21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1365 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 januari 2022

Middels deze brief informeer ik uw Kamer over de Landbouw- en Visserijraad van 12 en 13 december jl. die plaatsvond in Brussel. Daarnaast maak ik van deze brief gebruik om uw Kamer te informeren over de ICCAT jaarvergadering.

I. Verslag Landbouw- en Visserijraad

Vangstmogelijkheden in 2022

Zoals gebruikelijk op de decemberraad werd gesproken over de vangstmogelijkheden voor het volgende jaar. Als gevolg van Brexit wordt over het grootste deel van de vangstmogelijkheden onderhandeld met Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk. In de week voorafgaand aan de Landbouw- en Visserijraad zijn de bilaterale onderhandelingen met Noorwegen en de trilaterale onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk (VK) en Noorwegen afgerond. De uitkomsten van deze onderhandelingen waren opgenomen in het voorstel van de Commissie welke ter besluitvorming voorlag in de Raad. Omdat er op dat moment nog geen overeenstemming was in de bilaterale onderhandelingen met het VK, heeft de Commissie kort voor de Raad een voorstel gedeeld om voorlopige Total Allowable Catches (TACs) vast te stellen voor de bestanden die onder deze onderhandelingen vallen. Naast de bestanden die gezamenlijk met derde landen worden beheerd, is in de Raad tevens over de autonome EU-bestanden besloten. Hiernaast stond ook de verordening voor de Middellandse Zee en Zwarte Zee op de agenda. De Raad nam uiteindelijk met eenparigheid de TAC en quotaverordening voor de Uniewateren en met gekwalificeerde meerderheid de verordening voor de Middellandse Zee en Zwarte Zee aan.

Uitkomsten akkoord bilateraal (EU-NO) en trilaterale (EU-NO-VK) onderhandelingen

Voor de Raad zijn zowel het trilaterale akkoord met VK en Noorwegen, als het bilaterale akkoord met Noorwegen getekend. In de trilaterale consultaties met het VK en Noorwegen stonden de vangsthoeveelheden voor schol, kabeljauw, haring, wijting, schelvis en koolvis in de Noordzee centraal. Voor schol (–15,6%) en koolvis (–24%) is een vangsthoeveelheid overeengekomen gebaseerd op het wetenschappelijke advies van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES). Voor schelvis en wijting zijn de vangstmogelijkheden lager vastgesteld dan het ICES-advies om kabeljauw te ontzien. Concreet betekent dit voor 2022 een stijging voor schelvis (+5% i.p.v. +86%) en wijting (+25% i.p.v. +236%).

Voor kabeljauw heeft de EU gepleit voor een verlaging van de toegestane vangsten met 3,2% voor 2022, conform het ICES-advies. Dit was ook mijn inzet. De onderhandelingen leidden echter tot een roll-over van de vangsthoeveelheden van 2021, een iets minder ambitieus resultaat waarmee het kabeljauwbestand (de zogenoemde biomassa) overigens nog steeds naar verwachting zal groeien met 50%. Daarom kon ik dit uiteindelijke voorstel steunen.

Voor haring is een minder hoge stijging van de TAC vastgesteld dan het wetenschappelijke advies (+20% ipv +45%). Deze toename in het advies komt na een zogenoemde «interbenchmark» van ICES in 2021 waardoor het beeld van dit bestand en de referentiepunten zijn bijgesteld. Daarbij heeft ICES aangegeven dat voor 2022 TAC-beperkingen kunnen worden overwogen om schommelingen in de vangst in de komende jaren te dempen, gezien het neerwaartse trend van dit bestand. Ondanks dat mijn inzet was om het MSY-advies voor dit bestand te volgen, kon ik in kader van een compromis deze uitkomst steunen.

Daarnaast heb ik met betrekking tot haring aangegeven dat Nederland kon instemmen met een ad-hoc oplossing voor verhoogde gebiedsflexibiliteit tussen het Skagerrak en de Noordzee voor het jaar 2022. De aanleiding is dat er een nul-vangstadvies geldt voor Westelijke Oostzee haring waardoor de EU heeft bepaald dat er slechts minimale haringvangsten toegestaan zijn in het Skagerrak in 2022. De TAC voor haring in het Skagerrak is een combinatie van twee bestanden, Noordzee haring en Westelijke Oostzee haring. Betrokken lidstaten hebben gepleit om het volledige aandeel Noordzee haring te vissen in de Noordzee omdat ze anders geen aanspraak kunnen maken op hun vangstmogelijkheden. De gebiedsflexibiliteit is hiermee verhoogd naar 96% in 2022 ten opzichte van 50% in 2021. Deze aanpak heb ik als eenmalige oplossing voor 2022 gesteund om meer tijd te geven om tot een goede oplossing te komen voor het beheer van het Noordzee haringbestand. Ik heb daarbij opgeroepen tot een constructieve dialoog voor het toekomstige beheer van het Noordzee haringbestand.

