Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 22112 nr. 1809 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 22112 nr. 1809 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 maart 2014
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche 1: verordeningen schoolfruit- en schoolmelkprogramma’s (Kamerstuk 22 112, nr. 1807)
Fiche 2: Mededeling en aanbeveling betreffende het stemrecht van burgers in relatie tot het recht van vrij verkeer (Kamerstuk 22 112, nr. 1808)
Fiche 3: Verordening transparantie van effectenfinancieringstransacties
Fiche 4: Verordening structuurhervormingen ter verbetering van de weerbaarheid van Europese banken (Kamerstuk 22 112, nr. 1810)
Fiche 5: besluit EU-bijdrage aan EIF-kapitaalverhoging (Kamerstuk 22 112, nr. 1811)
De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans
Titel voorstel
Voorstel van de Europese Commissie (Commissie) voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende rapportage en transparantie van effectenfinancieringstransacties
Datum ontvangst Commissiedocument
30 januari 2014
Nr. Commissiedocument
COM(2014) 40
Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board
Impact assesment, volledig (SWD(2014) 30):
http://ec.europa.eu/internal_market/bank/docs/structural-reform/140129_impact-assessment_en.pdf
Impact assesment, samenvatting (SWD(2014) 31):
Behandelingstraject Raad
Ecofin Raad
Eerstverantwoordelijk Ministerie
Ministerie van Financiën
Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen
a) Rechtsbasis
Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement
Gewone wetgevingsprocedure: gekwalificeerde meerderheid in de Raad, medebeslissing Europees Parlement.
c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen
Er worden gedelegeerde bevoegdheden voor de Commissie voorgesteld met betrekking tot:
– het specificeren van de definitie van transacties die equivalent zijn aan effectenfinancieringstransacties en het eventueel nader beperken van de reikwijdte van de verordening om in te kunnen spelen op markt- en technologische ontwikkelingen;
– het aanpassen van de informatie die beheerders van instellingen voor collectieve beleggingen in effecten (icbe’s) en beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (AIF’s) in hun jaarverslag moeten verstrekken aan hun deelnemers om in te kunnen spelen op markt- en technologische ontwikkelingen;
– het aanpassen van de informatie die beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s in hun precontractuele informatie (o.a. prospectus) moeten verstrekken aan hun deelnemers om in te kunnen spelen op markt- en technologische ontwikkelingen;
– het vaststellen van de door te belasten kosten voor het toezicht op centrale transactieregisters.
Verder bevat het voorstel de bevoegdheid voor de Commissie om – op voorstel van de European Securities and Market Authority (ESMA) – technische standaarden vast te stellen met betrekking tot:
– de details van de te rapporteren gegevens inzake effectenfinancieringstransacties;
– de frequentie waarmee en het formaat waarin transacties gerapporteerd moeten worden;
– de gegevens die een transactieregister moet overleggen in verband met een verzoek tot registratie en het formaat waarin de gegevens moeten worden overlegd;
– de mate en wijze van aggregatie van de door de transactieregisters te publiceren gegevens en de frequentie van publicatie;
– de communicatie aan ESMA inzake opgelegde bestuurlijke boetes en maatregelen en eventuele strafrechtelijke vervolgingen en sancties.
– Korte inhoud voorstel
Met dit voorstel is de Commissie voornemens om de transparantie bij effectenfinancieringstransacties te vergroten. Ten eerste worden partijen bij dit type transacties verplicht om hierover te rapporteren aan transactieregisters. Ten tweede worden beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s verplicht richting hun deelnemers duidelijk te maken in welke mate zij gebruik maken van effectenfinancieringstransacties. Ten derde worden eisen gesteld aan het hergebruik van onderpand. Zo moet de ontvangende partij de risico’s die hieraan verbonden zijn duidelijk maken richting de verstrekkende partij. Bovendien moet de verstrekkende partij vooraf expliciet instemmen met eventueel hergebruik.
– Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie geeft de EU bevoegdheid om wetgeving vast te stellen inzake de werking van de interne markt. Nederland kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Daarnaast is zowel het subsidiariteits- als het proportionaliteitsoordeel van Nederland positief. Bij effectenfinancieringstransacties en hergebruik van onderpand zijn veelal instellingen betrokken uit verschillende jurisdicties. Een gecoördineerde Europese aanpak is daarom effectiever dan een aanpak op lidstaatniveau. Bovendien zijn de gevolgen van de voorgestelde verordening voor de werking van de financiële markten beperkt, terwijl de toezichthoudende autoriteiten een beter inzicht krijgen in blootstellingen aan risico’s over en weer in de financiële sector. Deze risico’s kunnen zich voordoen bij zowel onder toezicht staande instellingen als bij instellingen die niet onder toezicht staan. Het voorstel gaat daarmee niet verder dan noodzakelijk voor het bereiken van de doelstellingen van de verordening (verhoging van de transparantie).
– Implicaties/risico’s/kansen
De voorgestelde verplichtingen zullen leiden tot meer transparantie bij effectenfinancieringstransacties. Bovendien zal de bescherming van beleggers worden verhoogd. Wel dient rekening te worden gehouden met een verhoging van de administratieve lasten en nalevingskosten voor de desbetreffende marktpartijen.
– Nederlandse positie
Nederland acht het wenselijk dat de transparantie bij effectenfinancieringstransacties toeneemt. Wel zal Nederland zich inspannen om duidelijkheid te verkrijgen over de precieze definitie van effectenfinancieringstransacties en soortgelijke transacties. Daarnaast zal Nederland zich inzetten om de toegenomen transparantie bij effectenfinancieringstransacties doelmatig te gebruiken. Ten slotte is het belangrijk om dubbele rapportageverplichtingen als gevolg van uiteenlopende regelgeving te vermijden.
– Inhoud voorstel
Dit voorstel van de Commissie om de transparantie bij effectenfinancieringstransacties (voornamelijk repo’s1 en securities lending2) te vergroten past in het wereldwijde kader om transparantie in de schaduwbanksector3 te vergroten. Het voorstel is tegelijkertijd verschenen met de verordening betreffende structurele maatregelen om de weerbaarheid van kredietinstellingen te verhogen (COM(2014)43); waarover een separaat BNC fiche is opgesteld. De Commissie erkent het risico dat de maatregelen van laatstgenoemd voorstel een verschuiving van activiteiten richting de schaduwbanksector kunnen veroorzaken, om verplichtingen te omzeilen.
In dit kader stelt de Commissie voor om de transparantie bij effectenfinancieringstransacties op drie manieren te vergroten:
– systeemrisico’s die gerelateerd zijn aan effectenfinancieringstransacties monitoren door middel van rapportage aan centrale transactieregisters (trade repositories);
– openbaarmaking van informatie betreffende effectenfinancieringstransacties door beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s aan deelnemers (zowel in periodieke rapportages als in het prospectus);
– contractuele transparantie met betrekking tot hergebruik van effecten die als onderpand zijn gestort (rehypothecation), zodat de belegger hiervan kennis neemt en daar vooraf goedkeuring aan kan verlenen.
– Impact assessment Commissie
De Commissie heeft een effectbeoordeling uitgevoerd. Hierin worden drie problemen geïdentificeerd:
– ineffectieve monitoring door toezichthoudende autoriteiten van effectenfinancieringstransacties door gebrek aan data;
– risico’s van effectenfinancieringstransacties voor beleggers en het gebrek aan informatie bij beleggers omtrent het gebruik van deze transacties door beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s;
– risico’s van rehypothecation voor beleggers.
De Commissie komt in haar effectbeoordeling tot de conclusie dat het eerste probleem kan worden weggenomen door partijen bij effectenfinancieringstransacties te verplichten deze transacties te rapporteren. Door de transparantie van effectenfinancieringstransacties te verhogen kan de opbouw van systeemrisico’s in kaart worden gebracht, waardoor het beter mogelijk wordt om tijdig in te grijpen en daarmee de financiële stabiliteit beter te beschermen.
Het tweede probleem kan worden aangepakt door beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s te verplichten richting hun deelnemers duidelijk te maken in welke mate zij gebruik maken van effectenfinancieringstransacties.
Het derde probleem doet zich voor wanneer een partij die bepaalde financiële instrumenten in onderpand krijgt en deze financiële instrumenten vervolgens ten eigen behoeve aanwendt, bijvoorbeeld voor een effectenfinancieringstransactie. Omdat dergelijk hergebruik een belangrijke bron van liquiditeit vormt op de financiële markten, stelt de Commissie niet voor om dergelijke activiteiten te verbieden. In plaats daarvan moet de ontvangende partij duidelijk maken welke risico’s zijn verbonden aan het recht op hergebruik en moet de verstrekkende partij expliciet instemmen met eventueel hergebruik. Zo wil de Commissie een betere bescherming van bezitters van financiële instrumenten realiseren zonder de huidige marktpraktijk te belemmeren.
De Commissie maakt geen kwantitatieve inschatting van de (kosten)impact van de maatregelen.
a) Bevoegdheid
Artikel 114 van het EU-Werkingsverdrag geeft de EU bevoegdheid om wetgeving vast te stellen inzake de werking van de interne markt. Nederland kan zich vinden in deze rechtsgrondslag.
b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
Zowel de subsidiariteit als proportionaliteit worden positief beoordeeld.
De meerderheid van de effectenfinancieringstransacties wordt gesloten tussen partijen die hun zetel hebben in verschillende landen en betrekking hebben op goederen en valuta uit uiteenlopende jurisdicties. Hetzelfde geldt voor het hergebruik van financiële instrumenten. Een gecoördineerde Europese aanpak is daarom effectiever dan wanneer iedere lidstaat van de EU zelf zou proberen de geconstateerde problemen op te lossen. Het kabinet oordeelt daarom positief over de subsidiariteit van het voorstel.
In de kern bevat het voorstel voornamelijk rapportage- en informatieverplichtingen voor partijen die actief zijn op het gebied effectenfinancieringstransacties en/of die in onderpand ontvangen financiële instrumenten hergebruiken. Nederland is voorstander van het verbeteren van de transparantie richting beleggers, zodat beleggers goed geïnformeerd beleggingsbeslissingen kunnen nemen. Bovendien kunnen toezichthoudende autoriteiten een beter inzicht krijgen in blootstellingen aan risico’s over en weer in de financiële sector. Deze risico’s kunnen zich voordoen bij zowel onder toezicht staande instellingen als bij instellingen die niet onder toezicht staan. Echter de kosten van de extra transparantieverplichtingen en de aard van de transparantieverplichtingen (in aanvulling op de transparantieverplichtingen die volgen uit UCITS4 en AIFMD5) moeten in verhouding staan tot de toegevoegde waarde van de informatie voor de belegger en de toezichthoudende autoriteiten. Aangezien de verordening vooral transparantie beoogt en geen vergaande gevolgen heeft voor de mogelijkheden waarop financiële instrumenten kunnen worden ingezet, gaat het voorstel niet verder dan noodzakelijk voor het bereiken van de doelstellingen van de verordening. Het kabinet oordeelt daarom positief over de proportionaliteit van het voorstel.
c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen
Het voorstel delegeert op een substantieel aantal punten bevoegdheden aan de Commissie (zie punt 1c van dit fiche). Alhoewel daar goede gronden voor zouden kunnen zijn, meent het kabinet dat er terughoudend moet worden omgesprongen met de voorgestelde delegatie van bevoegdheden m.b.t. de reikwijdte en definities, die een essentieel onderdeel van de verordening vormen en daarom in de verordening zelf moeten worden opgenomen. Het kabinet zal daarom tijdens de onderhandelingen met betrekking tot deze verordening een kritische houding aannemen op dit punt. Indien dit niet mogelijk is, omdat flexibiliteit met betrekking tot deze punten gewenst is, zoals de Commissie aangeeft, dan zal Nederland zich inzetten om zoveel mogelijk grip door lidstaten hierop te waarborgen. Bovendien is dit van belang voor het bepalen van de omvang van de regeldruk voor de sector.
a) Consequenties EU-begroting
De kosten worden geschat op ca. € 0,3 miljoen per jaar. Het betreft voornamelijk het toezicht op transactieregisters. Het voornemen van de Commissie is om de kosten met betrekking tot dit toezicht volledig aan de onder toezicht staande entiteiten door te belasten. Transactieregisters zullen de kosten die ESMA maakt ten behoeve van de vergunningverlening en het lopende toezicht namelijk moeten vergoeden. Mocht het voorstel desondanks financiële gevolgen hebben voor de EU-begroting, dan is Nederland van mening dat de benodigde middelen gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden
Er zijn geen financiële gevolgen voorzien voor de Nederlandse overheid. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline. Het toezicht op het voldoen aan de transparantieverplichtingen zal door de nationale toezichthouders worden doorbelast aan de sector.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
Beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s zullen meer informatie moeten verschaffen aan beleggers omtrent hun effectenfinancieringstransacties en verpanding van onderpand. Dit zal tot extra kosten kunnen leiden, die wellicht weer aan de klanten van beleggingsfondsen zullen worden doorbelast. Het MKB neemt niet deel aan effectenfinancieringstransacties en zal daardoor dus geen financiële gevolgen ondergaan van de onderhavige verordening.
Volgens de Commissie zullen verschillende partijen (toezichthouders, cliënten, beleggers en de samenleving als geheel) de voordelen van meer transparantie ondervinden, alhoewel deze niet goed zijn te kwantificeren.
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger
De verplichte rapportage van effectenfinancieringstransacties aan centrale handelsregisters zal leiden tot administratieve lasten bij partijen (onder andere banken, beleggingsinstellingen, verzekeraars) die actief zijn in dit type transacties. Daarnaast zullen beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s meer specifieke informatie aan hun deelnemers moeten verschaffen over hun activiteiten op het gebied van effectenfinancieringstransacties.
Er zijn structurele baten voor consumenten en de samenleving als geheel. Door betere informatieverstrekking zijn potentiële beleggers beter in staat producten met elkaar te vergelijken en worden zij gestimuleerd om na te denken over het gebruik van effectenfinancieringstransacties en de daaraan gekoppelde risico’s. Aan de andere kant zullen de kosten verbonden aan de extra rapportageverplichtingen door beheerders in rekening worden gebracht bij de belegger. De Commissie geeft geen schattingen van de kostenimpact inzake deze informatieverplichtingen. Op dit moment is nog onduidelijk hoe groot deze toename van administratieve lasten zal zijn. Dit is een aandachtspunt voor Nederland, met name omdat de rapportageverplichting een groot aantal partijen die handelen in effectenfinancieringstransacties zal raken (onder andere banken, verzekeraars en pensioenfondsen).
Verder beperkt de voorstelgestelde verordening de mogelijkheid tot hergebruik van in onderpand gegeven effecten niet meer dan het vereiste dat de onderpandgever daarvoor toestemming geeft. Al met al zijn de gevolgen van de voorgestelde verordening voor de werking van de financiële markten daarmee beperkt.
Tot slot zullen de kosten van het toezicht op de naleving van de verordening worden doorbelast aan de degene tot wie de regels zich richten.
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De materie in de verordening is op dit moment slechts gedeeltelijk gereguleerd door middel van nationaal recht.6 Er zijn daarom geen grote gevolgen voor bestaande nationale of decentrale regelgeving.
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De verordening treedt in werking op de twintigste dag na publicatie in het publicatieblad van de EU. De rapportageverplichting met betrekking tot effectenfinancieringstransacties treedt achttien maanden na inwerkingtreding van de verordening in werking. De verplichtingen voor beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s inzake het verstrekken van informatie aan hun deelnemers met betrekking tot het verrichten van effectenfinancieringstransacties treden zes maanden na inwerkingtreding van de verordening in werking. Het kabinet acht deze termijnen realistisch.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
De verordening bevat een bepaling dat de Commissie drie jaar na inwerkingtreding van de verordening de effectiviteit en doelmatigheid ervan evalueert.
a) Uitvoerbaarheid
De betrokkenheid van de overheid bij de uitvoering van de verordening is beperkt. De in het voorstel opgenomen bepalingen richten zich vooral op partijen die effectenfinancieringstransacties aangaan en gebruik maken van hergebruik van effecten. Deze bepalingen lijken uitvoerbaar.
b) Handhaafbaarheid
Aan de lidstaten wordt overgelaten welke instantie bevoegd zal zijn met betrekking tot het toezicht op de naleving en de handhaving van de bepalingen in de verordening. Het ligt voor de hand om het toezicht in Nederland te beleggen bij de Nederlandsche Bank en/of de Autoriteit Financiële Markten.
Geen.
Nederland verwelkomt deze verordening in grote lijnen. Het is wenselijk dat er meer transparantie komt bij effectenfinancieringstransacties. Dit is ook in lijn met verschillende internationale initiatieven op het gebied van schaduwbankieren (zoals de Financial Stability Board; FSB). Momenteel is er een gebrek aan data over effectenfinancieringstransacties. De beschikbare gegevens zijn onvolledig en versnipperd, maar wijzen er wel op dat er in de EU veel gebruik wordt gemaakt van dit type transacties door allerlei soorten partijen – variërend van banken en verzekeraars tot pensioenfondsen.7 De verschillende verplichtingen in het voorstel dwingen beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s om prudent om te gaan met effectenfinancieringstransacties.
Alhoewel het voorstel niet verder gaat dan noodzakelijk wil Nederland wel graag meer duidelijkheid over de reikwijdte van het voorstel. Ten eerste is het onduidelijk welke transacties volgens de Commissie precies onder de term «effectenfinancieringstransacties» vallen. De definitie die de Commissie hanteert is «elke transactie waarbij gebruik wordt gemaakt van activa van de tegenpartij om financiering te bewerkstelligen.» Nederland zou graag een specifiekere definitie zien. Ten tweede zullen beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s hun deelnemers moeten informeren over «andere financiële structuren die gelijkwaardige effecten met zich meebrengen als effectenfinancieringstransacties.» Deze definitie wordt op een nader moment in gedelegeerde handelingen door de Commissie gespecificeerd. Dit leidt tot onzekerheid over de precieze reikwijdte van het voorstel.
Daarnaast benadrukt Nederland dat het belangrijk is om de toegenomen transparantie bij effectenfinancieringstransacties doelmatig te gebruiken. Het verzamelen van informatie is een stap in de goede richting, maar het uiteindelijke efficiënte gebruik ervan is minstens zo belangrijk. Met andere woorden, het gaat niet alleen om technische transparantie, maar ook om functionele transparantie. Het puur technisch beschikbaar stellen van data is ontoereikend; het middel moet tot een duidelijk doel leiden – namelijk het in kaart brengen van (systeem)risico’s. De relevante toezichthoudende autoriteiten moeten dus voldoende toegang hebben tot de beschikbare informatie en daadkrachtig bijvoorbeeld concentratierisico’s in kaart kunnen brengen.
Bovendien is het belangrijk om de administratieve lasten en nalevingskosten als gevolg van de verplichtingen in deze verordening zoveel mogelijk beperkt te houden. Aangezien de rapportageverplichting een groot aantal partijen zal raken, zal Nederland de precieze reikwijdte van het voorstel in de gaten houden en tijdens de onderhandelingen inzetten op efficiënt gebruik van de beschikbare informatie. Nederland zal kritisch kijken naar de toegevoegde waarde van de informatie die in het jaarverslag en prospectus dient te worden opgenomen voor de belegger. Tevens moeten dubbele rapportageverplichtingen worden voorkomen. Het is dan ook zaak om deze bepalingen af te stemmen met de soortgelijke rapportageverplichtingen uit onder meer MiFID8 en EMIR9.
Nederland blijft, in aanvulling op dit voorstel, onder de aandacht brengen dat het wenselijk is dat er ook een voorstel komt met betrekking tot effectenrecht, zodat er meer rechtszekerheid komt over het juridisch eigendom bij grensoverschrijdende effectentransacties. Nederland is zich wel bewust dat dit een zeer complexe kwestie is, waarbij de standpunten van verschillende lidstaten zeer uiteenlopen.
Een repurchase agreement (kortweg repo) is een transactie waarbij effecten worden verkocht in ruil voor contant geld, met een verplichting voor de verkoper om de effecten op een later tijdstip weer terug te kopen. In de praktijk komt dit dus neer op een lening met onderpand waar een rente (repo rate) over wordt betaald. De effecten fungeren als onderpand voor het onderliggende kredietrisico.
Securities lending houdt in dat een partij effecten uitleent in ruil voor onderpand (bijvoorbeeld in de vorm van contant geld).
De FSB hanteert een brede definitie van schaduwbankieren: kredietbemiddeling waarbij entiteiten en/of activiteiten zijn betrokken die zich buiten het reguliere banksysteem bevinden.
Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PbEU 2009, L 302).
Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PbEU 2011, L 174).
Op dit moment dient de onderpandgever bij het aangaan van een financiëlezekerheidsovereenkomst tot vestiging van een pandrecht toestemming te geven voor eventueel hergebruik door de onderpandnemer. Bij een financiëlezekerheidsovereenkomst tot overdracht is dat niet het geval: de onderpandnemer wordt volledig beschikkingsbevoegd; daarvoor is geen afzonderlijke toestemming tot hergebruik voor nodig.
De Commissie geeft in haar Impact Assessment de volgende schattingen: de EU repo markt is in de periode 2001–2011 verdrievoudigd van 0,9 naar 3,1 miljard euro en kent een hoge mate van concentratie (de top 20 banken vertegenwoordigen meer dan 82% van de totale repomarkt). De Europese markt voor securities lending wordt geschat op 1,4 miljard euro. Daarnaast zouden 0,4 miljard aan effecten hergebruikt worden in de EU. Ook hier is sprake van een hoge concentratie, waarbij de veertien grootse zakenbanken verantwoordelijk zijn voor 86% van het hergebruikte onderpand.
Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PbEU 2004, L 145). MiFID (Markets in Financial Instruments Directive) stelt als doel om beleggers te beschermen, eerlijke financiële markten te bevorderen en de Europese beurshandel en beleggingsmarkt te harmoniseren.
Verordening (EU) 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactiesregisters (PbEU 2012, L 201). Het doel van EMIR (European Market Infrastructure Regulation) is om de over the counter derivatenmarkten transparanter en veiliger te maken. Zo moeten deze transacties zoveel mogelijk centraal worden gecleard en aan transactieregisters worden gerapporteerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-1809.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.