Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 22112 nr. 1758 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 22112 nr. 1758 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2013
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche 1: Wijziging Verordening Europese procedure voor geringe vorderingen
Fiche 2: Verordening wederzijdse bijstand douane (Kamerstuk 22 112, nr. 1759)
Fiche 3: Verordening voorlichting en afzetbevordering voor landbouwproducten (Kamerstuk 22 112, nr. 1760)
Fiche 4: Wijziging van de Moeder-Dochter Richtlijn (Kamerstuk 22 112, nr. 1761)
Fiche 5: Wijziging verordening afschaffing visumplicht Moldavië (Kamerstuk 22 112, nr. 1762)
De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans
Titel voorstel
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen en Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europees betalingsbevelprocedure.
Datum ontvangst Commissiedocument
19 november 2013
Nr. Commissiedocument
COM(2013) 794
Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board
SWD(2013) 459
Behandelingstraject Raad
Raadswerkgroep civiel recht, JBZ-Raad
Eerstverantwoordelijk Ministerie
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen
a) Rechtsbasis:
Artikel 81 VWEU.
b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement
Gewone wetgevingsprocedure: gekwalificeerde meerderheid in de Raad, medebeslissing Europees Parlement.
c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen
d) De Commissie krijgt ingevolge artikel 26 van de verordening de bevoegdheid om de in de bijlagen bij de verordening voorziene formulieren te wijzigen overeenkomstig de procedure van artikel 290 VWEU (het vaststellen van gedelegeerde handelingen).
• Korte inhoud voorstel
Voorgesteld wordt om Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna: Verordening inzake de Europese procedure voor geringe vorderingen) te herzien. Daarbij wordt onder meer het toepassingsbereik van de verordening verruimd tot vorderingen tot € 10.000 en moet het mogelijk worden om in de procedure elektronische (tele)communicatiemiddelen te gebruiken, alsmede om de gerechtskosten online te betalen. Ook wordt een plafond (maximum bedrag) vastgesteld voor de gerechtskosten die voor de procedure in rekening worden gebracht.1
• Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
Nederland acht artikel 81 VWEU in beginsel de juiste rechtsgrondslag, met dien verstande dat Nederland een negatief bevoegdheidsoordeel heeft bij het voorstel tot vaststelling van een plafond voor de gerechtskosten die voor de procedure voor geringe vorderingen in rekening worden gebracht.
Nederland beoordeelt de subsidiariteit van het voorstel positief, welk voorstel de toegang tot de rechter voor zowel consumenten als ondernemers voor de beslechting van grensoverschrijdende geschillen betreffende geringe vorderingen, verbetert.
Ten aanzien van de proportionaliteit oordeelt Nederland deels positief, deels negatief. Het negatieve oordeel betreft het voorgestelde verplichte gebruik van elektronische (tele)communicatiemiddelen in specifiek de procedure voor geringe vorderingen en de online betaling van gerechtskosten.
• Implicaties/risico’s/kansen
Kansen: Het herzieningsvoorstel bevat maatregelen die kunnen bijdragen aan de verbetering van de toegankelijkheid en de effectiviteit van de Europese procedure voor geringe vorderingen.
Risico’s: De voorstellen betreffende het gebruik van elektronische (tele)communicatiemiddelen in de procedure en de online betaling van de gerechtskosten zouden aanzienlijke additionele investeringen voor de rechtelijke macht kunnen meebrengen. Dit zou het geval zijn indien deze maatregelen niet zouden kunnen worden meegenomen met het reeds in gang gezette (nationale) programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI), maar hierop vooruit zouden lopen of hiervan zouden afwijken. Het voorstel tot vaststelling van een plafond (maximum bedrag) voor de gerechtskosten die voor de procedure in rekening worden gebracht, zou consequenties kunnen hebben voor het stelsel van financiering van de rechterlijke macht. Het voorgestelde maximum bedrag wijkt sterk af van het bedrag dat op dit moment op basis van de Wet griffierechten burgerlijke zaken in Nederland voor dergelijke procedures aan gerechtskosten verschuldigd is.
