Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 februari 2012
De vaste commissie voor Financiën heeft op 18 januari jl. gesproken over het fiche
«Verordening en richtlijn op het terrein van accountancy». Hierop heeft de commissie
mij verzocht uw Kamer z.s.m., bij voorkeur tijdig vóór het geplande wetgevingsoverleg
over het tweede FM-pakket op 6 februari a.s., te informeren over de uitkomsten van
de consultatie accountancy en over het definitieve kabinetsstandpunt over de voorstellen
van de Europese Commissie.
In het hierboven genoemde fiche heeft het kabinet aangegeven haar definitieve standpunt
over de Europese voorstellen te bepalen mede op basis van de in overleg met de AFM
en de NBA gestarte consultatie waarin de door de Europese Commissie voorgestelde maatregelen
op het terrein van de onafhankelijkheid van de accountant publiekelijk worden geconsulteerd.
Dit kabinetsstandpunt zal gebruikt worden voor de Nederlandse positie in de onderhandelingen
in Brussel die zoals het er nu naar uitziet zullen uitmonden in een rechtstreeks werkende
verordening op het terrein van de accountancy.
Uiteraard ben ik bereid om uw Kamer te informeren over de uitkomsten van de consultatie
accountancy, maar met het verwerken van consultatiereacties is altijd enige tijd gemoeid.
Daar komt bij dat de ervaring leert dat velen pas op het laatste moment hun reactie
indienen. De reactietermijn op deze consultatie is gesteld op 1 februari 2012. Dit
betekent dat er onvoldoende tijd rest om u vóór het wetgevingsoverleg op 6 februari
a.s. volledig te informeren over de uitkomsten van deze consultatie en het daarop
gebaseerde definitieve kabinetsstandpunt. Dit houdt niet tegen dat ik binnen afzienbare
tijd aan uw verzoek tegemoet wil komen en dat ik er dan ook naar streef om uw Kamer
begin maart te informeren.
Een eerste inventarisatie van de ontvangen consultatiereacties laat overigens zien
dat er een breed draagvlak is voor regelgeving die de onafhankelijkheid van de accountant
moet vergroten. Zo lijken velen voorstander te zijn van het beperken van dienstverlening
die een bedreiging vormt voor de onafhankelijkheid van accountants bij Organisaties
van Openbaar Belang. Hierbij wordt in brede zin, zowel bij accountants en ondernemingen
als ook bij de gebruikers van door controlecliënten verstrekte informatie en toezichthouders,
benadrukt dat aan de controle gerelateerde diensten evenwel mogelijk moeten kunnen
zijn. Daarnaast wordt, ook vanuit wetenschappelijke hoek, gesignaleerd dat een al
te stringente scheiding tussen de wettelijke controle en overige diensten de kwaliteit
van de accountantscontrole nadelig zou kunnen beïnvloeden. Verder valt op dat de in
de voorstellen van de Europese Commissie opgenomen verplichte kantorenroulatie in
brede zin niet noodzakelijk wordt geacht. Men lijkt daarentegen meer geporteerd voor
een verplichte periodieke aanbesteding van de controleopdracht door Organisaties van
Openbaar Belang en een meer prominente rol voor de auditcommissie/raad van commissarissen
bij de selectie en het evalueren van de controlerend accountant. Ook de Autoriteit
Financiële Markten geeft aan dat met deze laatste maatregelen een mogelijke bedreiging
van de onafhankelijkheid kan worden ondervangen.
De minister van Financiën,
J. C. de Jager