22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1214 BRIEF VAN STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 september 2011

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 6 fiches aan te bieden dat werd opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

  • Fiche 1: mededeling Rio+20: Naar een mondiale groene economie en betere governance

  • Fiche 2: mededeling fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie (kamerstuk 22 112, nr. 1215)

  • Fiche 3: verordening conservatoir beslag op bankrekeningen (kamerstuk 22 112, nr. 1216)

  • Fiche 4: richtlijn voorstel betreffende pleziervaartuigen en waterscooters (kamerstuk 22 112, nr. 1217)

  • Fiche 5: richtlijn kapitaaleisenraamwerk Banken en Beleggingsondernemingen (CRD IV) (kamerstuk 22 112, nr. 1218)

  • Fiche 6: mededeling Europese agenda voor integratie van onderdanen uit derde landen (kamerstuk 22 112, nr. 1219)

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Fiche : mededeling Rio+20: Naar een mondiale groene economie en betere governance

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s

Rio+20: Naar een mondiale groene economie en betere governance

Datum Commissiedocument

20 juni 2011

Nr. Commissiedocument

COM(2001) 363

Pre-lex

http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=200585

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Behandelingstraject Raad

De mededeling is aan de raad gepresenteerd tijdens de Milieuraad van 21 juni 2011. Het Voorzitterschap beoogt conclusies over de mededeling aan te nemen tijdens de Milieuraad van 10 oktober 2011.

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Buitenlandse Zaken

2. Essentie voorstel

De mededeling bereidt de weg voor het standpunt van de EU op Rio+20, de VN-conferentie over duurzame ontwikkeling die in juni 2012 te Rio de Janeiro plaatsvindt.

In de mededeling wordt het wat, hoe en wie van een overgang naar een groene economie geschetst en worden specifieke acties voorgesteld die op internationaal, nationaal en regionaal niveau kunnen worden ondernomen. De kernthema's zijn:

  • 1. Investering in en behoud van cruciale hulpbronnen en natuurlijk kapitaal («wat»): het gaat hierbij om water, hernieuwbare energie, mariene hulpbronnen, biodiversiteit en ecosysteemdiensten, duurzame landbouw, bossen, afval en recycling. Deze hulpbronnen kunnen de basis vormen voor het verminderen van de armoede. Dit kunnen gebieden worden voor toekomstige economische groei en mondiale markten.

  • 2. Combineren van marktmechanismen en regelgevingsinstrumenten («hoe»): milieubelastingen, afschaffing van milieuonvriendelijke subsidies, vrijmaking van publieke en particuliere financiële middelen, investering in vaardigheden en groene banen. Er moeten indicatoren worden ontwikkeld die uitgaan van een ruimer begrip van vooruitgang (zowel op milieu- als op sociaal gebied) en die naast het bruto binnenlands product kunnen worden gebruikt.

  • 3. Verbetering van de governance en stimulering van de betrokkenheid van de particuliere sector («wie»): versterken en stroomlijnen van de bestaande internationale governance structuren (bijvoorbeeld door het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) te versterken en door financieringsstructuren zo vorm te geven dat internationale financiële instellingen, regionale ontwikkelingsmaatschappijen en financiers uit de private sector bijdragen aan het groener maken van de wereldeconomie). Een sterkere betrokkenheid en een grotere deelname van het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld zijn ook van cruciaal belang.

3. Kondigt de Commissie maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen, de gevolgen in op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

  • a) Bevoegdheid:

    De EU kent een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten op het gebied van milieu. Op grond van o.a. artikel 192 VWEU is de EU bevoegd maatregelen te nemen op dit gebied.

  • b) Functionele toets

    • Subsidiariteit: het subsidiariteitoordeel luidt positief. In de mededeling zijn zaken benoemd die evident grensoverschrijdend zijn. Een gezamenlijk EU standpunt zal een sterkere positie in de onderhandelingen betekenen. Zo kan de EU een vuist maken ten opzichte van andere landen en landenblokken. Daarnaast blijft er binnen de EU sprake van een «level playing field» voor bedrijven wanneer de lidstaten zo veel mogelijk gezamenlijk veranderingen doorvoeren, overeenkomstig het huidige kabinetsbeleid.

    • Proportionaliteit: De mededeling voldoet aan de vereisten van proportionaliteit. Er worden geen wetgevingsvoorstellen in gedaan.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland onderschrijft de analyse van de Europese Commissie dat de overgang naar een groene economie nodig is voor het realiseren van mondiale ambities en afspraken ten aanzien van duurzame ontwikkeling. Bij het «wat» worden de meest relevante thema’s benoemd die spelen in het kader van de groene economie. In de brede agenda is het belangrijk om prioriteiten te benoemen. Deze sluiten aan bij de speerpunten zoals die worden geformuleerd in de Agenda Duurzaamheid. Voor de regering zijn de thema’s duurzame energie, water en voedselzekerheid prioritair. Ook de verduurzaming van biotische en a-biotische grondstoffenketens is van groot belang in het kader van voorzieningszekerheid op (middel)lange termijn en het bereiken van ontwikkelingsdoelstellingen.

