Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2011
In reactie op de aangehouden motie (21 501-32, nr. 553) d.d. 14 december 2011 van mevrouw Jacobi (PvdA) en Houwers (VVD) inzake het toestaan van kleinschalig recreatief staand
want, bericht ik u het volgende.
Zoals door mij in het Algemeen Overleg van 14 december jl. aangegeven, wordt de mogelijkheid uitgewerkt waarbij in het licht
van het Bruinvisbeschermingsplan het kleinschalig recreatief staand want óók aan de Noordzeekustlijn («Visserijzone») inpasbaar
is. Zoals eerder aan de Kamer gemeld, is het op basis van de Visserijwet niet mogelijk enkel een voorziening voor de Waddeneilanden
te treffen. In overleg met betrokken gemeenten heb ik een oplossing voor de onderhavige problematiek kunnen vinden, Deze ziet
er als volgt uit. Betrokken gemeenten krijgen de mogelijkheid om visserij met kleinschalig recreatief staand want toe te staan.
Een gemeente die dit kleinschalig recreatief gebruik wil toestaan binnen de gemeentegrenzen, dient dit bij mijn ministerie
melden. Hierbij dient aangegeven te worden dat het historisch recreatief staand want betreft.
Onderstaande mogelijkheid wordt vervolgens aan die gemeenten langs de Visserijzone geboden.
Het kleinschalig recreatief staand want zal daarbij als volgt worden getypeerd:
-
– een maximum netlengte van 50 meter;
-
– een maximum hoogte van 65 centimeter;
-
– plaatsing tussen de hoogwater- en de laagwaterlijn;
-
– het net dient van een eenvoudig type te zijn («botwant»);
-
– maximale sta-tijd is één etmaal.
De bovenstaande kenmerken zullen in de regelingstekst nader worden gespecificeerd.
Het toezicht en handhaving zal, net als voor de kustwateren ten aanzien van recreatief staand want geldt, bij de gemeentelijke
overheid liggen.
De gemeente zal de registratie van gebruikers op zich nemen. Daarnaast zal van de gebruiker in het kader van het Bruinvisbeschermingsplan
gevraagd worden om elke bijgevangen bruinvis te melden bij de gemeente.
Er geldt een maximum geldt van 1 net per persoon.
Verder zal wat betreft de registratie, toezicht en handhaving aangesloten worden bij de regeling van 2 december jl. die van
toepassing is op de Waddenzee en de Westerschelde («Kustwateren»); deze zal in het licht van bovenstaande worden aangepast.
Ik ben van mening dat bovenstaand compromis de goede balans is tussen wat u mij heeft gevraagd in het licht van historisch
gebruik en de beschermingsdoelstellingen, waaronder de bruinvis.
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker