21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1344 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 september 2021

Middels deze brief informeer ik uw Kamer over de agenda van de Landbouw- en Visserijraad die 11 en 12 oktober aanstaande plaatsvindt in Luxemburg.

I. Agendapunten Landbouw- en Visserijraad

Vaststellen vangstmogelijkheden 2022 Oostzee

De Raad zal naar verwachting een politiek akkoord bereiken over de maximaal toegestane vangstmogelijkheden voor 2022 in de Oostzee. Uit de wetenschappelijke adviezen blijkt dat het met veel bestanden in de Oostzee niet goed gaat. Voor veel bestanden wordt door de Europese Commissie, die de voorstellen baseert op de wetenschappelijke adviezen, weer een reductie van de TAC voorgesteld. Daarmee zijn de voorgestelde vangstmogelijkheden (Total Allowable Catches, TACs) in overeenstemming met de doelen voor visserijsterfte in het Meerjarenplan voor de Oostzee.

De Nederlandse visserijsector heeft geen belangen in de Oostzee. Ik hecht er wel belang aan dat het beheer van visserijbestanden in alle Europese wateren op uniforme duurzame wijze wordt gerealiseerd. Ik ben tevreden dat de voorstellen van de Commissie gebaseerd zijn op wetenschappelijk advies, met het doel om de Maximum Sustainable Yield (maximale duurzame opbrengst, MSY) te bereiken. De betrokken lidstaten zullen naar verwachting aangeven dat de sociaaleconomische gevolgen van de voorgestelde vermindering van meerdere bestanden een grote impact heeft.

Vangstmogelijkheden 2022

De Raad zal stilstaan bij de aanstaande onderhandelingen met de onderscheiden derde landen over de vangstmogelijkheden voor 2022. Als gevolg van Brexit ziet dit proces er anders uit dan in voorgaande jaren. Dit omdat de vangstmogelijkheden voor alle voor Nederland belangrijke bestanden nu in onderhandelingen met derde landen (met name het VK en Noorwegen) worden bepaald. De Europese Commissie zal onderhandelen namens de EU in de volgende verbanden:

  • Bilateraal EU-VK (o.a. tong, zeebaars, tarbot, horsmakreel)

  • Trilateraal EU-VK-Noorwegen (o.a. schol, haring en wijting)

  • Bilateraal EU-Noorwegen (Toegang Noorse wateren en balans)

  • Kuststaten (o.a. makreel en blauwe wijting)

Het is vooralsnog niet bekend hoe deze onderhandelingen in onderling verband zullen verlopen maar de verwachting is dat de verschillende onderhandelingen na de Raad starten en voor de Decemberraad afgerond worden. De uitkomsten van de onderhandelingen moeten tijdens de Decemberraad bezegeld worden zodat deze omgezet kunnen worden in nationale regelgeving per 1 januari 2022.

Er ligt nog geen gedetailleerd voorstel van de Europese Commissie voor de inzet in de onderhandelingen. Wel ga ik er vanuit dat de Commissie, net als voorgaande jaren, vangstmogelijkheden (Total Allowable Catches, TACs) zal voorstellen die gebaseerd zijn op de uitgangspunten uit het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en in lijn met de wetenschappelijke adviezen van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (International Council for the Exploration of the Seas, ICES). Zoals uw Kamer weet steun ik ook de uitgangspunten in het GVB. Mijn inzet is erop gericht dat de vangstmogelijkheden worden vastgesteld volgens het uitgangspunt van Maximum Sustainable Yield (maximale duurzame opbrengst, MSY) waar dat mogelijk is, en in lijn met de meerjarenbeheerplannen waar die van kracht zijn. Ik ben daarnaast voorstander van de voorzorgsbenadering, maar tegen automatische reducties voor gegevensarme bestanden. Hiervoor wil ik een geval-tot-geval benadering.

Bilaterale consultaties met het Verenigd Koninkrijk (VK)

Op 23 september 2021 heeft de Europese Commissie een voorstel voor het onderhandelingsmandaat voor de bilaterale consultaties met het VK gedeeld. In dit voorstel wordt de inzet voor de 76 gedeelde visbestanden met het VK in algemene termen vastgelegd. Dit betekent dat de Europese Commissie zich in deze consultaties zal baseren op de uitgangspunten van het GVB en de meerjarenplannen die van kracht zijn. De Commissie zal naar aanleiding van de Raad een gedetailleerde inzet per visbestand opstellen en dit voor de start van de onderhandelingen delen.