De voorgestelde maatregelen (het «hoe») vormen een goede balans tussen maatregelen gericht op een gelijk speelveld en maatregelen om investeren in verduurzaming te faciliteren. De regering is het met de Commissie eens dat er meer samenhang moet komen tussen de multilaterale milieuverdragen, dat internationale financiële instellingen en de particuliere sector een cruciale rol spelen bij de vergroening van de economie en dat er niet één oplossing is voor alle landen en sectoren, maar dat landen wel kunnen profiteren van een goede uitwisseling van ervaringen omdat er gezamenlijke uitdagingen zijn. De regering ondersteunt de ambitie om overeenstemming te bereiken over indicatoren die naast het bruto nationaal product de mate van vooruitgang naar duurzame ontwikkeling te meten.

Aangezien het thema groene economie op de agenda van Rio+20 nadrukkelijk in de context van armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling wordt besproken, zullen de Europese Unie en haar lidstaten bij de presentatie van voorstellen op dit terrein beter moeten aangeven dat vergroening alléén onvoldoende is om de sociale uitdagingen te beantwoorden. Bij de voorgestelde maatregelen moet er ook steeds oog zijn voor de sociale effecten op de korte en middellange termijn. Bijvoorbeeld, waar afschaffing van subsidies op fossiele brandstoffen leidt tot meer armoede zijn aanvullende maatregelen nodig. Investeren in verduurzaming van de economie vergt het stimuleren van innovatie, het geven van de juiste prijsprikkels en het vereenvoudigen en effectiever maken van regelgeving. Het voorgestelde «stappenplan voor een groene economie» zorgt terecht voor actiegerichtheid in de mondiale duurzaamheidsaanpak.

In de mededeling wordt gesproken over het oprichten en opschalen van partnerschappen op het gebied van water, hernieuwbare energie, landbouw en voedselzekerheid en duurzame bosbouw. Belangrijk is de taak van overheden om een verbindende rol te spelen tussen partijen die ieder kunnen bijdragen aan een stuk van de oplossing. De consumenten, burgers, producenten, handelaren, retailers en NGO’s hebben een specifieke rol te vervullen in de vergroening van de economie.

Afspraken tussen overheden, bedrijven, consumenten en NGO’s bieden de mogelijkheid om voorlopers in «vergroening» te faciliteren en mainstreaming van groene bedrijfsvoering tot stand te brengen. Dit kan o.a. gerealiseerd worden door partnerschappen (PPS) en duurzaamheidsconvenanten tussen twee of meer betrokken partijen. Voorbeelden hiervan zijn samenwerkingsinitiatieven die standaarden ontwikkelen voor duurzame handel en dit vaak verbinden aan een certificaat (IDH, RSPO, RTRS, RSCE, etc.) Rio+20 kan een platform bieden aan nieuw te ontwikkelen initiatieven m.b.t. biotische en a-biotische grondstoffen ketens. Tevens kunnen bestaande initiatieven uitgebreid worden.

De mededeling gaat ook in op de «wie» vraag, waarbij de IFSD discussie aan bod komt. Voor de beoogde transitie en verandering richting duurzame ontwikkeling en armoedevermindering is bestuurlijke aanpassing noodzakelijk op internationaal, regionaal, nationaal en lokaal niveau. Over aanpassing van de internationale architectuur voor duurzame ontwikkeling zijn de afgelopen jaren talrijke opties besproken die echter beperkt uitzicht bieden op bindende afspraken over doelen en wederzijdse verantwoording. Nederland ziet meer heil in versterking van bestaande structuren, organisaties en programma’s die het mogelijk maken dat uitwisseling van goede beleidservaringen en monitoring van voortgang richting duurzame ontwikkeling verbeteren. De Commissiemededeling geeft diverse voorbeelden. Tijdens Rio+20 dienen stevige toezeggingen gedaan te worden die bestaande mandaten herbevestigen, verstevigen en uitvoering intensiveren. Nederland hecht belang aan versterking van de huidige rol van UNEP en meent dat UNEP een leidende rol dient te spelen bij de verbetering van de samenhang tussen de MEA’s en de doelen voor duurzame ontwikkeling en armoedevermindering, zoals wereldvoedselvoorziening en toegang tot energie en schoon water. Integreren van duurzame ontwikkeling met een nadruk op groene economie in alle sectoren en organisaties op alle niveaus biedt meer kansen dan het oprichten van een nieuwe VN milieu organisatie.

Naast «wat», «hoe» en «wie», moet ook de vraag «wanneer» worden beantwoord, aangezien de uitdagingen urgent zijn.

Met betrekking tot internationale samenwerkingsverbanden op gebied van water zou de Nederlandse regering landen willen oproepen het «Verdrag inzake het recht betreffende het gebruik van internationale waterlopen anders dan voor de scheepvaart, New York 21 mei 1997» («UN Convention on the Law of the Non-navigational Uses of International Watercourses») te ratificeren.

De noodzaak tot vergroening van de economie wordt door Nederland onderschreven. De Commissie verwijst hierbij terecht naar de EU 2020 strategie. De aangesloten landen beslissen zelf hoe zij de financiering van groene groei vormgeven. Nederland gaat niet akkoord met een eventueel dwingend voorschrijven van de vorm waarin een eventuele bijdrage wordt geleverd.

Naar boven