21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1057 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 november 2017

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 24 oktober 2017 over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 6 november 2017 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1056).

De vragen en opmerkingen zijn op 27 oktober 2017 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 30 oktober 2017 zijn de vragen die betrekking hebben op de geannoteerde agenda beantwoord. De overige gestelde vragen zullen op een later tijdstip worden beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Ziengs

Adjunct-griffier van de commissie, Konings

Hierbij informeer ik u dat de Europese Commissie op 9 november a.s. een nieuw voorstel over glyfosaat ter stemming wil agenderen in het Standing Committee for Plants Animals Food and Feed (SCoPAFF). Dit behelst een hernieuwing van de goedkeuring voor een periode van vijf jaar. U treft dit voorstel in de bijlage aan1. Mijn inzet hierop treft u in deze brief aan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Gewasbeschermingsmiddelen

Naar aanleiding van de rapportage over duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen lezen de leden van de VVD-fractie in de geannoteerde agenda dat de Nationale Actieplannen (NAP’s) sterk moeten verbeteren door concrete en meetbare doelen op te nemen. Kan de Minister aangeven wat dit in de praktijk betekent?

De Richtlijn Duurzaam Gebruik Pesticiden verplicht lidstaten vijfjarige nationale actieplannen op te stellen waarin is uitgewerkt hoe zij de verduurzaming van gewasbescherming nationaal vorm geven. Deze zijn al opgesteld in 2012, zo ook door Nederland, voor de periode 2013–2018. De Europese Commissie (EC) vindt in haar rapport onder meer dat lidstaten hun nationale actieprogramma’s moeten verbeteren door hierin concrete en meetbare doelen op te nemen. In Nederland is het NAP opgenomen in de vigerende beleidsnota duurzame gewasbescherming 2013–2023 «Gezonde Groei, Duurzame Oogst» (Kamerstuk 27 858, nr. 146). Deze nota bevat meerdere concrete en meetbare doelen ter verduurzaming van de gewasbescherming. In 2018 moet bijvoorbeeld het aantal overschrijdingen van de milieukwaliteitsnormen voor gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater met 50% zijn afgenomen ten opzichte van 2013.

In 2018 voert Nederland een tussenevaluatie uit en een nieuw nationaal actieprogramma is voorzien per 2019.

De leden van de VVD-fractie zijn voorstander van een geharmoniseerde aanpak om geïntegreerde gewasbescherming in lidstaten verder te verbeteren. Deze leden zijn van mening dat aanpassing van de NAP’s niet mogen leiden tot een ongelijk speelveld. Deelt de Minister deze mening en op welke manier wordt dit geborgd? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat er in verschillende lidstaten nog een grote stap gezet kan worden. Op welke wijze gaat de Minister ervoor zorgen dat de geïntegreerde gewasbescherming in alle lidstaten op een acceptabel niveau wordt gebracht? Is dit meetbaar en handhaafbaar? Zo ja, op welke manier?

Een gelijk speelveld voor boeren en tuinders is uitgangspunt in de Europese wet- en regelgeving voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en voor het duurzaam gebruik van deze middelen. Dat geldt ook voor de NAP’s. Dit uitgangspunt onderschrijf ik.

Nederland ziet vooral kansen om geïntegreerde gewasbescherming verder te verbeteren via de weg van communicatie, advisering en praktijkgericht onderzoek. Telers worden daar nauw bij betrokken.

De Minister geeft aan dat de beschikbaarheid van niet-chemische gewasbeschermingsmiddelen moet worden vergroot, net als de gewasbeschermingsmiddelen met een lager risico voor mens, dier en milieu. Op welke manier gaat de Minister dit in Nederland stimuleren en op welke manier binnen de Europese Unie?