De bilaterale consultaties met Noorwegen hadden betrekking op toegang tot elkaars wateren en de ruil van quota. Belangrijk voor Nederland was in deze consultatie dat de lidstaten die baat hebben bij de ruil van quota met Noorwegen, daar ook aan meebetalen. Hiertoe is met het akkoord van 10 december een goede stap gezet. Het aandeel van het voor Nederland belangrijke bestand blauwe wijting is 6.000 ton minder dan in 2021, waardoor Nederland relatief een stuk minder bijdraagt aan deze quotaruil dan in voorgaande jaren. Nederland hoopt dat in 2022 nog extra zeeduivel (en heek) van Noorwegen bijgeruild kan worden.

In de Raad heb ik aangegeven dat ik blij ben met de succesvolle afsluiting van de trilaterale consultaties met Noorwegen en het VK en de bilaterale consultaties met Noorwegen. We hebben een akkoord waarin duurzame vangstmogelijkheden zijn vastgelegd, een eerlijkere balans qua quotaruil met Noorwegen en toegang tot de Noorse wateren. Dit zorgt ervoor, in deze lastige tijden voor de visserij, dat waar mogelijk nu zekerheid wordt geboden voor 2022.

Daarnaast heb ik de Commissie opgeroepen om duidelijkheid te geven over het tijdspad om de noodzakelijke analyse te maken over de berekening en verdeling van de quota voor makreel in de Noorse zone van de Noordzee. Dit is in lijn met wat ik uw Kamer eerder hierover heb medegedeeld (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1356). In het uiteindelijke compromisvoorstel heeft de Commissie een verklaring opgenomen dat deze analyse voor eind maart 2022 moet worden volbracht. Hierna kan er voor het eind van het jaar, wanneer deze visserij plaatsvindt, een TAC worden vastgesteld. Deze aanpak kon ik steunen.

Uitkomsten bilaterale onderhandelingen EU-VK

Tijdens de Raad was er nog geen overeenstemming in de bilaterale onderhandelingen met het VK. Daarom heeft de Commissie kort voor de Raad ook een voorstel gedeeld om voorlopige Total Allowable Catches (TACs) vast te stellen op basis van 25% van de TACs van 2021 voor de eerste drie maanden van 2022. Hierbij werd rekening gehouden met seizoensgebondenvisserij. Ik heb daarbij benadrukt dat een bilateraal akkoord met het VK snel gewenst is. Bij de voorlopige TACs heeft Nederland steun uitgesproken voor de algehele aanpak, maar ik heb opgeroepen om de percentages voor horsmakreel, roggen, wijting en langoustines in de Noordzee en roggen en wijting in het Kanaal hoger vast te stellen. Dit voorstel heb ik gedaan omdat, vanwege het ontbreken van een akkoord met het VK, het niet mogelijk is om quota te ruilen. Daarnaast is de benutting van deze vangstmogelijkheden hoog in het begin van het jaar. In het uiteindelijke compromisvoorstel is voor een aantal bestanden een hoger percentage vastgesteld, namelijk tussen 40 en 85%.

Daarbij heeft de Commissie een verklaring opgenomen dat zij, indien nodig, continue monitoren of een ophoging van dit percentage nodig is omdat de benutting hierom vraagt.

Inmiddels is er op 20 december een akkoord bereikt met het VK over de definitieve vangstmogelijkheden voor 2022. Om het moment van schrijven worden de uitkomsten van dit akkoord verwerkt en omgezet naar de verordening vangstmogelijkheden. Ik zal in de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad in januari uw Kamer informeren over de uitkomsten van deze onderhandelingen en wanneer de definitieve vangstmogelijkheden worden vastgesteld. Doordat de voorlopige vangstmogelijkheden zijn vastgesteld kunnen vissers per 1 januari vissen.