Ik zal tijdens de Raad pleiten voor het volgen van het wetenschappelijke advies voor de voor Nederland belangrijke bestanden tong, zeebaars, tarbot en griet. Ook voor de bestanden waar het advies nog niet gepubliceerd is ben ik voornemens om het advies te volgen. Op het moment van schrijven van deze brief zijn de adviezen voor Noorse kreeft, zeeduivel, roggen en horsmakreel nog niet gepubliceerd.

Voor wat betreft het tongbestand in de Noordzee luidt het wetenschappelijk advies een reductie van de vangsthoeveelheden ten opzichte van dit jaar met 28%. Dit is het gevolg van een methodologische aanpassing in het advies en tevens dat de aanwas (aantal jonge tong) minder omvangrijk blijkt dan verwacht. De verwachting is wel dat het paaibestand (aantal volwassen tong) binnen 1 jaar van beneden het limiet naar ver boven het MSY streefniveau herstelt.

Het gaat al enkele jaren niet goed met het zeebaarsbestand. Het wetenschappelijke advies voor zeebaars is evenwel een vangsttoename van 10.8% ten opzichte van het advies dit jaar. Ik ben van mening dat het wetenschappelijke advies gevolgd moet worden en dat alle visserij-categorieën in principe mogen profiteren van de toename in het advies. Gezien de verhoging van de vangstmogelijkheden voor demersale en zegenvisserij in 2021 zal ik er voor pleiten dat een eventuele toename in de vangsthoeveelheden in 2022 nu ook ten goede komt van de andere visserijvormen op zeebaars, namelijk stand want en haken en lijnen. Het VK en de EU hebben in 2021 afgesproken om samen te werken aan het verbeteren van de zogenoemde «zeebaars-tool», ontwikkeld door ICES. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1268) zijn er grote vraagtekens over de tool in zijn huidige vorm.

Voor tarbot en griet is het wetenschappelijk advies een verlaging ten opzichte van dit jaar van respectievelijk 8.6% en 8.3%.

Tijdens de onderhandelingen over de vangstmogelijkheden voor 2021 is uitvoerig gesproken over technische voorwaarden waaronder de betreffende visserijen uitgeoefend kunnen worden. De verwachting is niet dat deze technische aspecten dit najaar opnieuw centraal staan maar dat deze punten in het voorjaar in het Specialised Committee on Fisheries worden behandeld. Zoals eerder aangegeven aan uw Kamer is mijn uitgangspunt in deze discussies dat er convergentie van regels in EU en VK wateren moet zijn met het oog op een eenduidige bedrijfsvoering voor die vissers die in beide wateren vissen.

Trilaterale consultaties met het VK en Noorwegen

De trilaterale consultaties met het VK en Noorwegen betreffen voornamelijk de vangstmogelijkheden voor de zes gezamenlijk beheerde visbestanden schol, kabeljauw, haring, wijting, schelvis en koolvis in de Noordzee. Ook voor deze onderhandelingen is nog geen voorstel gedeeld vanuit de Commissie, maar ook hier is de verwachting dat in het voorstel voor de vangsthoeveelheden de uitgangspunten van het GVB en de meerjarenplannen leidend zijn. Deze inzet steun ik.

Het scholbestand in de Noordzee is al geruime tijd stabiel volgens ICES. Ook dit jaar bevestigt het ICES advies dat het bestand er structureel goed voorstaat. ICES stelt desalniettemin wel een reductie voor van de vangsthoeveelheden (-15.1%) ten opzichte van dit jaar. Dit is niet een gevolg van de visserijdruk maar door de lage aanwas (aantal jonge schol) ten opzichte van de hoge aanwas die eerder geschat was.

Het wetenschappelijke advies voor haring in de Noordzee is op het moment van schrijven van deze brief nog niet gepubliceerd maar ik ben voornemens om het advies te volgen.

Met kabeljauw in de Noordzee gaat het helaas nog steeds niet goed. Ook dit jaar adviseert ICES een reductie. Op basis van het MSY-advies zou deze reductie -10.3% zijn. Naar verwachting zal de Commissie ten behoeve van het herstel van kabeljauw overeenkomstig voorgaande jaren, in dat verband ook lagere vangsthoeveelheden voorstellen voor soorten die vaak samen gevangen worden met kabeljauw (o.a. wijting en schelvis). Afhankelijk van het daadwerkelijke voorstel, kan Nederland dit steunen hoewel ik niet zal instemmen met een korting op schol omwille dat kabeljauw minimaal bijgevangen wordt in gerichte schol visserijen. Wel ben ik voorstander van het voortzetten van de beschermingsmaatregelen voor kabeljauw in 2022.

Met wijting in de Noordzee gaat het ook goed. ICES adviseert op basis van MSY een toename in de vangstmogelijkheden van 236%.

Ook schelvis in de Noordzee staat er zeer goed voor, ICES adviseert een toename in de vangstmogelijkheden van schelvis van 154% op basis van MSY. En hoewel koolvis in de Noordzee er structureel ook goed voor staat adviseert ICES toch een reductie van 24%, waarschijnlijk vanwege de lage aanwas (aantal jonge koolvis).

Bilaterale consultaties met Noorwegen

Met ingang van dit jaar wordt voor wat betreft de toegang tot de Noorse wateren en vangstrechten in die wateren voor EU-gevlagde vaartuigen overlegd in het zogenaamde bilateraal EU-Noorwegen overleg. Uw Kamer is hierover onder meer geïnformeerd in mijn brief van 10 februari dit jaar (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1275). Deze bilaterale consultatie betreft de toegang op de gedeelde en gezamenlijk beheerde bestanden schol, kabeljauw, haring, wijting, schelvis en koolvis, waarvan de vangsthoeveelheden in trilateraal verband met ook het VK worden afgesproken. Daarnaast is voor Nederland een belangrijk punt de uitruil van quota, «de balans»; met als grootste onderdeel de ruil van blauwe wijting voor Arctische kabeljauw. Zoals ik in voorgaande jaren heb aangegeven moeten de Lidstaten die quota willen hebben van Noorwegen, hier ook voor betalen. Nederland draagt al jaren relatief meer bij aan deze balans, aangezien wij aanzienlijk bijdragen aan blauwe wijting maar geen quotum hebben in Arctische kabeljauw. Aangezien het voorstel voor wetenschappelijk advies voor de TAC voor blauwe wijting aanzienlijk lager is dan vorig jaar zal deze ruil niet eenvoudiger worden. Daarnaast noem ik de zorgelijke situatie die kan ontstaan als de EU slechts beperkt zeeduivel zou ontvangen; dit dreigt dan een «choke specie» te kunnen worden voor de Nederlandse visserijen in de Noorse wateren. Mijn inzet is om een dergelijke situatie te kunnen vermijden.

Kuststaten

Ook dit jaar zullen eind oktober de besprekingen met de Atlantische Kuststaten (Noorwegen, Far Oer, IJsland, Groenland, Rusland en nu ook het VK) plaatsvinden over de gedeelde en gezamenlijk beheerde bestanden makreel, blauwe wijting en Atlanto-Scandian (AS-)haring. De wetenschappelijke adviezen voor deze bestanden zijn op het moment van schrijven van deze brief nog niet gepubliceerd. Maar de besprekingen zullen naar verwachting gedomineerd worden door de zogenaamde sharing arrangements, de verdeelsleutels tussen deze Coastal States voor deze bestanden. Mijn inzet is dat recht gedaan wordt aan de historische verdeling wat betreft deze bestanden, met inbegrip van de nieuwe positie voor het VK.

GLB-NSP

Het voorzitterschap heeft de Voorbereiding van het GLB-Nationaal Strategisch Plan als punt aan de agenda toegevoegd. Specifieke informatie over de inhoud en reden van agendering is nog niet beschikbaar. Naar verwachting betreft het een meer procedureel agendapunt waarin de Raad van gedachten zal wisselen over het voorziene tijdpad voor de opstelling en indiening van de Strategisch Plannen. Mogelijk wordt door het Voorzitterschap en of de Europese Commissie ook informatie verschaft over nadere uitwerkingen en vereisten voortkomend uit de gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen, die hun beslag dienen te krijgen in de op te stellen plannen.

Fit for 55-pakket

Op 14 juli jl. is het Fit for 55-pakket door de Europese Commissie gepresenteerd. Dit pakket bevat 13 wetsvoorstellen en 1 mededeling om het EU-klimaatbeleid aan te scherpen zodat de EU in 2030 een netto emissiereductiedoel kan realiseren van 55% ten opzichte van 1990. De primaire verantwoordelijkheid voor de behandeling van dit pakket en haar voorstellen ligt bij de Milieuraad. Tijdens de Landbouwraad wordt door het Sloveens voorzitterschap de mogelijkheid gegeven om een eerste keer van zienswijze te wisselen over het Fit for 55-pakket in relatie tot landbouw. Nederland zal hiervan gebruik maken en haar zienswijze uiteenzetten in overeenkomst met de brief en de BNC-fiches die op 17 september jl. aan uw Kamer zijn verzonden.1 In het bijzonder zal Nederland haar positie benadrukken rondom de herziening van de LULUCF verordening (Kamerstuk 22 112, nr. 3195) en de EU-Bossenstrategie (Kamerstuk 22 112, nr. 3196).

Herziening Europese handelsnormen

De Europese Commissie zal de Raad informeren over het proces rond de voorgenomen herziening van de Europese handelsnormen.

De herziening is onderdeel van de boer tot bord-strategie. De Europese handelsnormen hebben in de Europese interne markt gezorgd voor harmonisatie van product- en productiestandaarden en dragen bij aan een gelijk speelveld op de interne markt. De Europese Commissie wil met de herziening enerzijds meer ruimte geven aan duurzaamheidsontwikkelingen en innovatie in de landbouwproductie. Anderzijds is actualisatie nodig van product-specifieke handelsnormen om deze beter te laten aansluiten op wetenschappelijke en praktische ontwikkelingen in de productie.

In 2021 zijn er twee openbare consultatierondes geweest waarbij onder andere een mening kon worden gegeven over de opzet van de impact analyse die nu in uitvoering is en over mogelijkheden voor aanpassing van de handelsnormen die duurzame ontwikkelingen kunnen stimuleren. Recent is een aparte vragenlijst voorgelegd aan de autoriteiten van lidstaten. De Europese Commissie zal waarschijnlijk medio 2022 een voorstel tot aanpassing van de handelsnormen voorleggen aan de Raad.

Nederland is voorstander van de voorgenomen aanpassing van de Europese handelsnormen om de gewenste omschakeling naar een meer duurzame productie te ondersteunen. Daarnaast is Nederland voorstander van de actualisatie van sectorspecifieke handelsnormen in lijn met wetenschappelijk en innovatieve ontwikkelingen.

Bossenstrategie

Op 16 juli 2021 presenteerde de Commissie de mededeling over een nieuwe EU-bossenstrategie voor 2030, in het kader van het Fit for 55-pakket. Ten aanzien van dit voorstel is uw Kamer op 17 september 2021 geïnformeerd.

De EU-bossenstrategie was al eerder aangekondigd in de Green Deal en de EU-Biodiversiteitstrategie voor 2030. De mededeling signaleert de belangrijke rol die bos in de EU kan spelen voor het realiseren van de doelen uit de Europese Green Deal. Uitbreiding en herstel van het huidige areaal bos in de EU, het veerkrachtiger maken en bescherming van bossen zijn daarbij kernelementen van de voorgestelde strategie. Ook is er een noodzaak om een nieuwe balans te vinden tussen de functies van bos voor klimaat, biodiversiteit en bioeconomie. Daarnaast constateert de mededeling dat de EU, met de huidige staat van de bossen en een veranderend klimaat, het gevaar loopt dat belangrijke ecosysteemdiensten die de bossen leveren onder druk staan en zonder ingreep in de nabije toekomst zullen afnemen.

Het kabinet verwelkomde al eerder de strategie bij de aankondiging in het kader van het verschijnen van de EU Biodiversiteitsstrategie, evenals de voornemens om tot 2030 3 miljard bomen te planten en om alle resterende «oerbossen» en oude bossen in Europa strikt te beschermen. De strategie sluit op veel punten aan op de landelijke Bossenstrategie (groei areaal bos, meer ruimte voor natuur in bossen, aandacht voor bomen buiten bossen en het ontwikkelen van hoogwaardige vraag naar hout waarmee koolstof langer vastgelegd wordt). Nederland zou wel graag beter in beeld willen zien wat de effecten zijn van de EU-bossenstrategie op bossen buiten de EU; het ontbreekt echter nog aan concrete voorstellen om te voorkomen dat door de voorgestelde maatregelen om bossen in de EU te beschermen, de houtproductie mogelijk zal verschuiven naar derde landen. Het kabinet ziet graag dat de Commissie dergelijke concrete voorstellen zo spoedig mogelijk ontwikkelt.

AOB Actualisatie EU-regelgeving dierenwelzijn: presentatie paper Vughtgroep

Denemarken zal, mede namens de andere Vughtgroeplanden (Nederland, Duitsland, Zweden en België), de gezamenlijke paper met betrekking tot een nieuw EU-wetgevingskader voor dierenwelzijn aan de Raad presenteren. Met de paper willen de Vughtgroeplanden het belang benadrukken van een ambitieus EU-regelgevingskader. Uw Kamer is over deze paper geïnformeerd via het Verslag over de informele Landbouw- en Visserijraad van jl. september (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1329).

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstuk 22 112, nrs. 3105 t/m 3198

Naar boven