In Europees verband streeft Nederland naar een grotere beschikbaarheid van laagrisicomiddelen en basisstoffen om gewassen te beschermen. Dit gebeurt in een werkgroep met de EC en lidstaten. Deze werkgroep is op initiatief van Nederland opgezet, na afloop van het Nederlandse voorzitterschap van de EU in 2016, met onder meer als doel goedkeuringsprocedures voor deze stoffen te versnellen. Deze werkgroep komt begin 2018 met haar advies aan de lidstaten.

In Nederland is begin dit jaar de Green Deal Groene Gewasbeschermingsmiddelen afgerond op basis waarvan zes toelatingen sneller en goedkoper zijn verleend (Kamerstuk 27 858, nr. 395). De leerlessen uit dit traject worden optimaal benut. Verder wordt samen met stakeholders aan de Systeemaanpak Duurzame Gewasbescherming gewerkt, waarin aandacht is voor het gebruik van laagrisicomiddelen, basisstoffen en niet-chemische maatregelen (Kamerstuk 27 858, nr. 369).

Glyfosaat

Kan de Minister aangeven wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot de toelating van glyfosaat? Wanneer wordt er over de toelating gestemd en wat is het voorliggende voorstel?

De Europese Commissie heeft haar voorstel voor glyfosaat op 25 oktober jl. ter stemming geagendeerd in het SCoPAFF. Dit leidde niet tot een meerderheid, voor noch tegen het Commissievoorstel. De Europese Commissie zei zich op haar positie te willen beraden en met een nieuw voorstel te zullen komen.

Op 26 oktober jl. informeerde de Europese Commissie de lidstaten dat zij voornemens is op 9 november aanstaande een nieuwe voorstel voor hernieuwde goedkeuring glyfosaat met een termijn van vijf jaar ter stemming te brengen. Het voorstel van de EC vindt u als bijlage bij deze brief2.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Internationale handel in landbouwproducten

De leden van de CDA-fractie vragen voorts naar de bedreigingen voor de Europese veehouderijsectoren van een mogelijk Mercosur-handelsverdrag. Zijn deze bedreigingen inzichtelijk en hoe wordt hiermee rekening gehouden?

De Europese Commissie heeft een studie laten uitvoeren naar de cumulatieve economische gevolgen van handelsakkoorden op de Europese landbouwsector. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, hadden om een dergelijke studie gevraagd. De Europese Commissie heeft de resultaten van de studie gepresenteerd tijdens de Landbouw- en Visserijraad op 15 november 2016. U hebt in de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 23 januari 2017 een appreciatie van deze studie ontvangen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 960).

De studie biedt, ondanks haar beperkingen, nuttige inzichten in de mogelijke gevolgen van verdere handelsliberalisatie voor de Europese landbouwsector. Enerzijds laten de resultaten het grote exportpotentieel zien voor bijvoorbeeld Europese zuivel, alcoholische dranken en varkensvlees. Anderzijds toont de studie de kwetsbaarheid van specifieke Europese landbouwsectoren voor toename van de import van bijvoorbeeld rundvlees, pluimveevlees, suiker en rijst. Het is van belang dat de mogelijke voordelen van handelsakkoorden opwegen tegen de mogelijke nadelen. In Nederland zijn de sectoren die volgens de studie op Europees niveau winst hebben bij handelsakkoorden goed vertegenwoordigd, en bij de gevoelige sectoren in mindere mate (met uitzondering van de pluimveesector).

De resultaten uit de studie ondersteunen de inzet van de Europese Commissie en het kabinet op het openen van markten voor Europese landbouwproducten. Hierbij is aandacht voor de gevoelige sectoren en het waarborgen van de Europese standaarden.

Nederland houdt bij de onderhandeling van handelsakkoorden vast aan de eigen hoge Europese standaarden voor voedselveiligheid, dierenwelzijn en milieu. Nederland zet zich daarbij met andere koplopers in voor verbetering van het dierenwelzijn en een gelijk speelveld. In de Kamerbrief van 15 februari 2017 (Kamerstuk 31 985, nr. 47) is uiteengezet dat er een aantal mogelijkheden is om de negatieve gevolgen van een handelsakkoord voor specifieke sectoren te verminderen. Gevoelige landbouwsectoren die mogelijk een onevenredig groot nadeel ondervinden van handelsakkoorden kunnen bijvoorbeeld uitgesloten worden van tariefliberalisatie, beschermd worden via een quotum of een aanpak waarbij tarieven stapsgewijs worden verlaagd.

