Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 21501-33 nr. 570 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 21501-33 nr. 570 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2015
Hierbij stuur ik uw Kamer de geannoteerde agenda van de Telecomraad die op 11 december aanstaande plaats zal vinden in Brussel.
Tijdens de Raad presenteert het Luxemburgse voorzitterschap een voortgangsrapportage over de richtlijn toegankelijkheid overheidswebsites. Hierbij zal zij aangeven dat de onderhandelingen worden voortgezet door het Nederlands voorzitterschap. Het Luxemburgs voorzitterschap zal daarnaast de Raad een terugkoppeling geven over de trilogen van 17 november en 7 december jl. inzake het voorstel voor de richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zal uw Kamer separaat informeren over de stand van zaken in dit dossier.
Ook zal er een beleidsdebat plaatsvinden over de herziening van het regelgevend kader voor elektronische communicatiediensten en netwerken (herziening telecomkader). De herziening betreft één van de speerpunten van de Digitale Interne Markt Strategie. De Commissie zal naar verwachting in 2016 wetsvoorstellen doen ter herziening van het regelgevend kader. De gedachtewisseling is het eerste debat op Raadsniveau over het kader.
Verder zal de Commissie de Raad informeren over de voortgang van het internationaal overleg over Internet Governance. Daarnaast zal de Commissie de voortgang van de onderhandelingen inzake het handelsverdrag tussen de EU en de Verenigde Staten, Transatlanic Trade and Investment Agreement (TTIP), toelichten. Hierbij richt de Commissie zich op de passages over digitale handel.
Tot slot zal Nederland, als inkomend EU-voorzitter, aan de Raad haar plannen tijdens het aankomend voorzitterschap presenteren. Nederland zal zich tijdens het voorzitterschap inzetten als een betrouwbare en efficiënte bemiddelaar («honest broker») tussen de 28 lidstaten en tussen Raad, Commissie en Europees parlement.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Wetgevende onderwerpen
Voortgang ontwerprichtlijn Toegankelijkheid overheidswebsites
Informatiepunt
Het Luxemburgse voorzitterschap zal de Raad informeren over de voortgang van de ontwerprichtlijn Toegankelijkheid overheidswebsites. Op 18 december 2015 zal het voorzitterschap een nieuw mandaat aan COREPER vragen voor het starten van de triloog met het Europees parlement begin 2016. Het Nederlandse voorzitterschap zal de onderhandelingen overnemen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is eerstverantwoordelijk voor deze ontwerprichtlijn van 3 december 2012 (COM(2012)721 final)1. De ontwerprichtlijn beoogt de onderlinge aanpassing van wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen om overheidswebsites te laten voldoen aan de internationale, open standaard voor webtoegankelijkheid («web content accessibility guidelines»). Deze standaard is breed geaccepteerd (ISO/IEC- en NEN-norm, alsmede EU-standaard) en bevordert dat websites ook te gebruiken zijn voor mensen met een functionele of cognitieve beperking. Deze standaard werkt in allerlei zoekmachines, besturingssystemen, browsers en apparaten, zoals smartphones en tablets. Gebruik van deze standaard, die zonder aanpassing volledig is overgenomen in de Nederlandse open standaard «webrichtlijnen», is in Nederland al verplicht gesteld voor websites van de rijksoverheid, inclusief zelfstandige bestuursorganisaties (ZBO’s), en van medeoverheden. Het kabinet is voornemens de webrichtlijnen verplicht te stellen voor alle bestuursorganen in de Wet Generieke Digitale Infrastructuur (voorheen: Wet e-overheid).
Uw Kamer is in januari 2013 geïnformeerd over de inzet van het kabinet in het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 1544). Dit is nader toegelicht in de brief van 25 november 2015 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 517) en in de brief van 5 juni 2015 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 545). Daarin werd vermeld dat het negatieve oordeel van het kabinet over de noodzaak van het voorstel geen weerklank vindt in de onderhandelingen en dat Nederland zich ervoor inzet dat de bezwaren op het gebied van proportionaliteit van het voorstel worden weggenomen. Het kabinet is voorstander van een beperkt en helder toepassingsgebied, noodzakelijke uitzonderingen met het oog op uitvoerbaarheid, een realistische implementatietermijn en geen of een zeer lichte monitoring en rapportage, die niet leiden tot administratieve lasten en/of additionele kosten.
Het oorspronkelijke voorstel had een beperkte reikwijdte. Het ging alleen om overheidswebsites die 12 soorten informatie en dienstverlening aanbieden (op het gebied van onder meer belasting, sociale zekerheid en werk, onderwijs, gezondheid, officiële documenten en overheidsadministratie). Het Europees parlement heeft in maart 2014 een amendement aangenomen om de reikwijdte van het voorstel te verruimen, zowel tot alle overheidsinstanties en (semi)private organisaties, die publiekrechtelijke taken verrichten dan wel grotendeels door de overheid gefinancierd worden, als tot alle informatie en diensten op websites.
Het Luxemburgse voorzitterschap heeft voorgesteld om enerzijds de werkingssfeer van de ontwerprichtlijn te verruimen tot organisaties die publiekrechtelijke taken verrichten en anderzijds uitzonderingen te formuleren. Het gaat om uitzonderingen voor websites van non-gouvernementele organisaties en publieke omroepen, websites die niet voor het grote publiek bedoeld zijn (intra- en extranet), informatie van derden die niet aangepast kan of mag worden («third party content»), technieken die op dit moment redelijkerwijs niet toegankelijk kunnen worden aangeboden (bijvoorbeeld kaartmateriaal en audiovisuele media), voor digitaal cultureel erfgoed en voor oude informatie (archieven) die redelijkerwijs niet met terugwerkende kracht aangepast kunnen worden. Er is discussie met de Commissie over de uitzonderingen voor audiovisuele media en digitaal cultureel erfgoed om bestaande media wel uit te sluiten en toekomstige media op een zeker moment wel onder de richtlijn te brengen. Het voorstel is, gesteund door de meerderheid van lidstaten, waaronder Nederland, voorzien van een artikel van minimum harmonisatie, dat de lidstaten de mogelijkheid geeft de werkingssfeer van de richtlijn uit te breiden tot meer organisaties, tot meer informatie en diensten en tot (bepaalde) apps.
Wat betreft de monitoring en rapportage is er breed verzet vanuit de lidstaten tegen omvangrijke eisen die veel administratieve lasten met zich mee zullen brengen. Monitoring en rapportage zouden zo klein en zo uitvoerbaar mogelijk moeten zijn om administratieve lasten te minimaliseren. Mede op aandringen van Nederland onderzoekt de Commissie de mogelijkheden tot geautomatiseerde monitoring en rapportage en lijkt het huidige voorzitterschap voornemens lidstaten inspraak te geven via uitvoeringshandelingen. Een meerderheid van de lidstaten, waaronder Nederland, heeft bovendien gepleit voor een langere implementatietermijn. Het voorzitterschap heeft een implementatietermijn voorgesteld van 1 jaar na inwerkingtreding voor nieuwe websites en van 2 jaar voor bestaande websites, wat niet uitvoerbaar wordt geacht.
Tot slot heeft het Luxemburgs voorzitterschap, met steun van de meerderheid van de lidstaten, de tekst van het voorstel in lijn gebracht met het VN Verdrag voor de rechten van mensen met een beperking. Dit verdrag is door de Europese Unie en de meeste lidstaten ondertekend en verplicht eveneens tot toepassing van de internationale open standaard voor toegankelijkheid op websites.
Nederland zal zich als goed voorzitter sterk maken voor een voortvarende afronding van deze ontwerprichtlijn in het besef dat het belangrijk is dat binnen Europa voor overheidswebsites dezelfde internationale standaard voor toegankelijkheid geldt. Het kabinet wil hiermee bevorderen dat binnen de interne markt een beweging ontstaat die ervoor zorgt dat meer burgers toegang krijgen tot digitale informatie en dienstverlening van de overheid, waaronder ook mensen met een functionele of cognitieve beperking.
Richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging
Informatiepunt
Het voorzitterschap zal de Raad informeren over de ontwerprichtlijn inzake netwerk- en informatiebeveiliging. De onderhandelingen bevinden zich in de triloog-fase en het voorzitterschap zal de Raad informeren over de voortgang van de onderhandelingen. Op 7 december a.s. is een volgende triloog met het Europees parlement voorzien. Het voorzitterschap streeft naar afronding van de onderhandelingen dit jaar. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is eerstverantwoordelijk. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zal beide Kamers in een brief informeren over de stand van zaken betreffende de onderhandelingen over de richtlijn.
Doel van de richtlijn is het waarborgen van een hoog gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging. Dit niveau verschilt momenteel per lidstaat, hetgeen leidt tot een wisselend niveau van paraatheid bij incidenten en een ongelijk niveau van bescherming van consumenten en bedrijven. Uw Kamer is over de Nederlandse inzet geïnformeerd middels een BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 1587).
Niet-wetgevende onderwerpen
Herziening van het regelgevend kader voor elektronische communicatienetwerken en – diensten
Beleidsdebat
Tijdens de Raad wisselen lidstaten van gedachten over de aanstaande herziening van het regelgevend kader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten (hierna aangeduid met telecomkader). Dit bestaat uit vijf richtlijnen, gericht op het bieden van een algeheel kader en op regels voor autorisatie, toegang, de universele dienst en eindgebruikers, en e-privacy. Deze richtlijnen zijn voor het laatst aangepast in 2009. Voor de herziening van de e-privacy richtlijn wordt de uitkomst van de lopende onderhandelingen over de Algemene verordening gegevensbescherming afgewacht.2 Naar verwachting komt de Europese Commissie in juni 2016 met een voorstel voor herziening van de vier overige richtlijnen.
Een nieuw telecomkader moet inspelen op diverse ontwikkelingen. De vraag naar snelle en betrouwbare verbindingen groeit snel door nieuwe gebruikers, apparaten en toepassingen. Concurrentieverhoudingen veranderen door consolidatie van telecombedrijven, de opkomst van gebundelde diensten en de hoge vlucht die het gebruik van communicatiediensten over het internet («over-the-top spelers») heeft genomen. De herziening moet zorgen voor regels die zijn toegerust op de toekomst. Het generieke doel is daarbij volgens Nederland het realiseren van snelle en betrouwbare verbindingen tegen de laagst mogelijke kosten, waarbij de rechten van de gebruikers van deze verbindingen worden beschermd. Dit doel bepaalt tevens de richting waarin het bevorderen van mededinging zich beweegt. De herziening moet daarnaast versnippering van regels tegengaan. Door regels te harmoniseren ontstaat een zekerder klimaat voor investeringen in verbindingen, en wordt het eenvoudiger voor telecombedrijven met pan-Europese ambities om over de grens actief te zijn. Nederland hecht eraan dat bij het harmoniseren van regels wel genoeg ruimte overblijft voor maatwerk in lidstaten. De regels moeten toegesneden kunnen worden op lokale omstandigheden en voorkeuren, en het mogelijk maken vaste en mobiele verbindingen zo efficiënt mogelijk te realiseren. Nederland steunt deze doelen en zal tijdens het voorzitterschap tijd inruimen om de discussie over het telecomkader verder te brengen, ter voorbereiding op de wetsvoorstellen van de Europese Commissie.
Een belangrijk thema in de herziening van het telecomkader is de regelgeving voor toegang tot netwerken. De verplichting voor dominante spelers om toegang te bieden tot hun telecomnetwerken – en daarmee de toetreding van nieuwe spelers mogelijk te maken – heeft de afgelopen jaren bijgedragen aan lagere prijzen, betere kwaliteit en meer investeringen. De regelgeving is op een aantal punten te verbeteren en te vereenvoudigen. Allereerst is zij teveel toegesneden op gebieden met één dominante telecomspeler. De regelgeving richt zich vooral op toegang tot de netwerken van de traditionele telecomspeler, wat haar minder geschikt maakt voor regulering van gebieden met twee netwerken die technologisch verschillend zijn. Om dit te ondervangen moet allereerst duidelijker worden vastgelegd dat de concurrentiesituatie op de retailmarkt bepalend is voor de vraag of toegang wordt gereguleerd. Daarnaast is meer flexibiliteit nodig bij het invullen van de toegangsregulering, zodat bij gezamenlijke dominantie op de retailmarkt, de toezichthouder ruimte krijgt om technologisch verschillende netwerken te reguleren.
Ook met deze aanpassingen bestaat de kans dat toegangsregulering in de toekomst niet mogelijk is, omdat gezamenlijke dominantie van twee marktpartijen niet kan worden aangetoond. Ook dan is het echter noodzakelijk om een vorm van toegangsregulering te behouden. De ervaring leert dat mededinging tussen zowel de netwerkspelers als de partijen op de netwerken bijdraagt aan investeringen en kwaliteitsverbetering. In steeds meer lidstaten ontstaat een marktstructuur met een beperkt aantal vaste en mobiele netwerkspelers. Om deze markt dynamisch te houden, is toegangsregulering essentieel, naast lage overstapdrempels voor gebruikers. Door de trend naar convergentie van vaste en mobiele netwerken worden vaste en mobiele netwerkoperators bovendien steeds meer afhankelijk van toegang tot de andere netwerken om met elkaar te kunnen concurreren. Het is noodzakelijk om deze operators langdurige zekerheid te bieden over die toegang. Nederland stelt om deze redenen voor om, naast het bestaande toegangsregime op basis van aanmerkelijke marktmacht, een onderhandelings-verplichting in te voeren voor netwerkpartijen. Omdat economische haalbaarheid vooral een grens stelt aan het aantal vaste netwerken, moet een dergelijke onderhandelingsverplichting in elk geval gelden voor de vaste netwerkpartijen. Overwogen kan worden om de onderhandelingsverplichting ook te laten gelden voor mobiele netwerkpartijen.
Het ligt wat betreft Nederland voor de hand om bij de onderhandelingsverplichting zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande Europese regels voor toegang tot fysieke infrastructuur of het medegebruik van antenne-opstelpunten en netwerkvoorzieningen. Die voorzien in een horizontale verplichting om over toegang te onderhandelen en redelijke verzoeken in te willigen onder eerlijke en redelijke voorwaarden. Marktpartijen krijgen in deze benadering eerst de kans om onderling tot een onderhandelde uitkomst te komen. Als ze er niet uit komen, kunnen zij een geschil aan de nationale regelgevende instantie voorleggen, die zo nodig kan ingrijpen. Dit vraagt wel om een duidelijke geschil beslechtende bevoegdheid voor de toezichthouder.
Een terugkerend thema in de Europese discussie is ook de uitgifte van spectrum. Hiervan is steeds meer nodig voor mobiele communicatie als gevolg van het groeiend dataverkeer. Nederland steunt het doel om Europese afspraken te maken over de technische voorwaarden van spectrumgebruik, aangezien dit een belangrijk signaal is voor de industrie bij de ontwikkeling van apparatuur. Om leegstand te voorkomen moeten lidstaten het gebruik van dit geharmoniseerde spectrum in de praktijk wel flexibel kunnen invullen. Ook ziet Nederland het belang van het bieden van transparantie en voorspelbaarheid aan mobiele marktpartijen bij de uitgifte van spectrum. De voorwaarden waartegen spectrum wordt uitgegeven, moeten echter wel kunnen aansluiten op nationale omstandigheden en doelen. Nederlandse voorstellen om de voorspelbaarheid van spectrumveilingen te vergroten zijn:
– het uitwisselen van beste praktijken ten aanzien van veilingontwerpen passend bij verschillende nationale omstandigheden en doelen;
– een onderlinge beoordeling van veilingontwerpen door lidstaten;
– een verplichte periodieke publicatie van voorgenomen spectrumveilingen zodat marktpartijen weten wanneer welke spectrumband wordt geveild.
De ambitie om snelle internetverbindingen te realiseren in de hele EU roept de vraag op of de zogenaamde universele dienst als instrument daarbij een rol moet spelen. De Europese regels voor de universele dienst zorgen ervoor dat iedereen toegang heeft tot basiscommunicatiediensten tegen redelijke kwaliteit en betaalbare prijs. Volgens Nederland kan de huidige Europese benadering voor de universele dienst worden gehandhaafd. Die stelt lidstaten zelf in staat te definiëren wat functionele internettoegang is, afgestemd op nationale omstandigheden. Daarbij dient verstoring van de markt tot een minimum te worden beperkt. Nederland ziet de universele dienst als een vangnet, dat functioneel internet voor iedereen garandeert. Voor het realiseren van de breedbandambitie van de EU moeten allereerst andere, meer gerichte, beleidsinstrumenten worden ingezet, zoals het bieden van investeringsprikkels via toegangsregulering, Europese financieringsmogelijkheden en de mogelijkheden die het staatssteunkader biedt voor gerichte steun door regionale en lokale overheden.
In de afgelopen jaren zijn over-the-top spelers (OTT) zoals Skype, Whatsapp en Facebook steeds populairder geworden. Ze bieden communicatiediensten aan die lijken op die van traditionele telecombedrijven. Omdat ze niet, zoals telecombedrijven, onder het telecomkader vallen, is er een roep om dit ongelijke speelveld tussen OTT-spelers en telecombedrijven op te heffen. Nederland is daar voorstander van, op voorwaarde dat ook rekening wordt gehouden met de verschillen tussen de communicatiediensten die ze aanbieden. Deze exercitie moeten de Europese Commissie, lidstaten en toezichthouders samen ondernemen in de onderhandelingen en de voorbereidingen daarop. Daarbij kan het behulpzaam zijn onderscheid te maken tussen regels voor netwerken, voor welke bovenstaande problematiek niet speelt, en regels voor de communicatiediensten die over de netwerken worden geleverd. Nederland is in ieder geval voorstander van het schrappen van specifieke regels voor telecombedrijven, indien deze overlappen met generieke regels. In veel gevallen blijven specifieke regels echter noodzakelijk om publieke belangen voldoende te kunnen waarborgen. Dan zal moeten worden bezien of ook nieuwe spelers moeten worden gereguleerd. Voor Nederland is het beschermen van eindgebruikers van de communicatiediensten daarbij leidend.
Tot slot lijkt de Europese Commissie te gaan inzetten op een sterkere rol voor organisaties waarin lidstaten zelf zijn vertegenwoordigd zoals BEREC (Europese organisatie van toezichthouders) en de RSPG (Europese organisatie van spectrumbeheerautoriteiten). Nederland steunt deze inzet, die zal bijdragen aan een meer geharmoniseerde toepassing van Europese regels in de lidstaten.
Diversen
Internet Governance
Informatie van de Commissie
De Commissie zal de Raad informeren over de voortgang van de VN-onderhandelingen over de herziening van de afspraken van de World Summit on the Information Society (WSIS) uit 2005 en – daaraan gekoppeld – een verlenging van het mandaat van het mondiale Internet Governance Forum (IGF). Daarover zal besloten worden op een high-level bijeenkomst van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 15 en 16 december 2015.
In lijn met de Raadsconclusies over Internet governance van 27 november 2014 en de verklaring van het Comité van Ministers van de Raad van Europa van 3 juni 2015 over de herziening van de WSIS-afspraken en de verlenging van het IGF-mandaat heeft de inzet van Nederland zich in deze onderhandelingen toegespitst op de volgende vijf speerpunten:
– Nederland is van mening dat ICT een belangrijke rol kan en moet spelen om de duurzame ontwikkelingsdoelen van de VN voor 2030 te kunnen bereiken. Daarom is het van belang in het implementatieproces deze ontwikkelingsdoelen te koppelen aan de post-2015 WSIS-agenda;
– Nederland steunt de toepassing van het multistakeholder overlegmodel van Internet governance bij de implementatie van de nieuwe WSIS-afspraken. Met name ontwikkelingslanden zullen in het kader van capaciteitsopbouw sterker betrokken moeten worden bij de verdere ontwikkeling van de Informatiemaatschappij. Internet governance gebaseerd op een multilaterale aanpak is voor Nederland niet acceptabel. Nederland is pleitbezorger van een samenwerking tussen bedrijfsleven, overheden, de technische gemeenschap, maatschappelijke organisaties en de academische wereld;
– Nederland is van mening dat de mensenrechten in het online domein van toepassing zijn zoals ze ook offline gelden en wil dat dit aspect nadrukkelijk in de nieuwe WSIS-agenda naar voren komt;
– Nederland staat op het standpunt dat cybersecurity, cybercrime en -terrorisme onderwerpen zijn die niet moeten worden geschaard onder de nieuwe WSIS-afspraken, maar eerder thuishoren in de daartoe meest geëigende internationale fora, zoals de Boedapest Conventie over cybercrime, de VN-groep van overheidsdeskundigen over internationale veiligheid (UNGGE) en het Global Forum on Cyber Expertise (GFCE);
– Nederland kan akkoord gaan met een verlenging van het mandaat van het Internet Governance Forum voor een periode van 10 jaar.
De Commissie zal de Raad eveneens informeren over de voortgang van het proces om het toezicht van de Amerikaanse overheid op belangrijke internetfuncties over te dragen aan de internationale internetgemeenschap. Het gaat om de zogenaamde IANA functies (Internet Assigned Numbers Authority) het mondiale beheer van internetdomeinnamen, (het overkoepelende adresboek van het wereldwijde internet).
Onder de paraplu van ICANN (Internet Corporation for Assigned Names and Numbers), de Amerikaanse non-profit organisatie die mondiale internetbeheerstaken uitvoert, wordt nu een voorstel uitgewerkt dat in het eerste kwartaal van 2016 gefinaliseerd wordt. Het voorstel moet worden goedgekeurd door ICANN en het overheidscomité binnen ICANN; het GAC (Governmental Advisory Committee). Nederland steunt de overdracht. Voor Nederland staat een behoedzame overdracht voorop, zonder dat daarbij op enigerlei wijze de stabiliteit en continuïteit van het internet in gevaar mag komen, en zonder aantasting van de huidige openheid en vrijheid van het internet.
Transatlantic Trade and Investment Agreement (TTIP)
Informatie van de Commissie
In de onderhandelingen over het EU-VS handelsakkoord (Transatlantic Trade and Investment Partnership – TTIP) is er ook aandacht voor de digitale economie. Zo staat in het EU-tekstvoorstel voor diensten een apart deel over E-commerce 3 met afspraken over handel die mogelijk is gemaakt door telecom of andere ICT-middelen. Daarnaast zijn er besprekingen over een hoofdstuk voor ICT, waar de EU zich richt op samenwerking over reguleringen die verbonden zijn met ICT. Dit gaat bijvoorbeeld over elektronische etikettering, elektronische toegankelijkheid en interoperabiliteit.4 Nederland hecht groot belang aan een ambitieus hoofdstuk over de digitale economie en elektronische handel. De elfde onderhandelingsronde door de Commissie vond plaats in oktober, de volgende onderhandelingsronde start begin 2016. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is eerstverantwoordelijk.
Presentatie werkprogramma Nederlands voorzitterschap
Informatie van de Nederlandse delegatie
Nederland zal als aankomend voorzitter zijn werkprogramma presenteren.
Werkprogramma Nederlands EU-voorzitterschap
Nederland bekleedt van 1 januari tot en met 30 juni 2016 het voorzitterschap van de Raad van de EU. Het roulerend voorzitterschap behelst sinds het Verdrag van Lissabon een dienende rol: de werkzaamheden van het voorzitterschap bestaan in belangrijke mate uit het verder brengen van de agenda. Deze wordt in hoge mate bepaald door aankomende en lopende wetgevingsdossiers. Daarbij moet uiteraard de dynamiek in het Europees parlement, dat op vrijwel alle terreinen medewetgever is, worden meegewogen. De rol van het voorzitterschap is vooral die van een betrouwbare en efficiënte bemiddelaar («honest broker») die compromissen smeedt tussen de 28 lidstaten en tussen Raad, Commissie en Europees parlement. Andere lidstaten en de Europese instellingen beoordelen een voorzitterschap dan ook op de invulling van deze rol.
Het Nederlands voorzitterschap biedt ons land de gelegenheid onderwerpen die Nederland belangrijk vindt nader onder de aandacht te brengen. Daarbij aangetekend dat onvoorziene gebeurtenissen een zware stempel kunnen drukken op de invulling van het voorzitterschap. Mogelijk doen zich situaties voor die snel handelen vereisen en lopende dossiers deels verdringen.
Nederland zal op 26 mei de Telecomraad en Raad voor Concurrentievermogen op dezelfde dag organiseren, alsmede een lunch over de digitale interne markt. Doel is om de stand van zaken van de digitale interne markt integraal te behandelen, één jaar nadat de strategie over de digitale interne markt door de Commissie is gepresenteerd.
De onderstaande onderwerpen zullen gedurende het Nederlandse EU-voorzitterschap geagendeerd worden in de Raad. Dit zijn de onderwerpen die aansluiten bij het werkprogramma 2016 van de Europese Commissie en de onderwerpen die Nederland van belang vindt om te agenderen. Wat betreft de precieze invulling van de agenda is het Nederlands voorzitterschap afhankelijk van tijdige publicatie van voorstellen van de Commissie.
Wetgevende onderwerpen
Tijdens het Nederlands voorzitterschap komen een aantal belangrijke wetgevende onderwerpen aan de orde. Hierbij gaat het deels om het voortzetten van de onderhandelingen over lopende dossiers, zoals het voorstel inzake de richtlijn toegankelijkheid overheidswebsites en – mogelijk – de richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging. Voor de inhoud van deze voorstellen en de Nederlandse positie verwijs ik naar wat hiervoor is beschreven. Nederland streeft naar afronding van deze dossiers tijdens het voorzitterschap.
Daarnaast wordt ook een aantal nieuwe wetgevende dossiers verwacht. Hierbij gaat het voornamelijk om een voorstel voor het vrijmaken van de 700 MHz-band voor mobiele communicatie. Nederland streeft ernaar om op de Telecomraad in mei een beleidsdebat over dit thema te agenderen. In februari wordt een wetgevend voorstel van de Europese Commissie verwacht voor een Besluit van de Raad en het Europees parlement. Onder Nederlands voorzitterschap zullen lidstaten met elkaar onderhandelen over de Raadspositie ten aanzien van dit voorstel. Het vrijmaken van deze band voor mobiele communicatie past in de ambitie van de EU en de uitkomst van de Wereld Radio Conferentie om meer radiospectrum vrij te maken voor de groeiende vraag naar mobiel breedband. De Europese Commissie heeft zich eerder uitgesproken voor het vrijmaken van de band per 2020, met een mogelijke uitloop tot 2022. Het in gebruik nemen van de 700 MHz band voor mobiele communicatie vraagt om nauwkeurige coördinatie tussen lidstaten, zodat storing over de grens wordt voorkomen en de transitie voor de huidige gebruikers probleemloos verloopt. Een besluit van de Raad en het Europees parlement zal het moment waarop – of het tijdvak waarbinnen – lidstaten de 700 MHz band beschikbaar moeten stellen voor mobiele communicatie vastleggen. Zoals ik uw Kamer heb bericht op 16 november jl. (Kamerstuk 24 095, nr. 394) wil ik de 700 MHz band in Nederland uiterlijk in 2020 beschikbaar stellen voor mobiele communicatie, in lijn met de voornemens van de Europese Commissie.
Tegen het einde van het Nederlands voorzitterschap presenteert de Europese Commissie ook een voorstel voor aanpassing van de maximale roaming groothandelstarieven. Dat zijn de tarieven die telecombedrijven elkaar rekenen zodra een klant gebruik maakt van een buitenlands netwerk. Dit voorstel is aangekondigd in de onlangs aangenomen Verordening interne telecommarkt, waarover uw Kamer per brief van 9 november jl. is geïnformeerd (Kamerstuk 24 095, nr. 393). Het invoeren van het Roam Like At Home-regime vanaf 15 juni 2017, waarbij consumenten gaan roamen tegen hun binnenlandse tarief, is afhankelijk gemaakt van het tijdig verlagen van de maximale roaming groothandelstarieven. De onderhandelingen over dit voorstel zullen onder Slowaaks en Maltees voorzitterschap plaatsvinden.
Niet-wetgevende onderwerpen
Naast de wetgevende onderwerpen komen er ook een aantal niet-wetgevende onderwerpen aan de orde tijdens het Nederlands voorzitterschap.
Op 2 en 3 juni 2016 vindt in Amsterdam een ministeriële conferentie plaats over e-government (de elektronische overheid). De Commissie heeft een nieuw e-government actieplan aangekondigd. Hiermee wordt beoogd om publieke dienstverlening verder te digitaliseren ten behoeve van ondernemingen en burgers. In de Digitale Interne Markt Strategie heeft de Europese Commissie reeds een aantal acties uit het actieplan aangekondigd, zoals het onderling koppelen van de handelregisters in 2017, het starten van een pilot rond eenmalige gegevensverstrekking in 2016, het uitbreiden en integreren van Europese en nationale portaalsites als voorbereiding voor de oprichting van één digitale toegangspoort, het versneld invoeren van volledige e-aanbestedingen en interoperabele elektronische handtekeningen.
Eveneens zal in Europees verband de dialoog over digitale platforms worden voortgezet. De term »digitaal platform» is een verzamelnaam voor tal van vormen van tussenpersonen die ontstaan dankzij het internet en ICT. De Europese Commissie heeft een onderzoek aangekondigd naar de rol van online platforms, en is recent een publieke consultatie over dit onderwerp gestart. Nederland zal ook tijd inruimen voor de discussie over digitale platforms. Het onderwerp zal mogelijk een agendapunt zijn tijdens de Telecomraad op 26 mei 2016. Om in deze discussie tot een gedegen analyse te komen over de rol van de overheid ten aanzien van de verschillende soorten digitale platforms, heb ik een consortium van TNO, Ecorys en IVIR de opdracht gegeven om te komen tot een samenhangend analysekader. Dit is conform aankondiging in de voortgangsrapportage van de Voortgangsbrief uitwerking visie op telecommunicatie, media en internet van 23 december 2014 (Kamerstuk 26 643, nr. 345). Over de uitkomsten van dit onderzoek en de beleidsconclusies die ik hieruit trek, informeer ik uw Kamer aan het einde van dit jaar.
Tot slot komt naar verwachting de Europese Commissie in januari 2016 met een mededeling over clouddiensten. Clouddiensten worden door consumenten, bedrijven, onderzoeksinstellingen en overheden gebruikt voor het opslaan en verwerken van data op afstand. Voor bedrijven vermindert dit opstartkosten en maakt schaalvergroting makkelijker. Overheden kunnen clouddiensten gebruiken voor het (kosten-)efficiënt verspreiden van informatie en diensten aan eindgebruikers. Hoewel de inhoud nog niet bekend is, zal het waarschijnlijk een actieplan en tijdslijn bevatten voor onderwerpen als clouddiensten voor de elektronische overheid, clouddiensten voor onderzoek en vrij verkeer van data en standaarden.
Toezeggingen aan uw Kamer
In de voortgangsrapportage over de visie voor telecommunicatie, media en internet (Kamerstuk 26 643 nr. 300 en nr. 345) heb ik aangegeven de ontwikkelingen op het terrein van telecommunicatie, media en internet nauwlettend in de gaten te blijven houden. In de visie en de voortgangsrapportage kwamen diverse dossiers aan bod met een sterke Europese dimensie, zoals toegangsregulering, digitale platforms en netwerk- en informatiebeveiliging. Uit het voorgaande blijkt dat het werk op al deze terreinen in de EU voortgaat, waarbij wordt gezocht naar een antwoord op nieuwe technologische en commerciële ontwikkelingen.
Een van die ontwikkelingen is de sterke opkomst van apps. Deze gaf uw Kamer aanleiding tot het opperen van het idee van app-neutraliteit tijdens het Algemeen Overleg Marktwerking en Mededinging van 18 juni jongstleden. Ik heb toegezegd om eventuele problemen met de neutraliteit van apps nader te bekijken. App-neutraliteit zou voorkomen dat eindgebruikers gedwongen worden een bepaald besturingssysteem te kiezen, door partijen te verplichten hun apps geschikt te maken voor alle besturingssystemen en verschillende randapparaten. Dit zou echter een drempel opwerpen voor de ontwikkelaars van internetdiensten en apps, met negatieve effecten op innovatie op het internet. Op het midden- en kleinbedrijf, dat eveneens apps ontwikkelt, zou het bovendien een onevenredige financiële last leggen. Ik zie om deze redenen geen noodzaak of wenselijkheid voor het opleggen van app-neutraliteit en zal er niet voor pleiten dit op de Europese beleidsagenda te plaatsen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-33-570.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.