• Nederlandse positie
Nederland staat positief tegenover de uitbreiding van het toepassingsbereik van de verordening tot vorderingen tot € 10.000. Hiermee wordt de toegankelijkheid van de procedure vergroot. Het voorstel bevordert daarmee voor zowel consumenten als ondernemers die grensoverschrijdende transacties in de EU verrichten, de toegang tot de rechter ter beslechting van grensoverschrijdende geschillen en de effectuering van hun rechten. Nederland steunt eveneens de doelstelling om de effectiviteit van de procedure te bevorderen, maar zou daarbij liever meer nadruk hebben gezien op het vergroten van de bekendheid met de procedure en het gebruiksvriendelijker maken van de voorziene formulieren.
Aandachtspunten zijn:
a) de voorstellen betreffende het gebruik van elektronische (tele)communicatiemiddelen in de procedure en de online betaling van de gerechtskosten – om additionele kosten en/of doorkruising van het KEI programma te voorkomen, is van belang dat de Verordening ruimte biedt om deze voorstellen mee te nemen en in te passen in dit programma;
b) de vaststelling van een plafond voor de gerechtskosten die voor de procedure in rekening worden gebracht.
Voor het onder b) vermelde punt, geldt dat dit consequenties zou kunnen hebben voor het stelsel van financiering van de rechterlijke macht. Daarbij speelt mee dat het voorgestelde maximum bedrag sterk afwijkt van het bedrag dat op dit moment in Nederland voor dergelijke procedures aan gerechtskosten verschuldigd is (dat wil zeggen: dat dit maximum bedrag aanzienlijk lager is).
Nederland is van oordeel dat de onder a) genoemde voorstellen disproportioneel zijn (ten aanzien van deze voorstellen bestaat derhalve een negatief proportionaliteitsoordeel). Ten aanzien van het laatst genoemde voorstel stelt Nederland zich vooralsnog op het standpunt dat artikel 81 VWEU de Europese wetgever niet de bevoegdheid geeft tot vaststelling van een plafond voor de gerechtskosten die voor de procedure in rekening worden gebracht (ten aanzien van dit voorstel bestaat dus vooralsnog een negatief bevoegdheidsoordeel).
• Inhoud voorstel
Teneinde de procesvoering in geringe consumenten- en commerciële vorderingen in grensoverschrijdende zaken te vereenvoudigen en te bespoedigen en de daarmee samenhangende kosten te verminderen, is bij de Verordening inzake de Europese procedure voor geringe vorderingen een Europese gerechtelijke procedure voor grensoverschrijdende geringe vorderingen (tot € 2.000) geïntroduceerd. Zowel consumenten als ondernemers kunnen van deze procedure gebruik maken en hun toegang tot de rechter voor de beslechting van grensoverschrijdende geschillen betreffende geringe vorderingen werd daarmee in beginsel verbeterd. Deze verordening wordt sinds 1 januari 2009 toegepast in de EU (met uitzondering van Denemarken welke lidstaat gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om niet deel te nemen aan de Verordening. Ook Ierland en het Verenigd Koninkrijk hebben die mogelijkheid, maar hebben daar geen gebruik van gemaakt). Sindsdien is de Europese procedure voor schuldeisers als alternatief beschikbaar naast de bestaande procedures uit het nationale recht. Kenmerken van de huidige Europese procedure zijn dat:
– deze in beginsel schriftelijk wordt gevoerd op basis van standaardformulieren;
– er strikte termijnen gelden;
– vertegenwoordiging door een advocaat niet is verplicht;
– het gebruik van elektronische communicatiemiddelen wordt aangemoedigd; en
– de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten van de in het gelijk gestelde partij alleen hoeft te betalen in de mate waarin die in verhouding staan tot de vordering.
De Commissie constateert dat de Europese procedure voor geringe vorderingen nog altijd weinig bekend is en dat er sedert de inwerkingtreding van de Verordening inzake de Europese procedure voor geringe vorderingen nog onvoldoende gebruik van is gemaakt. De Commissie meent dat dit het gevolg is van gebreken in de huidige regels en stelt de volgende maatregelen voor om de regels te verbeteren en daarmee de toegankelijkheid en de effectiviteit van de procedure te vergroten:
a) het toepassingsbereik wordt uitgebreid doordat het plafond voor het instellen van de procedure wordt verhoogd van € 2.000 tot € 10.000 en de definitie van het begrip «grensoverschrijdend geschil» wordt verruimd2;
b) de gerechten worden verplicht partijen in de gelegenheid te stellen om binnen de procedure gebruik te maken van elektronische communicatiemiddelen voor de betekening of kennisgeving van (proces)stukken en telecommunicatiemiddelen (zoals videoconferentie en teleconferentie) voor mondelinge behandelingen en bewijsverkrijging;
c) er wordt een plafond vastgesteld voor de gerechtskosten die door de lidstaten voor de procedure in rekening worden gebracht – te weten een absoluut plafond van € 353 en een relatief plafond van 10%4 van de waarde van de vordering;
d) de lidstaten worden verplicht ervoor te zorgen dat partijen meer praktische bijstand kunnen krijgen bij het invullen van de voorziene formulieren waarmee proceshandelingen kunnen worden verricht;
e) de lidstaten worden verplicht online betaling van de gerechtskosten mogelijk te maken;
f) de verplichting van de partij die tenuitvoerlegging wenst om het certificaat van tenuitvoerlegging – voorzien in formulier D – door een beëdigde vertaler te laten vertalen in de talen van de lidstaten waar de tenuitvoerlegging zal plaatsvinden, wordt beperkt tot de inhoud van de beslissing; en
g) de verplichting van de lidstaten om de Commissie inlichtingen te verschaffen over zaken die verband houden met de procedure wordt uitgebreid. Dit wil zeggen dat ook informatie zal moeten worden verschaft over de gerechtskosten, de mogelijkheden van betaling van de gerechtskosten en de beschikbaarheid van bijstand bij het invullen van de formulieren.
In de gelijktijdig met het voorstel gepubliceerde impact assessment vergelijkt de Commissie vier beleidsopties variërend van 1) het behoud van de huidige situatie, 2) intrekking van de Verordening inzake de Europese procedure voor geringe vorderingen, 3) herziening van die verordening en 4) harmonisatie van alle nationale procedures voor geringe vorderingen door middel van een richtlijn. De Commissie komt tot de conclusie dat de derde optie prefereert, omdat deze optie het meest tegemoet komt aan het met het voorstel beoogde doel. Dit doel is – kort gezegd – de verbetering van de toegang tot de rechter voor zowel consumenten als ondernemers voor de beslechting van grensoverschrijdende geschillen betreffende geringe vorderingen.
a) Bevoegdheid
De Europese Unie ontleent haar bevoegdheid aan artikel 81 VWEU. Dit artikel beoogt de justitiële samenwerking in burgerzaken te bevorderen. De Verordening inzake de Europese procedure voor geringe vorderingen is gebaseerd op artikel 61 sub c van het EG-verdrag, de voorloper van artikel 81 VWEU. Gelet hierop acht Nederland artikel 81 VWEU in beginsel de juiste rechtsgrondslag, met dien verstande dat Nederland een negatief bevoegdheidsoordeel heeft bij het voorstel tot vaststelling van een plafond voor de gerechtskosten die voor de procedure in rekening worden gebracht. Nederland meent dat artikel 81 VWEU de EU niet de bevoegdheid geeft om regels te stellen over de bekostiging van de gerechtelijke systemen in de lidstaten. Nederland zal de Commissie dan ook vragen om een nadere onderbouwing van de bevoegdheidsgrondslag op dit punt.
b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
Voor zover het kabinet negatief heeft geoordeeld over de bevoegdheidsgrondslag, komt het niet meer toe aan een beoordeling van de subsidiariteit. Voor het overige oordeelt het kabinet positief over de subsidiariteit.
Vanwege het feit dat met het herzieningsvoorstel wordt beoogd de bestaande Europese regels te verbeteren – om daarmee de toegankelijkheid en de effectiviteit van de Europese procedure voor geringe vorderingen te vergroten – is regelgeving op EU-niveau passend.
Proportionaliteitsoordeel: deels positief en deels negatief.
Nederland staat positief tegenover de voorgestelde verhoging van het plafond voor het instellen van de procedure van € 2.000 tot € 10.000, waarmee het toepassingsbereik van de verordening wordt verruimd. Dit biedt zowel consumenten als ondernemers, waaronder met name het MKB, meer mogelijkheden om op effectieve wijze grensoverschrijdende geschillen te kunnen laten beslechten.
Nederland steunt eveneens de doelstelling om de effectiviteit van de procedure te bevorderen, maar zou liever meer nadruk hebben gezien op het vergroten van de bekendheid met de procedure en het gebruiksvriendelijker maken van de voorziene formulieren. De Commissie concentreert zich echter vooral op het openstellen van de mogelijkheid voor partijen om in de procedure gebruik te maken van elektronische (tele)communicatiemiddelen en om de gerechtskosten online te betalen. Hoewel de Commissie geen nadere eisen stelt aan het gebruik van deze middelen, is voor Nederland van belang dat deze met voldoende waarborgen omkleed zijn.
Nederland ziet de voordelen van het gebruik van de elektronische (tele)communicatiemiddelen in de procedure en van de online betaling van gerechtskosten. In 2012 is de Minister van Veiligheid en Justitie samen met de Raad voor de rechtspraak het programma KEI gestart. Doel van dit programma is om de rechtspraak in Nederland te digitaliseren en daarmee de rechtsgang te verbeteren. De inmiddels reeds met dit programma opgedane ervaringen laten zien dat de digitalisering van de rechtspraak aanzienlijke aanpassingen in de werkprocessen van alle betrokkenen bij de procedure vergt en dat hiermee daardoor ook de nodige investeringen gemoeid zijn. Bij een digitaliseringsoperatie is het naar het oordeel van Nederland daarom van belang dat een horizontale benadering wordt gevolgd waarbij stapsgewijs faciliteiten worden ontwikkeld die uiteindelijk in alle procedures bij de gerechten ingezet zouden kunnen worden. Gelet hierop vindt Nederland het belangrijk dat de Verordening ruimte biedt om de voorstellen betreffende het gebruik van elektronische (tele)communicatiemiddelen in de Europese procedure voor geringe vorderingen en de online betaling van de gerechtskosten mee te nemen en in te passen in het KEI programma. Voorkomen moet worden dat additionele kosten worden gemaakt omdat deze voorstellen vooruit gaan lopen op het KEI programma of dat deze het KEI programma zelfs gaan doorkruisen.
Gelet op het voorgaande zal Nederland erop inzetten dat de voorstellen van de Commissie – die inhouden dat lidstaten worden verplicht specifiek voor de Europese procedure voor geringe vorderingen bij de gerechten faciliteiten te treffen die het gebruik van elektronische (tele)communicatiemiddelen in de procedure mogelijk maken – niet te ver gaan. Voor wat betreft het voorgestelde gebruik van elektronische telecommunicatiemiddelen (zoals videoconferentie en teleconferentie) voor mondelinge behandelingen en bewijsverkrijging, moet ook bedacht worden dat, zoals de Commissie zelf ook in het voorstel opmerkt, de Europese procedure voor geringe vorderingen in beginsel een schriftelijke procedure is, en dat slechts in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer een beslissing pas kan worden gegeven na een mondelinge behandeling of nadat een deskundige of getuige is gehoord, het gerecht een mondelinge behandeling zou moeten kunnen organiseren. Vraag is dus of als de telecommunicatiemiddelen aanwezig zijn, deze de beoogde verbeteringen in de procedure zullen brengen.
Nederland kan wel instemmen met een voorstel dat de lidstaten aanmoedigt het gebruik van elektronische (tele)communicatiemiddelen in de procedure mogelijk te maken en dat gerechten ertoe zou verplichten om (reeds) aanwezige mogelijkheden tot het gebruik van elektronische (tele)communicatiemiddelen ook open te stellen voor de Europese procedure voor geringe vorderingen.
c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen
Positief. De in Verordening inzake de Europese procedure voor geringe vorderingen reeds voorziene delegatiebepaling wordt in overeenstemming gebracht met de nieuwe delegatieprocedure opgenomen in artikel 290 VWEU.
a) Consequenties EU-begroting
Het voorstel zal leiden tot een kleine stijging van de kosten voor de EU-begroting (0,4 miljoen in totaal voor 2014 – 2020). Dit kan binnen de bestaande meerjarenkaders voor de EU-begroting worden opgevangen.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden
Het voorstel kan leiden tot de volgende kosten voor met name de rechtspraak:
1) mogelijke kosten vanwege een toename van het aantal zaken door de voorgestelde uitbreiding van het toepassingsbereik;
2) mogelijke kosten voor de introductie in de procedure van elektronische communicatiemiddelen voor de betekening of kennisgeving van (proces)stukken en telecommunicatiemiddelen (zoals videoconferentie en teleconferentie) voor mondelinge behandelingen en bewijsverkrijging;
3) mogelijke kosten voor de introductie van de mogelijkheid voor partijen om gerechtskosten online te betalen;
4) mogelijke gevolgen voor de heffing van griffierechten door de vaststelling van een plafond voor de gerechtskosten; en
5) evaluatiekosten.
Indien de maatregelen genoemd onder punt 2 en 3 in het KEI programma kunnen worden meegenomen en ingepast, zullen deze maatregelen geen additionele kosten voor de rechtspraak meebrengen.
Ook zou het voorstel tot uitbreiding van de gratis praktische en juridische bijstand aan partijen bij het invullen van de voorziene formulieren waarmee proceshandelingen kunnen worden verricht, enige kosten voor de rijksoverheid mee kunnen brengen.
De gevolgen voor de nationale begroting worden ingepast in de begrotingen van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
Consumenten en ondernemers zullen kosten kunnen besparen doordat zij de mogelijkheid krijgen om meer grensoverschrijdende vorderingen via de Europese procedure voor geringe vorderingen te laten beslechten. Dit volgt uit de verhoging van het plafond voor het instellen van de procedure van € 2.000 tot € 10.000 en de verruiming van de definitie van het begrip «grensoverschrijdend geschil». Voorts bevat het herzieningsvoorstel maatregelen die kunnen bijdragen aan de verbetering van de effectiviteit van de procedure.
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger
Administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven als gevolg van het voorstel zijn er niet. Het bedrijfsleven en de burger worden niet geconfronteerd met nieuwe wettelijke verplichtingen, maar de Europese procedure voor geringe vorderingen, waarvan zij op vrijwillige basis gebruik kunnen maken, wordt op een aantal punten herzien met de bedoeling de toegankelijkheid en de effectiviteit van de procedure te vergroten.
Wat betreft administratieve lasten voor de (rijks)overheid wordt hier naar b) verwezen.
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel zal leiden tot aanpassing van de Uitvoeringswet verordening Europese procedure voor geringe vorderingen en de Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure.
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Het voorstel zal – overeenkomstig het voorstel van de Commissie – twintig dagen na de publicatie in werking treden en van toepassing zijn zes maanden na de inwerkingtreding.
