22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1049 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 augustus 2010

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 11 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

  • 1. Richtlijn betreffende Europees onderzoeksbevel in strafzaken (22 112, nr. 1044)

  • 2. Besluit over financiële wijziging ten behoeve van ITER (22 112, nr. 1045)

  • 3. Mededeling inzake het gebruik van beveiligingsscanners in EU-luchthavens (22 112, nr. 1046)

  • 4. Mededeling inzake algemeen Europees internationaal investeringsbeleid (22 112, nr. 1047)

  • 5. Mededeling Europa als nr. 1 toeristische bestemming (22 112, nr. 1048)

  • 6. Mededeling overdraagbare spongiforme encefalopathieën, TSE’s

  • 7. Mededeling Europese Verkeersveiligheidsruimte voor de periode 2011–2020 (22 112, nr. 1050)

  • 8. Verordening tot wijziging verordening inzake kredietbeoordelaars (22 112, nr. 1051)

  • 9. Verordening EU octrooi vertaalregelingen (22 112, nr. 1052)

  • 10. Verordening overgangsregeling bilaterale investeringsovereenkomsten (22 112, nr. 1053)

  • 11. Mogelijkheid tot verbieden of beperken van teelt van ggo’s op eigen grondgebied (32 472 / 22 112, nr. 2)

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Fiche : Mededeling overdraagbare spongiforme encefalopathieën, TSE’s

1. Algemene gegevens

Titel voorstel: Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, het TSE stappenplan 2.

Subtitel: Een beleidsnota betreffende overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) voor de periode 2010–2015

Datum Commissiedocument: 16 juli 2010

Nr. Commissiedocument: COM(2010)384

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=199537

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad

In september is behandeling te verwachten in Raadswerkgroep ter voorbereiding van bespreking in de Landbouwraad.

Eerstverantwoordelijk ministerie

LNV

2. Essentie voorstel

Deze mededeling met beleidsopties is een vervolg op het 1e stappenplan (Road map 1) voor de jaren 2005–2010. De mededeling omvat een reflectie op en discussie over verdere aanpassingen van de communautaire BSE maatregelen. Doel hierbij is dat de EU de laatste stappen gaat zetten gericht op uitroeiing van BSE. Uitgangspunt is dat aanpassingen gebaseerd moeten zijn op wetenschappelijke adviezen (EFSA) zodat het hoogste niveau van voedselveiligheid gewaarborgd blijft. Verder zal voordurend gewaakt moeten worden over het eventuele opleven van de BSE-epidemie of het ontstaan van nieuwe TSE-agentia. Tot slot moet de herziening rekening houden met de milieu- en socio-economische gevolgen.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

In de mededeling wordt nog geen nieuwe wet- en regelgeving aangekondigd. De mededeling omvat beleidsopties die kunnen worden overwogen en die nader kunnen worden uitgewerkt na discussie in de Raad en het EP.

De subsidariteit wordt positief beoordeeld omdat BSE een grensoverschrijdend fenomeen is waarbij zowel het tegengaan van verstoringen op de interne markt en externe handel in het geding zijn. De EU is derhalve het gepaste niveau om maatregelen te nemen.

De proportionaliteit wordt vooralsnog positief beoordeeld, omdat het beleid van de EU binnen de bestaande juridische kaders vorm zal krijgen. De diergezondheids- en volksgezondheidswetgeving in EU kader vormt daarbij de basis. De diverse beleidsopties (met mogelijke versoepelingen) sluiten aan bij de bestaande beleidskaders, maar het eindoordeel zal afhangen van de uitwerking van de diverse beleidsopties.

In het huidige stadium zijn de financiële gevolgen nog niet precies in te schatten. Die zullen afhangen van de keuzes die worden gemaakt binnen de diverse beleidsopties. De mogelijke versoepeling van een aantal maatregelen zal naar verwachting wel tot een verlaging van de kosten voor het bedrijfsleven en netto vermindering van administratieve lasten en uitvoeringskosten leiden. Aan de andere kant kunnen lasten bij de overheid terechtkomen; met name controle en handhaving. Nederland zal de Commissie vragen om bij haar concrete voorstellen voor de beleidsopties tevens precies aan te geven wat het financieel beslag van die voorstellen zal zijn.

4. Nederlandse positie over de mededeling

De Commissie doet op diverse onderdelen suggesties voor toekomstige aanpassingen van de bestaande BSE-maatregelen. Voor Nederland zijn, net als voor de meeste lidstaten, twee onderdelen het belangrijkst.

  • herziening verbod diermelen (=Processed Animal Proteins; PAP’s) in diervoeders, de zogenaamde «feed ban».

  • Versoepeling van de feed ban is een belangrijk actiepunt op de agenda Duurzame voedselsystemen van het kabinet en heeft in Nederland breed maatschappelijk draagvlak. De feed ban raakt, door de grote aanspraak die het tot gevolg heeft op alternatieve plantaardige eiwitten (in casu soja), aan meerdere thema’s zoals duurzaamheid (GGO, CO2, bescherming regenwoud) en kostprijs diervoeders.

  • Uitgangspunt van Road map I was dat analysemethodes voor PAP’s in kant en klare diervoeders nodig zijn voor versoepeling van de feed ban. De Commissie denkt nu ook aan kanalisatie (het gescheiden houden van PAP´s van de diverse diersoorten) als alternatief instrument. Daarmee moet het op een niet al te lange termijn weer mogelijk worden dat varkens-PAP in pluimveevoer, en omgekeerd, kan worden verwerkt. Het gaat daarbij uitsluitend om PAP´s van overgebleven slachtmateriaal van goedgekeurde dieren. Bij de uitwerking zal het toezicht op het gescheiden houden van deze diermeelstromen een belangrijk aandachtspunt moeten zijn. De Commissie laat doorschemeren dat eisen aan kanalisatie pittig zullen zijn.

  • De mogelijkheid van kanalisatie komt overeen met de wens van Nederland. Om de uitvoeringslast aan de zijde van de overheid te beperken is het belangrijk dat de lidstaten voldoende ruimte krijgen om de industrie ertoe te zetten zelf een adequate aanpak te ontwikkelen. Het is daarom van belang dat er een systeem komt waarin de lidstaten zelf kunnen beoordelen of de industrie een voldoende geborgd systeem heeft en op basis daarvan nationaal een vergunning te verlenen.

revisie BSE monitoring.

BSE monitoring heeft primair als doel om het verloop van de epidemie te volgen. 1

Voor de Commissie blijft uitgangspunt dat door een versoepeling geen of nauwelijks BSE gevallen worden gemist. BSE is bij jonge dieren niet aan te tonen. De feed ban heeft er sinds 2001 voor gezorgd dat de epidemie afneemt en de leeftijd van de gevallen die nog worden gevonden, steeds hoger wordt. In 2009 was er een eerste versoepeling waarbij de leeftijd waarop runderen standaard getest worden op aanwezigheid van TSE’s omhoog ging van 30 resp. 24 maanden (voor geslachte gezonde dieren respectievelijk kadavers) naar 48 maanden. Dat bespaarde ca. 97 000 en 22 000 testen voor resp. geslachte runderen en kadavers. Een verdere verhoging naar 60 maanden bespaart nog eens 75 000 resp. 10 000 testen (referentiejaar 2008).

Als alternatief voor verhoging van de testleeftijd oppert de Commissie om steekproeven te nemen. Nederland zal een verdere verhoging van de testleeftijd ondersteunen maar is vooralsnog geen voorstander van steekproeven. Steekproefgewijze bemonstering kan namelijk de handel met derde landen bemoeilijken.

Nederland heeft tot slot belangrijke aanmerkingen bij het onderdeel «scrapie bestrijdingsmaatregelen». Scrapie is de aan BSE verwante aandoening bij schapen en geiten waarvoor in tegenstelling tot BSE, nog geen concreet risico is aangetoond voor de volksgezondheid. Daarentegen wordt een eventueel risico ook niet uitgesloten.

Het Stappenplan 2 formuleert voor de scrapiebestrijding als strategische doel: «Aanpassen van de bestrijdingsmaatregelen in besmette kuddes aan de stand van de wetenschappelijke kennis en het ontwikkelen van duurzame instrumenten voor TSE controle».

Nederland is niet tevreden met deze ambitie. Het is namelijk gebleken dat ondanks de strikte en dure maatregelen in de EU sinds 2002 geen teruggang van scrapie is gerealiseerd. Kennelijk is de huidige aanpak niet effectief in het bestrijden en/of uitroeien van TSE bij schapen en geiten. Een herbezinning op de aanpak is daarom nodig. Nederland vindt het tijd voor een kosten/batenanalyse van de huidige aanpak waarbij de vraag centraal staat hoe de beschikbare middelen effectief ingezet kunnen worden.


XNoot
1

De bescherming van de consument is gewaarborgd door het standaard verwijderen van specifiek risicomateriaal (SRM) van elk dier in het slachthuis. De feed ban, SRM-verwijdering en monitoring vormen de drie pijlers van de communautaire BSE aanpak.

Naar boven