Aal en bedreigde soorten

Ik heb de Commissie bedankt voor het voorstel dat de aaneengesloten periode van drie maanden voor een vangstverbod op de aal, overeen moet komen met de belangrijkste migratieperiode van aal in de betreffende lidstaat. In aanvulling daarop heb ik, conform de motie van het lid Grinwis (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 51) aandacht gevraagd voor de noodzaak van structurele maatregelen om waterwegen beter te passeerbaar te maken voor de aal. De inzet en daadwerkelijke aanpak hieromtrent dient onderdeel te zijn van de nationale aalbeheerplannen in het kader van de Europese aalverordening. Tot slot heb ik aandacht gevraagd voor de vermindering van ongewenste bijvangsten van bedreigde soorten.

Uitkomsten autonome EU-bestanden en de Middellandse Zee en Zwarte Zee verordening

Voor de EU autonome bestanden zijn compromissen bereikt over verminderde verlaging van de TACs en quota. Dit betrof geen voor Nederland relevante bestanden maar bestanden in de Iberische zee (o.a. koolvis en tong). Tot slot is na lang onderhandelen akkoord bereikt over de vermindering van de visserijinspanning van de demersale vloot in de Middellandse Zee. Het Commissievoorstel van een 7,5% reductie is teruggebracht tot een reductie van 6% in combinatie met de mogelijkheid om meer visserijdagen te verkrijgen wanneer selectiviteitsverbeteringen worden toegepast. Voor de diepzeegarnalen worden maximale vangstlimieten vastgesteld.

Oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen en AOB Code of Conduct

Tijdens de Raad vond een gedachtewisseling plaats over de omzetting en implementatie van de van Richtlijn (EU) 2019/633 van het Europees Parlement en de Raad inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselketen. Het voorzitterschap heeft de volgende twee vragen gesteld:

  • 1. Wat zijn uw ervaringen met de omzetting of mogelijke toepassing van de OHP-richtlijn? Ziet u al veranderingen in het gedrag van de verschillende actoren binnen de agrofoodketen? Waar ziet u uitdagingen bij de handhaving van de nationale OHP-wet?

  • 2. Acht u de bestaande wettelijke EU-bepalingen ter verbetering van de positie van boeren en zwakkere leveranciers in de voedselvoorzieningswaardeketen onder de OHP-richtlijn en in het GLB voldoende? Zo niet, welke verdere stappen zijn er nodig?

De Commissie constateerde dat de meeste lidstaten op tijd de omzetting van de richtlijn in werking hebben laten treden. In Nederland is de wetgeving op 1 november 2021 ingegaan. In tegenstelling tot Nederland zijn de meeste lidstaten verder gegaan dan de minimale harmonisatie. Lidstaten hebben bijvoorbeeld extra oneerlijke handelspraktijken toegevoegd aan de lijst met verboden of bestaande verboden aangescherpt. De Commissie onderstreepte het belang van een eerlijke voedselvoorzieningsketen en gaf aan dat de richtlijn de balans aanzienlijk kon verbeteren.

Daarnaast werd in deze tafelronde ook het AOB-punt over een gelijke bijdrage van alle ketenpartners aan de transitie naar een duurzaam voedselsystem besproken. De notitie werd gepresenteerd door Slowakije met steun van enkele Bulgarije, Tsjechië, Griekenland, Hongarije, Polen en Spanje. Slowakije vroeg aandacht voor de op 5 juli jl. gepresenteerde Code of Conduct voor de voedselverwerkende- en verhandelende sectorpartijen die de Commissie heeft met deze partijen heeft ontwikkeld. Deze Code heeft volgens de lidstaten een relatief vrijblijvend karakter tegenover de wetgevingsartikelen van de Boer-tot-bordstrategie die een verplichtend karakter hebben. De Commissie gaf ten aanzien van de Code of Conduct aan dat bij onvoldoende resultaat verder gekeken zal worden naar meer verplichtende maatregelen.

Veel lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan in de tafelronde dat de nationale wetgeving nog te kort van kracht was om de vragen van het voorzitterschap goed te kunnen beantwoorden, maar uit te zien naar een doorlopende evaluatie van de ontwikkelingen. Lidstaten waren positief over de versterking van de positie van de primaire producenten die de richtlijn teweegbrengt. Maar enkele lidstaten vulden aan de minimale harmonisatie uit de richtlijn onvoldoende te vinden om oneerlijke handelspraktijken aan te pakken. Daarnaast werd gesignaleerd dat het een uitdaging is om producenten oneerlijke handelspraktijken te laten melden, met name als handel over landsgrenzen plaatsvindt. Ten algemene spraken veel lidstaten zich uit voor een betere positie van de boer in de keten en werden de zorgen van de Slowaakse delegatie gedeeld.

Noodplan voedselvoorziening en voedselzekerheid in crises

De Raad nam unaniem conclusies aan over het noodplan van de Commissie voor het waarborgen van voedselvoorziening en voedselzekerheid in tijden van crisis. Het doel van het plan is gezamenlijk beter voorbereid te zijn op toekomstige crises, zoals extreem weer, problemen met plant- en diergezondheid, en tekorten aan belangrijke productie­middelen zoals meststoffen, energie en arbeid. Naar aanleiding van de opmerkingen van lidstaten tijdens de vorige Raad zijn er enkele wijzigingen in de conclusies doorgevoerd, zoals meer aandacht voor vrij verkeer van transport, subsidiariteit en het omgaan met vertrouwelijke gegevens.

De Commissie was tevreden over de Raadsconclusies, maar benadrukte dat te veel nadruk op vertrouwelijkheid tot onnodige geheimzinnigheid leidt.

Lidstaten waren positief over het initiatief van de Commissie en benadrukten hoe belangrijk het is de lessen van de coronapandemie mee te nemen. In de tafelronde namen lidstaten het woord om het belang van het goed functioneren van de interne markt te onderstrepen. Daarbij besteedden Nederland en enkele andere lidstaten speciale aandacht aan de mobiliteit van personen en goederen in tijdens van crisis. Een aantal lidstaten benadrukte nogmaals het belang van subsidiariteit in crisisaanpak, bijvoorbeeld ten aanzien van het aanleggen van een strategische reserve van bepaalde goederen. Daarnaast was er aandacht voor bijzonder afgelegen gebieden. Enkele lidstaten gebruikten dit agendapunt om te pleiten voor het tijdige gebruik van beschikbare crisismaatregelen om de huidige situatie in de varkensvleessector en de hoge prijzen van kunstmest nogmaals onder de aandacht te brengen.

Diversenpunten

Controleverordening visserij

Het voorzitterschap deelde dat er voortgang is geboekt met het Europees Parlement. Er zijn afspraken gemaakt over de methode van samenwerking. De samenwerking is productief vervolgd met afspraken over onder andere definities en machtigingen. Tevens zijn open vraagstukken in kaart gebracht en zijn de prioriteiten van het EP en de Raad in kaart gebracht. Het voorzitterschap was tevreden over het resultaat en de recente goedkeuring van het herziene mandaat.

De Commissie dankte het voorzitterschap voor de inzet en inspanningen. De Commissie is tevreden over de eerste gedachtewisseling over «fishing without a vessel» en de rol van het EP bij EFCA, hoewel er nog veel kwesties zijn op te lossen. De Commissie benadrukte de link met de Boer-tot-Bordstrategie en noemde dit moment een unieke kans om regels voor vissers, consumenten en het milieu te vereenvoudigen. Veel lidstaten, waaronder Nederland, bedankten het voorzitterschap voor het geleverde werk en de bereikte voortgang. Een lidstaat riep op om rekening te houden met sociaaleconomische aspecten en wilde minder administratieve lasten. Een andere lidstaat benadrukte het belang van diepgaande discussies op technisch niveau, omdat kleine wijzigingen grote gevolgen kunnen hebben. Nederland sloot zich daarbij aan.

EMFAF

Commissaris Sinkevicius noemde het EMVAF erg belangrijk voor het Gemeenschappelijk Visserijbeleid en de doelstellingen van de Green Deal. Hij onderstreepte het belang van een lange termijn strategie om goed gebruik van publieke gelden te garanderen. Het EMFAF kan zorgen voor steun in de omslag naar een nieuw, duurzamer businessmodel. Nieuwe programma’s moeten de doelen van de Green Deal verwezenlijken, diversiteit bevorderen en werken aan een low impact visserij. De Commissie noemde de voortgang bemoedigend, maar riep de lidstaten op het tempo van de programmering op te voeren en tijdslimieten te respecteren. Het EMVAF is weliswaar een klein fonds, maar moet collectieve voordelen opleveren, aldus de Commissie.

Borstbeenbreuken bij leghennen

De Deense delegatie vroeg aandacht voor borstbeenbreuken bij leghennen. Uit Deens onderzoek is gebleken dat 85% van de dieren een breuk heeft. Denemarken geeft aan dat dit het gevolg is van fokkerijdoelstellingen die zorgen dat het de steeds kleinere dieren steeds grotere moeite kost om eieren te leggen. Als oplossing voor dit probleem draagt Denemarken aan dat de fokkerijdoelstellingen moeten worden aangepast en dat dit opgenomen dient te worden in de herziening van de dierenwelzijnsregels.

Lidstaten deelden de zorgen en spraken steun uit voor de Deense oproep om de botbreuken aan te pakken. Nederland heeft steun uitgesproken voor oproep van Denemarken om fokkerijdoelstellingen mee te nemen in herziening van welzijnsregels. Veel lidstaten, waaronder Nederland, geven daarbij wel aan dat meer onderzoek naar de relatie tussen fokkerij en borstbeenbreuken noodzakelijk is. Goede wetenschappelijke onderbouwing is essentieel voordat tot maatregelen overgegaan wordt. Veel lidstaten spraken steun uit voor het integreren van fokkerijsystemen in de herziening van dierenwelzijnsregels. Het belang van een EU-aanpak van dit probleem werd onderstreept, omdat fokkerij van leghennen geconcentreerd is in enkele landen die de rest van de EU van leghennen voorzien. Enkele lidstaten gaven aan dat ook buiten de EU-grenzen gekeken moet worden naar dit probleem. Daarnaast gaven lidstaten aan dat genetische selectieprogramma’s ten algemene beter ondersteund moeten worden door onderzoek om dit soort misstanden te voorkomen.

De Commissie bedankte Denemarken voor het initiatief en benadrukte het belang van het verband met fokkerij. Dierenwelzijn zal voorop staan in de nieuwe dierenwelzijnsregelgeving en fokkerijdoelstellingen zullen hierin worden meegenomen. Alle spelers binnen de zoötechniek dienen rekening te houden met dierenwelzijn, aldus Commissaris Wojciechowski. De Commissie gaf aan dat de materie erg complex is en dus advies van EFSA nodig te hebben. Meer onderzoek zal moeten worden uitgevoerd, waarna de Commissie de zorgen zo goed als mogelijk tegemoet zal komen.

Verordening producten die verband houden met ontbossing en bosdegradatie

Op 17 november 2021 presenteerde de Commissie het voorstel voor een verordening over ontbossingsvrije producten. Op 20 december staat een vergelijkbare presentatie door de Commissie op de Milieuraad geagendeerd. De Commissie benadrukte dat het voorstel een antwoord is op een oproep van zowel de Raad als het Europees Parlement en noodzakelijk is om klimaatverandering een halt toe te roepen. De Raad werd opgeroepen om snel op te treden, waarbij de FAO cijfers werden aangehaald die onderstrepen dat de afgelopen decennia veel bosareaal verdwenen is. 90% hiervan is veroorzaakt door uitbreiding van landbouwgronden. Deze landbouwgrond wordt gebruikt voor productie van goederen die ook in de EU worden geconsumeerd. De Commissie gaf een korte toelichting op belangrijke punten uit het voorstel zoals de toepassing van due diligence regels, het verbod om producten die op ontbost gebied zijn geproduceerd op te markt te brengen en extra toezicht voor grondstoffen uit hoog risico landen. De Commissie sloot af door het inkomend voorzitterschap te steunen in hun keuze om dit voorstel in de Milieuraad te bespreken, waarbij inbreng van de Landbouwraad en Handelsraad wordt meegenomen.

Tijdens de Raad vond een eerste gedachtewisseling over het voorstel plaats. Veel lidstaten verwelkomden het voorstel, maar gaven aan nog bezig te zijn met het bestuderen van het voorstel en later met een nadere positie te zullen komen. Nederland heeft zich positief uitgesproken over het initiatief van de Commissie en aangegeven het te bestuderen. Nederland heeft benoemd dat de partners van het Amsterdam Declaration Partnership al langer aandacht vragen voor ontbossing en bosdegradering en dit voorstel als een goed begin zien. Ik zal uw Kamer eind januari middels een BNC-fiche over de positie informeren. Daarnaast werd door lidstaten aandacht gevraagd voor de verhoging van administratieve lasten die het voorstel met zich mee kan brengen en de noodzaak voor het verbeteren van de definities. De Raad benadrukte dat dit thema naast de Milieuraad ook in de Landbouwraad moet worden besproken.