Nederland zal er in verband met de benodigde tijd voor de aanpassing van de uitvoeringswetgeving op aandringen dat deze termijn wordt verruimd, zodat er voldoende tijd is tussen de vaststelling en de inwerkingtreding van het voorstel en de toepassing van de regeling.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel kent een evaluatiebepaling (na vijf jaar). Nederland stemt in met deze evaluatiebepaling.
a) Uitvoerbaarheid
Voor Nederland is van belang dat de voorstellen betreffende het gebruik van elektronische (tele)communicatiemiddelen in de procedure en de online betaling van de gerechtskosten kunnen worden meegenomen en ingepast in het KEI programma. Dit zal voor Nederland een aandachtspunt zijn tijdens de onderhandelingen.
b) Handhaafbaarheid
Het voorstel heeft geen implicaties voor de handhaafbaarheid van wet- en regelgeving.
Geen
Nederland staat positief tegenover de voorgestelde verhoging van het plafond voor het instellen van de procedure van € 2.000 tot € 10.000 en de aanpassing van de definitie van het begrip «grensoverschrijdend geschil», waarmee het toepassingsbereik van de verordening wordt verruimd.
Nederland steunt eveneens de doelstelling om de effectiviteit van de procedure te bevorderen, maar zou liever meer nadruk hebben gezien op het vergroten van de bekendheid met de procedure en het gebruiksvriendelijker maken van de voorziene formulieren. Nederland staat in beginsel positief tegenover de introductie in de procedure van a) elektronische communicatiemiddelen voor de betekening of kennisgeving van (proces)stukken en telecommunicatiemiddelen (zoals videoconferentie en teleconferentie) voor mondelinge behandelingen en bewijsverkrijging, alsmede b) van de mogelijkheid om gerechtskosten online te betalen. Daarbij maakt Nederland echter wel de kanttekening dat het van belang is dat de Verordening ruimte biedt om deze voorstellen mee te nemen en in te passen in het KEI programma. Voorkomen moet worden dat additionele kosten worden gemaakt doordat deze voorstellen vooruit gaan lopen op het KEI programma of dat deze het KEI programma zelfs gaan doorkruisen. Daarom zouden deze voorstellen naar het oordeel van Nederland vooralsnog niet verder moeten strekken dan dat de lidstaten worden aangemoedigd het gebruik van elektronische (tele)communicatiemiddelen in de procedure mogelijk te maken en dat zij ervoor moeten zorgen dat wanneer de middelen (reeds) bij de gerechten aanwezig zijn ze ook voor partijen beschikbaar zijn in de Europese procedure voor geringe vorderingen.
Zoals de titel van het voorstel aangeeft, bevat het voorstel tevens een wijziging van Verordening 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europees betalingsbevelprocedure. Deze verordening maakt de invordering mogelijk van grensoverschrijdende niet-betwiste civiel- en handelsrechtelijke schuldvorderingen via een uniforme procedure op basis van formulieren. In geval er na de uitvaardiging van een Europees betalingsbevel toch verweer wordt gevoerd, wordt de procedure voortgezet volgens de «gewone» procedure op tegenspraak. Het onderhavige voorstel wijzigt artikel 17 van die verordening en verduidelijkt dat wanneer het een geschil betreft dat onder het toepassingsbereik van de Europese procedure voor geringe vorderingen valt, voor de voortzetting van de procedure naast de bestaande procedures uit het nationale recht ook gebruik kan worden gemaakt van de Europese procedure voor geringe vorderingen.
De verruiming van de definitie van het begrip «grensoverschrijdend geschil» brengt onder meer mee dat de procedure onder bepaalde voorwaarden – de plaats waar de aan het geschil ten grondslag liggende overeenkomst dient te worden uitgevoerd of het schadeveroorzakende feit zich heeft voorgedaan is in een andere lidstaat – ook toegankelijk wordt voor geschillen tussen twee in dezelfde lidstaat gevestigde partijen.
Dat wil zeggen dat het minimale startbedrag aan gerechtskosten dat in rekening wordt gebracht niet hoger is dan € 35.
Bij een vordering van € 10.000 zou het bedrag dat aan gerechtskosten in rekening wordt gebracht dus € 1.000 zijn.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-1758.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.