Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 22112 nr. 1783 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 22112 nr. 1783 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 januari 2014
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zes fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche 1: Richtlijn bescherming bedrijfsgeheimen (Kamerstuk 22 112, nr. 1779)
Fiche 2: Aanbeveling kwaliteitskader voor stages (Kamerstuk 22 112, nr. 1780)
Fiche 3: Mededeling Kwaliteitskader herstructurering (Kamerstuk 22 112, nr. 1781)
Fiche 4: Mededeling Taskforce voor het Middellandse Zeegebied (Kamerstuk 22 112, nr. 1782)
Fiche 5: Richtlijn douaneovertredingen en sancties
Fiche 6: Mededeling strategische reactie op de uitdagingen in de Golf van Guinee (Kamerstuk 22 112, nr. 1784)
De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans
Titel voorstel
Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het rechtskader van de Unie inzake douaneovertredingen en sancties
Datum ontvangst Commissiedocument
13 december 2013
Nr. Commissiedocument
COM(2013) 884
Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board
SWD(2013) 513 en SWD(2013) 514
Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Financiën
Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen
a) Rechtsbasis
Artikel 33 VWEU
b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement
Gewone wetgevingsprocedure: gekwalificeerde meerderheid in de Raad en medebeslissing EP.
c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen
n.v.t.
• Korte inhoud voorstel
Het voorstel voorziet in een gemeenschappelijk rechtskader voor de behandeling van douaneovertredingen en sancties voor deze overtredingen. Het doel is bijdragen aan de gelijke behandeling van marktdeelnemers in de EU, maar ook aan een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie en de rechtshandhaving op het gebied van de douane. Het voorstel bevat een lijst met gedragingen die beschouwd worden als schendingen van de verplichtingen die uit het douanewetboek van de Unie voortvloeien. Op deze douaneovertredingen moeten sancties staan. Afhankelijk van of er sprake van objectieve aansprakelijkheid, nalatigheid of opzet is, varieert de sanctie. Dit houdt in dat er een geldboete van 1% tot 5% (objectieve aansprakelijkheid), tot 15% (nalatigheid) of tot 30% (opzet) van de waarde van de goederen kan worden opgelegd, indien de douaneovertreding betrekking heeft op specifieke goederen. Indien de douaneovertreding geen betrekking heeft op specifieke goederen, kan een geldboete van 150 EUR tot 7.500 EUR (objectieve aansprakelijkheid), tot 22.500 EUR (nalatigheid) of tot 45.000 EUR (opzet) worden opgelegd.
• Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
Artikel 33 VWEU (douanesamenwerking) is naar de mening van het kabinet geen toereikende juridische basis voor het voorliggende voorstel. Het voorstel beoogt naar het inzicht van het kabinet met name bij te dragen aan de uniforme toepassing en handhaving van de EU-douanewetgeving. Artikel 33 inzake douanesamenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie sluit hier onvoldoende op aan. Nederland zal hiervoor aandacht vragen.
Het oordeel van het kabinet over de subsidiariteit en proportionaliteit van het voorstel is deels positief, deels negatief. Het subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel ten aanzien van de omschrijvingen van de douaneovertredingen in artikelen 3, 4, en 5 van het voorstel is positief. Deze overtredingen vloeien namelijk voort uit het douanewetboek van de Unie. Ten aanzien van het overige voorstel (met name de vaststelling van de sanctiehoogte) is het subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel negatief. Voor de werking van de douane-unie is het voldoende dat in het douanewetboek van de Unie is opgenomen dat sancties effectief, evenredig en afschrikwekkend zijn. De invulling hiervan kan beter op nationaal niveau gebeuren dan op Europees niveau. Nederland is er niet van overtuigd dat strafrechtelijke noties als opzet, nalatigheid, poging en uitlokking in dit verband in de richtlijn kunnen worden opgenomen.
• Implicaties/risico’s/kansen
Het voorstel heeft mogelijk aanzienlijke gevolgen voor de rijksoverheid. Het ontbreken van een efficiency ondergrens waaronder niet wordt gesanctioneerd, heeft tot gevolg dat het aantal op te leggen boetes met enige duizenden kan gaan toenemen. Het ontbreken van een ondergrens in combinatie met het koppelen van de geldboete aan de waarde van de goederen zal wellicht leiden tot meer zaken die men aan wil kaarten bij de rechter. Dat levert meer werkzaamheden voor de rechterlijke macht op.
Er is ook een risico dat het bedrijfsleven door dit voorstel vaker geconfronteerd wordt met boetes. Dit vanwege het ontbreken van een efficiency ondergrens waaronder boetes niet worden opgelegd en omdat geldboetes worden gekoppeld aan de waarde van goederen.
• Nederlandse positie
– Het kabinet hecht aan het garanderen van doeltreffende tenuitvoerlegging en handhaving van de douanewetgeving in de EU.
– Nederland heeft geen moeite met het harmoniseren van de omschrijving van douaneovertredingen. Die vloeien immers allemaal voort uit het douanewetboek van de Unie. Wel geeft Nederland de voorkeur aan het zelf kunnen bepalen van de sanctiehoogte om zo optimaal alle afwegingen en lokale omstandigheden te kunnen meewegen.
– Nederland is verbaasd over de timing van het voorstel. Het is naar de mening van Nederland nog te vroeg om volledig zicht te hebben op de verplichtingen die het douanewetboek van de Unie met zich brengt. De teksten van de uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen die verband houden met het douanewetboek van de Unie worden naar verwachting immers pas begin 2015 vastgesteld.
– Nederland is geen voorstander van verplichte minimumsancties.
– Het is onduidelijk of er ook andere sancties, aanvullend op het voorstel, kunnen worden opgelegd en hoe deze kunnen worden toegepast.
– Nederland juicht toe dat het voorstel ruimte lijkt te geven om naast bestuursrechtelijke sancties ook andere wijzen van handhaving te kunnen hanteren, doch zou dit uitgangspunt graag uitdrukkelijk vastgelegd zien in de uiteindelijke richtlijn. Lidstaten moeten immers de vrijheid behouden om te kiezen voor de meest effectieve wijze van handhaving. Nederland heeft in dit verband, gelet op de gekozen rechtsgrondslag, grote twijfel over de vraag of ogenschijnlijk aan het strafrecht ontleende noties als opzet, nalatigheid, poging en uitlokking zich lenen voor toepassing in het kader van de invoering van bestuurlijke sancties.
– Nederland mist in het voorstel andere wijzen dan repressief sanctioneren van ongewenst gedrag. In het voorstel staan geen openingen voor op compliant gedrag gerichte handhaving.
– In het voorstel wordt bepaald dat de hoogte van een geldboete afhankelijk is van de waarde van de goederen. Nederland is voorstander van het koppelen van de geldboete aan de waarde van de ontdoken invoerrechten om zo aan te sluiten bij de nationale fiscale strafwetgeving en de belangen van de EU.
– Naar de mening van Nederland ligt het niet voor de hand om een verschil in verjaringstermijn te hebben in het kader van heffing en overtreding.
– NL is benieuwd of dit voorstel er impliciet toe leidt dat er systematische gegevensuitwisseling over douaneovertredingen op gang moet komen.
• Inhoud voorstel
Het voorstel voorziet in een gemeenschappelijk rechtskader voor de behandeling van douaneovertredingen en sancties, waarbij de kloof tussen de verschillende rechtsstelsels via een gemeenschappelijk platform van regels wordt overbrugd zodat niet alleen wordt bijgedragen aan de gelijke behandeling van marktdeelnemers in de EU, maar ook aan een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie en de rechtshandhaving op het gebied van de douane.
De algemene doelstelling van het voorstel is het garanderen van doeltreffende tenuitvoerlegging en handhaving van de wetgeving in de EU-douane-unie. De specifieke doelstellingen van het voorstel zijn:
(1) waarborgen dat de Unie haar internationale verplichtingen blijft naleven;
(2) het creëren van een EU-kader voor de uniforme handhaving van de douanewetgeving wat overtredingen en sancties betreft;
(3) het bevorderen van een level playing field voor marktdeelnemers in de douane-unie.
Het voorstel bevat een lijst met gedragingen die beschouwd worden als schendingen van de verplichtingen die uit het douanewetboek van de Unie voortvloeien. Op deze douaneovertredingen moeten ingevolge het douanewetboek van de Unie sancties staan. In het voorstel worden niet alleen alle in het voorstel vermelde gedragingen als overtreding beschouwd, maar ook de opzettelijke poging daartoe en uitlokking daarvan. In het voorstel wordt niet voorgeschreven of de lidstaten voor deze douaneovertredingen een administratieve of strafrechtelijke sanctie moeten opleggen, maar, gezien de gekozen rechtsgrondslag, kan dit voorstel enkel betrekking hebben op de invoering van bestuursrechtelijke sancties. Voor strafrechtelijke sancties leent de gekozen rechtsgrondslag zich immers niet.
De eerste categorie gedragingen bevat douaneovertredingen op basis van objectieve aansprakelijkheid. De tweede en derde categorie gedragingen bevat douaneovertredingen die uit nalatigheid of met opzet zijn begaan, met andere woorden waar dat subjectieve element moet zijn vastgesteld om de aansprakelijkheid te laten ontstaan. Uitlokking van of medeplichtigheid aan een gedraging die kan worden aangemerkt als een met opzet begane douaneovertreding, evenals een poging tot het met opzet begaan van bepaalde douaneovertredingen, dient als douaneovertreding te worden beschouwd.
Afhankelijk van of er sprake is van objectieve aansprakelijkheid, nalatigheid of opzet, varieert de sanctie. Indien de douaneovertreding betrekking heeft op specifieke goederen wordt de hoogte van de boete uitgedrukt in een percentage van de waarde van de goederen.
Zo kan er een geldboete worden opgelegd van 1% tot 5% van de waarde van de goederen wanneer er sprake is van objectieve aansprakelijkheid. Wanneer er sprake is van nalatigheid kan er een geldboete worden opgelegd tot 15% van de waarde van de goederen. Indien er sprake is van opzet kan er een geldboete worden opgelegd tot 30% van de waarde van de goederen.
Indien de douaneovertreding geen betrekking heeft op specifieke goederen, moet de hoogte van de boete zich bevinden tussen de bandbreedte die wordt genoemd of onder het maximumbedrag dat wordt voorgeschreven. Bij objectieve aansprakelijkheid kan een geldboete van 150 EUR tot 7.500 EUR worden opgelegd. Indien er sprake is van nalatigheid, kan een geldboete tot 22.500 EUR worden opgelegd. Indien er sprake is van opzet, kan een geldboete tot 45.000 EUR worden opgelegd.
Om de nationale sanctiesystemen van de lidstaten onderling aan te passen, dienen sanctieschalen te worden vastgesteld die een weerspiegeling vormen van de verschillende categorieën douaneovertredingen en de ernst ervan. Om effectieve, evenredige en afschrikkende sancties op te leggen, dienen de lidstaten eveneens te waarborgen dat hun bevoegde autoriteiten rekening houden met specifieke verzwarende of verzachtende omstandigheden bij het bepalen van de soort en de hoogte van de toe te passen sancties.
Het voorstel heeft betrekking op de aansprakelijkheid van personen die een belangrijke rol spelen bij het opzettelijk begaan van douaneovertredingen, en voorziet erin dat de personen die de overtreding begaan en degenen die deze overtreding uitlokken of er medeplichtig aan zijn, op dezelfde manier worden behandeld. Het heeft eveneens betrekking op de aansprakelijkheid van rechtspersonen, omdat douaneovertredingen ook het gevolg kunnen zijn van gedrag dat aan rechtspersonen is toe te schrijven.
Tot slot bevat het voorstel enkele procedurele bepalingen om te voorkomen dat er een overlap is in sancties voor dezelfde feiten en personen. Hierbij gaat het met name om de termijn waarbinnen de bevoegde autoriteiten een procedure tegen de voor de overtreding verantwoordelijke persoon moeten inleiden, de mogelijkheid om de sanctieprocedure op te schorten indien ten aanzien van dezelfde feiten een strafrechtelijke procedure loopt, en de territoriale bevoegdheid (op basis waarvan een lidstaat bevoegd wordt geacht om de zaak te behandelen) wanneer meer dan één lidstaat bij de overtreding is betrokken.
• Impact assessment Commissie
Er zijn vier beleidsopties beoordeeld: A- basisscenario; B – een wijziging van de wetgeving binnen het geldende rechtskader van de Unie; C – een wetgevende maatregel voor de onderlinge aanpassing van het soort douaneovertredingen en niet-strafrechtelijke sancties, en D- twee afzonderlijke wetgevende maatregelen voor de onderlinge aanpassing van douaneovertredingen en niet-strafrechtelijke sancties enerzijds en van strafrechtelijke douaneovertredingen anderzijds.
Na afweging van de verschillende opties wordt in de effectbeoordeling geconcludeerd dat de voorkeur uitgaat naar een wetgevende maatregel, waarin douaneverplichtingen worden gespecificeerd die bijzondere bescherming verdienen door niet-strafrechtelijke sancties vast te stellen voor elke schending van deze verplichtingen (optie C).
a) Bevoegdheid
Artikel 33 VWEU (Douanesamenwerking). In artikel 33 VWEU is bepaald dat de douanesamenwerking tussen lidstaten onderling en tussen lidstaten en de Commissie dient te worden versterkt. Dit is naar de mening van het kabinet geen toereikende juridische basis voor het voorliggende voorstel. Het voorstel beoogt naar het inzicht van het kabinet met name bij te dragen aan de uniforme toepassing en handhaving van de EU-douanewetgeving. Artikel 33 inzake douanesamenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie sluit hier onvoldoende op aan. De Commissie beroept zich er op dat de aanpassing van douaneovertredingen en sancties als een integraal deel van het afgeleide recht moet worden beschouwd dat de Unie kan vaststellen in relatie tot de douane-unie. Nederland plaatst een vraagteken bij deze zeer extensieve uitleg van de Commissie. Nederland zal aandacht vragen voor het geconstateerde gebrek in de rechtsgrondslag.
b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
Het oordeel van het kabinet over de subsidiariteit van het voorstel is deels positief, deels negatief.
Het oordeel ten aanzien van de subsidiariteit van de omschrijvingen van de douaneovertredingen in artikelen 3, 4, en 5 van het voorstel is positief. Deze overtredingen vloeien namelijk voort uit het douanewetboek van de Unie. De materiële douaneregels zijn volledig geharmoniseerd op EU-niveau.
Ten aanzien van het overige deel van het voorstel (met name de vaststelling van de sanctiehoogte) is het oordeel over de subsidiariteit negatief. Voor het goed functioneren van het systeem van douanewetgeving is het niet nodig sancties te harmoniseren. Voor de werking van de douane-unie is het voldoende dat in het douanewetboek van de Unie is opgenomen dat sancties effectief, evenredig en afschrikwekkend zijn. De invulling hiervan kan beter op nationaal niveau gebeuren dan op Europees niveau.
Nederland is er niet van overtuigd dat strafrechtelijke noties als opzet, nalatigheid, poging en uitlokking in dit verband in de richtlijn kunnen worden opgenomen.
Het oordeel ten aanzien van de proportionaliteit is deels positief, deels negatief.
Het oordeel ten aanzien van de proportionaliteit van de omschrijvingen van de douaneovertredingen in artikelen 3, 4, en 5 van het voorstel is positief. Deze overtredingen vloeien namelijk voort uit het douanewetboek van de Unie. De Unie gaat hier niet verder dan nodig is.
Het oordeel ten aanzien van de rest van het voorstel is negatief. De voorgestelde maatregelen staan inhoudelijk niet in de juiste verhouding tot de doelstelling van het initiatief, namelijk bijdragen aan de gelijke behandeling van marktdeelnemers in de EU, maar ook aan een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie en de rechtshandhaving op het gebied van de douane. Bovendien kan men zich afvragen of het nodig is dit doel na te streven. De toepassing van het douanerecht verloopt goed. Er is geen sprake van een belemmering voor het handelsverkeer wegens onjuiste toepassing van het douanerecht.
c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen
Niet van toepassing.
a) Consequenties EU-begroting
Nederland is van mening dat de benodigde financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting. Verwachting is echter dat dit voorstel geen consequenties zal hebben voor de EU-begroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden
Het voorstel heeft mogelijk aanzienlijke gevolgen voor de rijksoverheid, maar geen gevolgen voor decentrale overheden. Het ontbreken van een efficiency ondergrens waaronder niet wordt gesanctioneerd in combinatie met het koppelen van de geldboete aan de waarde van de goederen, heeft tot gevolg dat het aantal op te leggen boetes met enige duizenden kan gaan toenemen. Het ontbreken van een ondergrens zal wellicht leiden tot meer zaken die men aan wil kaarten bij de rechter. Dat levert meer werkzaamheden voor de rechterlijke macht op.
Budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
Zie punt 5d.
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger
Er is een risico dat het bedrijfsleven onder het voorstel veel vaker geconfronteerd wordt met boetes, aangezien er geen efficiency ondergrens is waaronder boetes niet worden opgelegd. Er zijn regelmatig kleine foutieve aangiften waarbij geen sanctie wordt opgelegd, omdat zij onder de bestaande nationale efficiency grens blijven. Bovendien is van belang dat de boete ingevolge het voorstel gerelateerd is aan de waarde van de goederen. Tot slot kan dit voorstel leiden tot een actieve meldplicht van douaneovertredingen voor de overheid aan andere lidstaten.
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel leidt in deze vorm tot het aanpassen van de Algemene douanewet, het Algemeen douanebesluit en de Algemene douaneregeling.
In het voorstel zijn sanctioneringsbepalingen opgenomen. Lidstaten worden vrijgelaten om voor de opgenomen douaneovertredingen te kiezen voor het opleggen van een administratieve of strafrechtelijke sanctie.
Het voorstel leidt niet tot wijziging van bevoegdheden, verantwoordelijkheden en taken voor decentrale overheden.
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de toepassing van de lex silencio positivo.
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De voorgestelde implementatietermijn is 1 mei 2017. Of deze termijn haalbaar is, is afhankelijk van de datum waarop de richtlijn wordt vastgesteld. Daarnaast wordt er op gewezen dat de teksten van de uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen die verband houden met het douanewetboek van de Unie pas begin 2015 worden vastgesteld. Nederland voorziet vooralsnog geen problemen.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel bevat geen evaluatie- of horizonbepaling. Nederland kan zich hier in vinden.
a) Uitvoerbaarheid
Het huidige voorstel bevat voor de uitvoering nog een aantal onduidelijkheden. Wat is bijvoorbeeld voor de lidstaten de ruimte om anders dan bestuursrechtelijk te handhaven? Uitgaande van verduidelijking en wellicht ook na een nadere toelichting zal het voorstel in de regelgeving kunnen worden verwerkt. Het zal daarbij deels op een wijziging van de huidige afdoening neerkomen.
b) Handhaafbaarheid
Het voorstel zal naar verwachting geen problemen opleveren voor de handhaafbaarheid.
Er zijn geen gevolgen voor ontwikkelingslanden.
Het kabinet hecht aan het garanderen van doeltreffende tenuitvoerlegging en handhaving van de wetgeving in de EU-douane-unie. Nederland staat positief ten opzichte van de omschrijving van de voorgestelde douaneovertredingen. De Commissie somt alle overtredingen op die voortvloeien uit het douanewetboek van de Unie. Nederland zou op basis van het douanewetboek van de Unie tot dezelfde opsomming zijn gekomen. Wel is Nederland verbaasd over de timing van het voorstel. Het douanewetboek van de Unie bevat veel grondslagen voor uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen. Momenteel wordt er gewerkt aan de invulling van deze uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen. Het is naar de mening van Nederland dus nog te vroeg om volledig zicht te hebben op de verplichtingen die het douanewetboek van de Unie met zich brengt. Zo is Nederland benieuwd of er andere douaneovertredingen die buiten de opsomming vallen mogen worden bestraft, zoals het niet voldoen aan administratie-eisen.
De indeling in drie categorieën brengt voor Nederland wel een ingrijpende wijziging van het sanctiestelsel voor de douane met zich. Nederland heeft momenteel een heel verfijnd systeem als het gaat om welke sanctie opgelegd wordt bij het begaan van een douaneovertreding. Nederland maakt een onderscheid tussen overtredingen en misdrijven, terwijl de Commissie enkel uitgaat van douaneovertredingen. Daarnaast maakt de Commissie in de voorgestelde richtlijn onderscheid tussen verzuim, nalatigheid en opzet. Nederland heeft het douanesanctiestelsel op een andere manier ingericht, met de kanttekening dat schuld en opzet en nalaten en handelen wel worden onderscheiden. De gekozen opzet leidt niet tot bezwaren.
Nederland is in het algemeen geen voorstander van minimumsancties, omdat het nationale vrijheid op dit punt inperkt. Verder mist Nederland een onderbouwing dat de opgenomen minimum- en maximumsancties effectief, evenredig en afschrikwekkend zijn.
Nederland juicht toe dat het voorstel ruimte geeft om naast bestuursrechtelijke sancties ook andere wijzen van handhaving te kunnen hanteren. Nederland zou dit uitgangspunt graag uitdrukkelijk vastgelegd zien in de uiteindelijke richtlijn. Lidstaten moeten de vrijheid behouden om te kiezen voor de meest effectieve wijze van handhaving. Nederland heeft in dit verband, gelet op de gekozen rechtsgrondslag, grote twijfel over de vraag of ogenschijnlijk aan het strafrecht ontleende noties als opzet, nalatigheid, poging en uitlokking zich lenen voor toepassing in het kader van de invoering van bestuurlijke sancties.
Voor Nederland is van belang dat gelijksoortige overtredingen ook gelijksoortig worden bestraft. Op foutieve belastingaangifte dient een gelijksoortige sanctie te volgen als op foutieve aangifte aan de douane. Verder wordt de grens gemist waaronder geen sanctie behoeft te worden opgelegd, met andere woorden, de efficiency-grens om geen boetes onder een bepaald bedrag op te hoeven leggen. In dit geval pleit Nederland er voor om dit te koppelen aan het nationaal bestaande systeem.
Het is onduidelijk of er ook andere sancties kunnen worden opgelegd, aanvullend op het voorstel.
Ook mist Nederland in het voorstel andere wijzen dan repressief sanctioneren van ongewenst gedrag. In het voorstel staan geen openingen voor op compliant gedrag gerichte handhaving. Nederland mist verder de gevolgen van opgelegde sanctie voor de aan betrouwbare marktdeelnemers opgelegde sancties in relatie tot de aan hen toegekende status van geautoriseerd marktdeelnemer. Dit voorstel houdt er geen rekening mee dat er onbewuste fouten gemaakt kunnen worden.
Nederland ziet graag ruimte voor het maken van een eigen afweging bij de handhaving. Bovendien wenst Nederland opname van een bepaling die expliciet de mogelijkheid geeft om op andere wijze dan bestuurlijk te handhaven.
In het voorstel wordt een bandbreedte bepaald waarbinnen een geldboete zou worden opgelegd, waarbij een onderscheid wordt gemaakt indien de douaneovertreding wel of geen betrekking heeft op specifieke goederen. Het begrip «specifieke goederen» wordt echter niet nader toegelicht. Nederland vraagt zich af wat er wordt verstaan onder specifieke goederen. In het geval dat de douaneovertreding betrekking heeft op specifieke goederen, wordt de geldboete in het voorstel gekoppeld aan de waarde van de goederen. Nederland is voorstander van het koppelen van de geldboete aan de waarde van de ontdoken invoerrechten om zo aan te sluiten bij de nationale fiscale strafwetgeving en de financiële belangen van de EU. Het douanebelang kan minimaal zijn als enkel naar de waarde van goederen worden gekeken. Te denken valt aan een situatie waarin het invoerrecht nihil is. Het ligt dan ook veel meer voor de hand om de boete te koppelen aan ontdoken invoerrechten. Dat is nu ook het geval in onze nationale wetgeving.
Nederland stelt zich kritisch op ten aanzien van uiteenlopende verjaringstermijnen. In het voorstel wordt een verjaringstermijn van vier jaar gekozen voor de vervolging van een douaneovertreding. In het douanewetboek van de Unie is een verjaringstermijn van minimaal vijf jaar en maximaal tien jaar vastgesteld in het kader van de heffing. Naar de mening van Nederland ligt het niet voor de hand om een verschil in verjaringstermijn te hebben in het kader van heffing en overtreding.
In het voorstel zijn criteria opgenomen in welke gevallen welke lidstaat jurisdictie uitoefent. In de praktijk kan dit betekenen dat lidstaten onderling een actieve meldplicht van douaneovertredingen hebben. Momenteel is het niet nodig hier informatie over uit te wisselen met andere lidstaten. NL is benieuwd of dit voorstel er impliciet toe leidt dat er systematische gegevensuitwisseling op gang moet komen. Dit zou een bestuurlijke last voor de rijksoverheid met zich meebrengen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-1783.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.