21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 669 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 oktober 2017

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 13 oktober 2017 inzake de geannoteerde agenda van de Telecomraad van 24 oktober 2017 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 668).

De vragen en opmerkingen zijn op 17 oktober 2017 aan de Minister van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 20 oktober 2017 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Ziengs

De griffier van de commissie, Nava

Vragen en antwoorden

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Telecomraad op 24 oktober 2017. Zij hebben de volgende vragen en opmerkingen.

Deze leden lezen in de geannoteerde agenda dat er een oproep is gedaan om de voortgang op de Digitale Interne Markt te versnellen. Nederland staat achter deze oproep. Is dit ook het geval voor de andere lidstaten? Zo nee, welke lidstaten staan niet achter de oproep en wat is de reden dat zij hier tegen zijn?

De Europese lidstaten zijn eensgezind wat betreft het streven om de Digitale Interne Markt Strategie voortvarend af te ronden, de economieën van de lidstaten zullen hiervan profiteren. Deze oproep zal naar verwachting ook bevestigd worden in de conclusies van de Europese Raad d.d. 19–20 oktober 2017.

Er zijn dan ook geen lidstaten bekend die zich verzet hebben tegen het streven naar een voortvarende afronding.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de inzet van het Nederlandse regering op het gebied van cybersecurity en het zogenaamde EU-cybersecurity pakket. Zeker met het oog op zaken als het «Internet of Things» achten deze leden het van groot belang dat de regering blijft inzetten op een Europese aanpak. Daarbij is het belangrijk om rekening te houden met de cyberveiligheid van zowel burgers als bedrijven, voor nu als ook in de toekomst. Is de Minister bereid te pleiten voor een toekomstbestendige Europese aanpak van cybersecurity (met onder andere aandacht voor toekomstige toepassingen, zoals kwantumcomputing)? Hoe kijkt de Minister aan tegen een certificeringsframework (voor bijvoorbeeld «Internet of Things»-apparaten) voor een veilige digitale omgeving?

Nederland ondersteunt de integrale aanpak zoals deze door de Commissie in het EU-cybersecurity pakket wordt voorgesteld. In deze aanpak is het ook van belang dat alle relevante partijen investeren in de inzet van nieuwe technologieën, die de digitale veiligheid bevorderen. Belangrijk onderdeel van de integrale aanpak is de oprichting van een Europees kader voor cyberbeveiligingscertificering voor ICT-producten en -diensten. Het voorstel sluit aan bij de Nederlandse inzet op het gebied van de digitale interne markt en certificering. Het is de Nederlandse inschatting dat het voorstel kan bijdragen aan het versterken van vertrouwen van burgers en bedrijven in de veiligheid van producten en de kwaliteit van aangeboden diensten. De schaalvergroting die optreedt door ontwikkeling van Europees geharmoniseerde certificeringsschema’s kan certificering op EU-niveau efficiënter en goedkoper maken. Daarmee is het tevens een kans voor Nederlandse certificeringsinstanties, wiens markt nu in potentie groter wordt. Een dergelijke samenhangende EU-brede benadering van certificering moet daarbij geen uitsluitende werking hebben voor niet-EU aanbieders.

De leden van de VVD-fractie achten het van groot belang dat een snelle uitrol van 5G prioriteit krijgt en dat dit op korte termijn beschikbaar is. De kans bestaat dat Nederland achter gaat lopen op innovatieve toepassingen, zoals het «Internet of Things». Kan de Minister nagaan in hoeverre andere lidstaten plannen hebben voor de uitrol van 5G-banden? Hoe ver Nederland is in vergelijking met de andere lidstaten? Wil de Minister de Kamer hierover informeren?

Het is belangrijk dat 5G kan worden toegepast in Nederland en ik zie daar volop kansen voor. De standaardisatie van 5G is echter nog niet voltooid door de industrie. Vooruitlopend hierop ben ik niettemin bezig om te onderzoeken hoe ik de frequentiebanden beschikbaar kan stellen waar 5G naar verwachting als eerste in gaat worden toegepast. Ik ben daarover ook in dialoog met marktpartijen. De resultaten en vervolgstappen worden beschreven in de Nota Mobiele Communicatie die gepland staat om nog voor het eind van dit jaar aan uw Kamer te worden toegezonden. In internationaal overleg zet Nederland zich samen met andere lidstaten in om spectrumbanden aan 5G toe te wijzen. Tot slot merk ik op dat een van de eerste banden waar 5G mogelijk in gaat worden toegepast – de zogenaamde 700 MHz-band – in 2019 wordt geveild. Deze band is in een aantal lidstaten, zoals Duitsland en Frankrijk, reeds verdeeld maar in vergelijking met veel andere lidstaten loopt Nederland in de pas.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen over de geannoteerde agenda van de Telecomraad die op 24 oktober 2017 plaatsvindt.

Deze leden merken op dat de Minister op 11 oktober 2017 een aparte brief naar de Kamer heeft gestuurd over de stand van zaken herziening Europees telecomkader (Kamerstuk 21 501-33, nr. 667). Zij danken de Minister voor zijn jarenlange inzet op dit punt. In de brief valt te lezen dat Nederland pleit voor ruimte om zo nodig toegang tot netwerkonderdelen op te leggen zonder aangetoonde aanmerkelijke marktmacht, op grond van niet-repliceerbaarheid. Ook staat in deze brief dat in de Raadspositie lidstaten deze ruimte mogen bieden aan hun toezichthouder maar dat ze daartoe niet verplicht zijn. In de aanbiedingsbrief bij de geannoteerde agenda van de Telecomraad lezen deze leden dat de Raadspositie ten aanzien van de herziening van het Europees telecomkader is aangenomen. Hierbij geeft de Minister aan dat dit tot tevredenheid van Nederland niet meer heeft geleid tot wijzigingen in de concept-Raadspositie zoals geschetst in deze brief. Betekent dit dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) meer mogelijkheden krijgt om het ontstane duopolie op de Nederlandse kabel- en telecommarkt aan te pakken?

Indien de Raadspositie op dit onderdeel stand houdt in het finale compromis tussen Raad en Europees Parlement, kan Nederland de ACM meer mogelijkheden geven om netwerkpartijen te reguleren. Uiteraard is dan het voornemen om de ACM deze mogelijkheden, door wijziging van de Telecommunicatiewet, te geven.

Kan dit betekenen dat – naast KPN – ook de nieuwe fusiecombinatie VodafoneZiggo rekening moet houden met strikter toezicht?

Indien het kader wordt aangepast betekent dit dat de ACM een aanvullende mogelijkheid zal krijgen om alle marktpartijen, zowel Ziggo als KPN, te reguleren. Het is aan de ACM om invulling te geven aan de uiteindelijke gevolgen hiervan. Zij moet beoordelen of de marktsituatie vraagt om regulering en zo ja, om welke vorm van regulering.

Verwacht de Minister nog verzet van de Europese Commissie of het Europees Parlement? Zo ja, hoe groot acht de Minister de kans dat dit verzet slaagt?

Ik verwacht verzet van zowel de Europese Commissie als het Europees Parlement tegen het voorstel van de Raad. Het laat zich echter in dit stadium van de onderhandelingen, waarin de eerste triloog nog moet plaatsvinden, moeilijk voorspellen hoe de posities van het Europees Parlement en Europese Commissie zich in de onderhandeling zullen ontwikkelen.

De leden van de CDA-fractie zijn verder benieuwd wat de regering precies gaat inbrengen bij het agendapunt cybersecurity. Zou de Minister dat nader kunnen toelichten?

Uw Kamer wordt binnenkort nog nader geïnformeerd over de onderdelen van het pakket via BNC-fiches over respectievelijk de gezamenlijke mededeling bouwen aan sterke cyberbeveiliging voor de EU; de verordening agentschap ENISA en Europees kader voor cyberbeveiligingscertificering; en de richtlijn fraude niet-chartaal geldverkeer.

Nederland zal steun uitspreken op diverse onderdelen van het voorgestelde EU-cybersecurity pakket. Nederland ondersteunt de integrale aanpak zoals deze door de Commissie in het EU-cybersecurity pakket wordt voorgesteld en waarbij aandacht is voor de veiligheid van de digitale interne markt, cybercriminaliteit, cyberdiplomatie, cyber capaciteitsopbouw, digitale rechten en defensie.

De Nederlandse inzet zal gericht zijn op een stabiel en vrij toegankelijk cyberdomein.

De voorgestelde aanpak van cybercrime is in lijn met het Nederlands beleid en zal worden gesteund. Nederland erkent het toenemend internationale karakter van opsporingsonderzoeken en ondersteunt de roep om meer samenwerking, waarbij wel rekening gehouden moet worden met de bestaande nationale bevoegdheden wat betreft de opsporing. De conclusie dat Europa meer moet investeren in kennis en innovatie op cyberterrein wordt onderschreven. De aandacht voor publiek-private samenwerking (PPS) is positief, en sluit aan bij de Nederlandse visie dat PPS noodzakelijk is voor het succesvol veiliger maken van het internet. Ook is Nederland positief over de oproep dat in alle lidstaten voorwaarden worden vastgesteld voor de gecoördineerde bekendmaking van kwetsbaarheden, voortbouwend op beste praktijken en toepasselijke normen.

Daarnaast zal Nederland inzetten op versterking van de Europese cyberbeveiligingsmarkt binnen een transparante mondiale markt.

Deze leden merken op dat de Kamer op 13 oktober 2017 het BNC-fiche Verordening vrij verkeer van niet-persoonlijke data heeft ontvangen (Kamerstuk 22 112, nr. 2405). Kan de Minister aangeven of dit fiche aan de orde komt in de Telecomraad? Wat is het tijdspad van de bespreking van dit fiche? Kan dit fiche los gezien worden van de ePrivacy Verordening? Zo nee, wat is de relatie hiertussen?

Tijdens de Telecomraad van 24 oktober a.s. staat het voorstel tot verordening voor vrij verkeer van niet-persoonlijke data (COM(2017)495) niet op de agenda. Op 17 oktober a.s. is het voorstel voor het eerst in de Telecom-raadswerkgroep besproken. Het Estse voorzitterschap heeft aangegeven voornemens te zijn het voorstel op de Telecomraad van 4 december 2017 te agenderen. Om dit zo effectief mogelijk te laten zijn, is het voorzitterschap voornemens om een significant deel van het voorstel al behandeld te hebben in de raadswerkgroepen vóór de Telecomraad van 4 december.

Dit voorstel kan los worden gezien van de ePrivacy-verordening. De verordening voor vrij verkeer van niet-persoonlijke data gaat in op de geografische locatie van dataopslag of -verwerking en op de overdraagbaarheid van data tussen cloudproviders op verzoek van de klant, terwijl de ePrivacy-verordening hier niet over gaat. De verordening voor vrij verkeer van niet-persoonlijke data is wel relevant voor het grotere kader rondom data waarin ook de Algemene Verordening Persoonsgegevens en de ePrivacy-verordening een belangrijk onderdeel zijn.

De leden van de CDA-fractie hebben verder een aantal vragen over de ePrivacy Verordening. Deze leden hebben begrepen dat het begrippenkader en de systematiek van Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de ePrivacy Verordening uiteen lopen. Kan dit in de praktijk tot problemen leiden? Kan de Minister aangeven of deze verordeningen voldoende op elkaar aansluiten en zo ja, waar blijkt dit uit? Sluit de definitie van de e-privacy voldoende aan bij het doel dat wordt beoogd met deze verordening? Is het bereik van de wet vooralsnog niet te vaag omschreven? Wat gaat nu precies onder de ePrivacy Verordening vallen? Wat valt concreet onder het toepassingsgebied of omvat de verordening het hele «Internet of Things»? De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd hoe de regering tegen de ePrivacy Verordening aankijkt in relatie tot internetplatforms. Klopt het dat internetplatforms soms zelf onderdeel zijn van een transactie en hierdoor toegang nodig hebben tot communicatiedata om hun rol als platform te kunnen vervullen, bijvoorbeeld voor het verwerken van deze transacties of het tegengaan van fraude? Kan de Minister aangeven of toestemming in deze situaties voor gebruikers een extra hinderlijke laag dreigt te worden voor het ontvangen van diensten, terwijl toestemming het privacy bewustzijn niet significant vergroot? Kan de Minister aangeven of een verbetering zou optreden indien meer flexibiliteit wordt gegeven aan internetdiensten die onderdeel zijn van een online transactie indien voor hen alleen het juridische kader van de AVG geldt?

De leden van de CDA-fractie zouden graag inzichtelijk krijgen wat de verwachting is welke extra pop-ups door deze verordening gaan ontstaan om toestemming te geven? Gaan er pop-ups ontstaan die niet noodzakelijk zijn om het belang van vertrouwelijkheid van communicatie en online privacy te waarborgen? Zo ja, hoe beoordeelt de Minister dit in relatie tot bevindingen in de praktijk met de huidige cookiewet?

Deze leden zijn verder benieuwd of de ePrivacy Verordening zo in elkaar zit dat spam alleen kan worden tegengehouden als ook de spammer daar toestemming voor heeft gegeven. Zo ja, vindt de Minister dat wenselijk? Worden applicaties gebaseerd op kunstmatige intelligentie ontmoedigd door de ePrivacy Verordening? Deze leden zijn ook benieuwd of de verordening ervoor zorgt dat ook toestemming moet worden gegeven voor data die noodzakelijk is om de dienst überhaupt te kunnen gebruiken, die nodig is om lerend vermogen of innovatief vermogen te verbeteren. Mag een pechdienst met deze ePrivacy Verordening zonder toestemming met autodata en meteogegevens een real-time inschatting maken over waar pechhulp bij noodweer het meest nodig is? Mag een dokter met deze ePrivacy Verordening een «connected» hartmonitor aansluiten op een patiënt die buiten kennis is?

Deze leden hebben begrepen dat de verordening het ook mogelijk maakt om toestemming vooraf te regelen via de browserinstellingen, waardoor consumenten minder worden geconfronteerd met «cookie banners». Verwacht de Minister dat hier veel gebruik van wordt gemaakt en hierdoor het aantal pop ups vermindert? Kan de Minister verder aangeven of het klopt dat de e-privacywetgeving in Nederland wordt gehandhaafd door de ACM en dat in de ePrivacy Verordening staat dat dit in de toekomst zal moeten gebeuren door de Autoriteit Persoonsgegevens? Zo ja, wat zijn hiervan de effecten?

De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen gesteld over de ePrivacy-verordening. Dit onderwerp is niet geagendeerd voor de komende Telecomraad. De beantwoording van deze vragen zal volgende week aan de Kamer gezonden worden.

Naar boven