Situatie in de varkensvleessector en hoge prijzen van kunstmest

De Tsjechische delegatie vroeg aandacht voor de situatie in de varkensvleessector en verzocht de Commissie om buitengewone steunmaatregelen onder de gemeenschappelijke marktordening. Daarnaast vroeg de Spaanse delegatie aandacht voor de hoge prijzen van kunstmest, energie en ruwe grondstoffen en vroeg de Commissie om de marktsituatie op EU-niveau te monitoren. Beide oproepen konden op veel steun rekenen van de lidstaten. De Commissie gaf aan beide marktsituaties aandachtig te bestuderen, maar ten aanzien van de varkensvleessector een stijging te constateren in biggenprijzen. Dat kan als signaal worden opgevat voor het verbeteren van de marktsituatie. De Commissie deed een toezegging om te kijken naar marktinterventies begin volgend jaar als de verbetering niet doorzet. Tevens gaf de Commissie aan dat lidstaten gebruik kunnen maken van nationale maatregelen via het plattelandsprogramma of steunmaatregelen. Ten aanzien van de marktsituatie kunstmest liet de Commissie weten dat zij de macro-economische prognoses op dit terrein op de voet volgt en recente ontwikkelingen een reden zijn om, voor zaken waar dit nog niet gebeurt, dit op EU-niveau te volgen. De Commissie vroeg lidstaten om de Commissie te informeren over veranderingen in aanplantingsplannen van boeren als resultaat van stijgende prijzen voor gewassen en kunstmest en riep op om waakzaam te blijven.

GLB-NSP

De Tsjechische delegatie vroeg met dit punt aandacht voor de uitdagingen die zij hebben bij het opstellen van het GLB-NSP en de negatieve ontwikkelingen die zij observeren in het goedkeuringsproces rondom de secundaire wetgeving. Tsjechië constateerde dat de vele nieuwe regels en de wijzigingen die nog steeds worden gepresenteerd het lastig maken om de plannen te blijven aanpassen. Tsjechië wees op de vele discussies die lopen in het kader van het secundaire wetgevingspakket en benadrukte dat de secundaire wetgeving niet verder mag gaan dan de basisteksten.

Het pleidooi van Tsjechië vond veel steun bij de lidstaten. Veel lidstaten gaven aan het tijdspad zeer uitdagend te vinden en het tegelijkertijd belangrijk te vinden dat het nieuwe GLB per 1 januari 2023 van kracht kan gaan om duidelijkheid te geven aan de boeren. De Commissie nam kennis van de geuite problemen en benadrukte dat ze het werk pas konden aanvangen toen het politieke akkoord er was. De Commissie bedankte de lidstaten voor alle inspanningen dusver en gaf aan het COMAGRI besluit van het Europees Parlement te betreuren. De Commissaris deed een oproep om deze ontwikkelingen het indienen van de NSPs niet te laten belemmeren en gaf aan dat de Commissie hoopt de uitvoeringshandeling over de inhoud van het NSP op 21 december goed te kunnen keuren.

Uitvoer van agro­voedingsmiddelen naar China door Litouwen

De Litouwse landbouwminister informeerde de Raad over de gespannen relatie tussen Litouwen en China. Door deze relatie wordt het voor Litouwen onmogelijk om zendingen in te klaren. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken die parallel liep en in de Landbouw- en Visserijraad heeft Nederland begrip uitgesproken voor de situatie en opgeroepen eenheid en solidariteit te betrachten voor lidstaten die geconfronteerd worden met dwangmaatregelen.

II. ICCAT

Van 15 tot 23 november jl. heeft de ICCAT jaarvergadering plaats gevonden. Hoewel het overleg door digitaal plaatsvond vanwege corona, wat qua gesprekken beperkingen met zich meebracht, kan er tevreden worden teruggekeken op de resultaten van deze vergadering. Over het geheel genomen staan alle tonijnbestanden er beter voor dan in het verleden. Dit is een bevestiging van de stevige inzet de laatste jaren van ICCAT en de verdragspartijen, om de Atlantische tonijnvisserij structureel te verduurzamen. Ik wil deze lijn blijven doorzetten.

Hoewel er niet onder Nederlandse vlag binnen ICCAT op tonijn wordt gevist, heeft Nederland zich binnen de EU en daarmee binnen ICCAT nadrukkelijk hard gemaakt voor een betere bescherming van de makreelhaai (Mako shark).

Deze inzet heeft er mede toe geleidt dat, conform het wetenschappelijk advies, er voor de komende 2 jaar een retentie ban – en daardoor een de facto verbod op gerichte visserij – geldt voor deze soort.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven