nr. 98
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 november 2004
Mede namens de minister van Economische Zaken doe ik u toekomen de reactie
op het verzoek van Kamerleden Van der Vlies (SGP), Buijs (CDA), Geluk (VVD),
Slob (ChristenUnie) en Tichelaar (PvdA) (zie Handelingen II, vergaderjaar
2004–2005, nr. 18, blz. 1031) om te reageren op de actuele situatie
in de garnalenvisserij en om beleidsinhoudelijk de achtergronden ervan te
benaderen. Actuele ontwikkelingen zijn het nieuwe NMa-onderzoek dat in juli
2004 is gestart en de recente blokkade van de haven van Harlingen door garnalenvissers.
Achtergrond
Op woensdag 3 november jl. hebben garnalenvissers de haven van Harlingen
geblokkeerd.
Met deze actie wilden de vissers aandacht vragen voor de crisis waarin
de garnalensector zich momenteel bevindt: zij geven aan dat de prijs die vissers
ontvangen voor Noordzeegarnalen ver beneden de kostprijs ligt, waardoor ze
voor minder dan het bestaansminimum werken. Om in levensonderhoud te kunnen
voorzien, blijven vissers intensief vissen. Daarnaast bestaat er een grote
garnalenvoorraad in de vrieshuizen van de groothandel waardoor lage prijzen
aanhouden: het aanbod blijft groter dan de vraag.
De sector ziet als oorzaak voor deze situatie het boetebesluit van de
NMa uit januari 2003. Bij dit besluit werden het afspreken van vangsthoeveelheden
en prijzen tussen vissers onderling én met de groothandel aangemerkt
als strijdig met het mededingingsrecht.
Nu de NMa afgelopen zomer opnieuw onderzoek is gestart naar mogelijke
schendingen van mededingingsrecht, is de onrust in de sector groot.
Reactie
Allereerst wil ik, mede namens mijn ambtsgenoot van EZ, ingaan op de NMa-actie
in juli. De NMa had redelijke vermoedens van overtreding van de Mededingingswet
door garnalenvissers en is daarom een onderzoek gestart. Daarom zijn enkele
producentenorganisaties van garnalenvissers bezocht. Op twee andere belangrijke
ontwikkelingen, de aanpassing in de Europese marktordening en het gesprek
dat ik onlangs heb gehad met de directeur-generaal van de NMa, ga ik hieronder
nader in.
Aanpassing van de Europese marktordening
Mede namens mijn ambtsgenoot van EZ, wijs ik erop dat de Europese marktordening
voor visserijproducten ruimte biedt voor een zekere planning en regulering
van vangsten. Bij Commissieverordening nr. 1767/2004 van 13 oktober jl.
is de marktordening aangepast in die zin dat nu ook transnationale verenigingen
van producentenorganisaties (tPO) erkend kunnen worden door de lidstaten.
Een transnationale PO kan ingevolge de nieuwe verordening, ten behoeve van
bevissing, productie en afzet van een gezamenlijk geëxploiteerd visbestand,
tot een zekere planning komen van de vangsten door een werkprogramma op te
stellen aan het begin van het visseizoen. Dit alles uiteraard met inachtneming
van de procedurele regels voor planning en interventie uit de Europese marktordening
en het mededingingsrecht.
Ik heb begrepen dat de sector bezig is vorm te geven aan een transnationale
vereniging van producentenorganisaties. Een verzoek tot erkenning van deze
vereniging zal worden ingediend bij de Duitse overheid aangezien het hoofdkwartier
van deze transnationale PO zal worden gevestigd in Duitsland. Ik heb kort
geleden ook aandacht gevraagd voor voornoemde ontwikkelingen bij mijn collega's
in Duitsland en Denemarken.
Overleg met de NMa
Op vrijdag 5 november jl. heb ik gesproken met de directeur-generaal
van de NMa, de heer Kalbfleisch. Dit was een constructief gesprek. De heer
Kalbfleisch gaf in dit gesprek aan, dat een op te richten transnationale PO
een mededingingsrechtelijk knelpunt op kan leveren, gelet op de dominante
positie die een dergelijke transnationale PO waarschijnlijk op de markt zal
innemen. In Verordening 1400/2000, inzake de marktordening, is uitdrukkelijk
gesteld dat een PO geen dominante positie mag houden. In de nieuwe Verordening
1767/2004 is benadrukt dat ook een transnationale PO geen economische machtspositie
mag innemen op een bepaalde markt.
De directeur-generaal van de NMa heeft daarom tijdens voornoemd gesprek
het aanbod gedaan samen met de garnalenvisserij een zogenaamd «compliance-programma»
op te stellen. Een dergelijk compliance-programma voor de garnalenvisserij
zou vissers en PO's bewust moeten maken van de geldende wetgeving en van de
reden waarom de mededingingsregels moeten worden nageleefd. Ook de mogelijkheden
en grenzen van de marktordeningsregels – zoals de nieuwe verordening
1767/2004 inzake transnationale productenorganisaties – maken daar onderdeel
van uit. De NMa zal hiervoor vanuit mededingingsperspectief heldere richtlijnen
geven. Alle betrokkenen moeten weten wat de mededingingsregels betekenen voor
hun werkzaamheden. Een compliance-programma is maatwerk en heeft pas nut als
dit daadwerkelijk wordt nageleefd binnen de garnalenvisserij. Het programma
moet in overleg met de garnalenvisserij tot stand komen. Er zijn deze week
al contacten geweest tussen de NMa en de Vissersbond over een
mogelijk compliance-programma tussen de NMa en de Vissersbond. Met het opstellen
van een compliance-programma verkleint de sector de kans dat de mededingingsregels
in de toekomst zullen worden overtreden. Ik wil benadrukken dat het opstellen
van een compliance-programma geen oplossing vormt voor mogelijke structurele
problemen, zoals het bestaan van overcapaciteit, in de sector.
De heer Kalbfleisch gaf aan dat als NMa en garnalenvissers tot een adequaat
compliance-programma kunnen komen en de garnalenvissers zich derhalve aan
de mededingingsregels houden, hiermee bij het lopende onderzoek rekening zal
worden gehouden.
De heer Kalbfleisch gaf ook in het gesprek aan, dat de beslissing op bezwaar
in het boetebesluit van de NMa van januari 2003, binnen circa zes weken verwacht
kan worden.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman