vorige strategie, richting geven aan beleid en beleidsaanpassingen op EU-niveau, met het oog op het bereiken van een gelijk Europees speelveld.

Nederland kan zich in het algemeen vinden in de thema’s die de Commissie uitlicht als prioriteiten op het terrein van arbeidsomstandigheden. Zo heeft Nederland al bij eerdere gelegenheid aan de Commissie te kennen gegeven dat werkgerelateerde stress (als gevolg van psychosociale arbeidsbelasting) een maatschappelijk probleem vormt. Het kabinet acht het daarom goed dat de Commissie dit thema heeft opgenomen in het strategisch kader. Hetzelfde geldt ten aanzien van vergrijzing, duurzame inzetbaarheid, preventie van beroepsziekten en nieuwe opkomende arbeidsrisico’s zoals gevolgen van het gebruik van nanotechnologie.

Ten aanzien van de handhaving kan Nederland kort zijn: die bevoegdheid bij de inrichting van de handhaving op dit terrein ligt bij de lidstaten. Voor zover de Commissie daarbij een eigen rol/betrokkenheid zou claimen, deelt Nederland die opvatting niet.

Het huidige EU-arboacquis is goed ontwikkeld. Dat laat evenwel onverlet dat op onderdelen aanpassing noodzakelijk is. De omslag dient gemaakt te worden naar doelvoorschriften, waaraan zo mogelijk, gezondheid- of veiligheidskundige (grens)waarden zijn gekoppeld, ten koste van middelvoorschriften. Dat betekent ook dat bestaande wetgeving gemoderniseerd dient te worden en ontdaan wordt van onnodige details, met het oog op reductie van regels en administratieve lasten. Het strategisch kader lijkt tot 2016 echter niet te leiden tot wetgevingsvoorstellen, mede vanwege de lopende evaluatie van het gehele EU-arboacquis.

Nederland is van mening dat de Commissie op het punt van blootstelling van werknemers aan kankerverwekkende stoffen onterecht geen concrete normen voorstelt. Dit is afgelopen jaar meerdere malen bij de Commissie onder de aandacht gebracht4. De Commissie geeft zelf aan dat in de EU jaarlijks bijna 100.000 werknemers sterven aan de gevolgen van door het werk veroorzaakte vormen van kanker. De Commissie laat hiermee opnieuw na op dit punt een gelijk Europees speelveld te scheppen, dat bovendien tot betere arbeidsbescherming en vermijding van concurrentievervalsing moet leiden. Nederland roept de Commissie dan ook op om zonder verder uitstel stappen te zetten die moeten leiden tot concrete normen ten aanzien van de blootstelling van werknemers aan kankerverwekkende stoffen.

Nederland staat terughoudend tegenover het door de Commissie nagestreefde doel met betrekking tot uitbouw van de statistische informatiebasis o.a. voor beroepsmatige blootstelling en arbeidsgerelateerde gezondheidsproblemen en de kosten en baten op het gebied van arboregelgeving. Aandachtspunt in dit verband is de eventuele ambitie van de Commissie om te komen tot nieuwe Europese statistische verplichtingen. Voorkomen dient te worden dat er nieuwe statistische verplichtingen ontstaan. Nederland zal er bij de Europese Commissie op aandringen dat vastgestelde leemten in de beschikbaarheid van statistische gegevens, opgevuld worden binnen het kader van de bestaande Europese statistische verplichtingen op het terrein van veiligheid op het werk en arbeidsongevallen.


X Noot
1

Het Senior Labour Inspectors Committee, bestaande uit arbeidsinspecties van de lidstaten.

X Noot
2

COM (2013) 685

X Noot
3

Kamerstuk 26 642, nr. 124.

X Noot
4

Kamerstuk 25 883, nr. 233

Naar boven