De leden van de CDA-fractie vragen ten aanzien van het agendapunt «duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen» wat de voortgang is in het streven naar een zonale/Europese lijst met kleine toepassingen. Wanneer gaat het mogelijk maken van een eenvoudigere toelating voor kleine teelten door de Minister geagendeerd worden? Daarnaast vragen deze leden wat betreft een geharmoniseerde aanpak om geïntegreerde gewasbescherming in lidstaten verder te verbeteren hoe hier in Nederland invulling aan wordt gegeven en wat nog gedaan gaat worden. Zij vragen ook wat Europees nog nodig is om geïntegreerde gewasbescherming verder mogelijk te maken.

Er wordt gewerkt aan het aanpassen van de beslismethodiek kleine toepassingen. De verplichting om bij een toelatingsaanvraag de bovenliggende gewasgroep te claimen bij algemeen voorkomende ziekten, plagen en onkruiden is inmiddels losgelaten (Kamerstuk 27 858, nr. 395). Daarbij wordt eveneens verkend met andere lidstaten of een zonale/Europese lijst met kleine toepassingen mogelijk is.

De kleine toepassingen blijf ik op de Europese agenda zetten. De afgelopen jaren is er veel gedaan in Europees verband. Nederland heeft samen met Frankrijk en Duitsland aangedrongen op een Europese Minor Uses Coordination Facility (MUCF). Sinds 2015 is deze MUCF actief. De NVWA participeert in verschillende werkgroepen die onder de MUCF vallen. Het doel is om door samenwerking met de lidstaten meer synergie te verkrijgen in het bevorderen en beschikbaar krijgen van kleine toepassingen in de EU en Nederland. Ik blijft daar op inzetten, samen met het bedrijfsleven.

Ten aanzien van geïntegreerde gewasbescherming werk ik in Nederland samen met de sector aan de systeemaanpak duurzame gewasbescherming (Kamerstuk 27 858, nr. 371). In zeven verschillende teelten wordt geëxperimenteerd met een zo duurzaam mogelijke teelt, met als doel substantieel minder milieubelasting. Dit moet leiden tot specifieke teeltbeschrijvingen en brede navolging onder Nederlandse telers. Voor mijn Europese inzet verwijs ik u naar mijn antwoord op de vraag van de VVD-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Internationale handel in landbouwproducten

De leden van de D66-fractie staan positief ten opzichte van de inspanning van de Nederlandse overheid voor markttoegang, -uitbreiding en -behoud voor Nederlandse landbouwproducten. De vraag hierbij is of de Nederlandse overheid zich in de contacten met buitenlandse overheden en (retail-)bedrijven ook concreet inzet om de afzet van producten van gevaccineerde dieren te garanderen, zowel in Europa als daarbuiten. Gelet op de afwijkende positie van Nederland in dit dossier, vergt de afzet van producten van gevaccineerde dieren een gecoördineerde en effectieve inspanning. Kan de Minister in dat verband aangeven dat er geen of weinig belemmeringen zullen ontstaan voor de afzet van producten van gevaccineerde dieren als gevolg van onwetendheid over de Nederlandse aanpak?

Nederland baseert de bestrijding van klassieke varkenspest en mond- en klauwzeer onder andere op vaccinatie. Deze vaccinatiestrategie heeft Nederland nationaal en internationaal uitgedragen en verdedigd. Daarbij heeft de overheid altijd aangegeven dat de primaire verantwoordelijkheid voor de afzet van producten van deze «gezonde gevaccineerde dieren», in eerste instantie bij de sector zelf ligt (Kamerstuk 29 683, nr. 166).

In de Europese regelgeving is, mede dankzij de Nederlandse inzet, ruimte ingebouwd voor een vaccinatiestrategie waarbij de producten van deze beschermde dieren in de handel kunnen worden gebracht. In praktijk kunnen afzetproblemen ontstaan, door onder andere kanalisatie en handelsbelangen. De handel met derde landen kan eveneens worden bemoeilijkt, omdat derde landen de import van deze producten kunnen blokkeren. Dit vraagt om inzet om markten te (her-)openen.

Investering in kennisverspreiding en draagvlak blijft daarom belangrijk en in de contacten van mijn ministerie met internationale beleids- en handelspartners wordt het noodvaccinatiebeleid dan ook actief uitgedragen. Waar mogelijk trek ik hier ook samen op met betrokken sectorpartijen en andere lidstaten. Zo heeft mijn ministerie bijvoorbeeld recent met Producenten Organisatie Varkenshouderij afgesproken om gezamenlijk te inventariseren waar op Europees gebied kansen en risico's liggen. Daar waar het ministerie een positieve invloed op het draagvlak kan uitoefenen, heeft het ministerie zijn medewerking toegezegd.

Duurzaam bodembeheer

De leden van de D66-fractie constateren dat Nederland zich richt op kennisontwikkeling met handelingsperspectieven voor boeren om bodembeheer te verduurzamen en dat Nederland dat wil stimuleren. Deze leden vragen op welke wijze de Nederlandse overheid deze stimulering ter hand wil gaan nemen.

De publiek-private samenwerking (PPS) Duurzame Bodem (onderzoeksprogramma topsector Agri & Food) heeft diverse maatregelen opgeleverd die toegepast kunnen worden ten behoeve van duurzaam bodembeheer. Stimulering van de toepassing van maatregelen voor duurzaam bodembeheer gebeurt in diverse projecten en initiatieven zoals die onder meer plaats vinden binnen het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Ik wil onder andere het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) inzetten om duurzaam bodembeheer verder te stimuleren.

Duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de rapportage van de Europese Commissie over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de EU-lidstaten.3 De Commissie constateert in dit rapport dat Nederland specifieke uitdagingen heeft op het gebied van waterkwaliteit. Tevens constateert de Commissie dat Denemarken heel actief is geweest in het terugdringen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen. Het rapport wijst er ook op dat Denemarken het gebruik van pesticiden op golfbanen heeft teruggedrongen en het gebruik ervan op spoorbedden al met de helft heeft verminderd. Zij verzoeken dit laatste te betrekken bij de toezegging van de Minister om met beheerder ProRail in gesprek te gaan over het terugdringen van het gebruik van glyfosaat op spoorbedden.4 De leden van de D66-fractie vragen voorts of Nederland bereid is ook de overige Deense maatregelen in dit verband te toetsen op hun toepasbaarheid in Nederland en hierover de Kamer te informeren.

Ik zal uw verzoek ten aanzien van Prorail doorgeven aan collega Van Veldhoven van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). De bedoeling van het rapport van de Europese Commissie is juist om goede voorbeelden te laten zien, zodat andere lidstaten daar hun voordeel mee kunnen doen. Ik zal bestuderen of mogelijke voorbeelden in andere lidstaten ook in Nederland behulpzaam zouden kunnen zijn.

De leden van de D66-fractie constateren dat in de rapportage wordt vermeld dat ten tijde van de inspectie door de Europese Commissie Nederland niet voldeed aan alle vereisten van de Gewasbeschermingsverordening ten aanzien van het opleiden en certificeren van adviseurs. Nederland zou dit in lijn gaan brengen met de Europese wetgeving ter zake. Is dit inmiddels gebeurd? Zo nee, wanneer is de Minister voornemens dit te gaan doen? Voorts constateert de Commissie dat Nederlandse boeren aarzelend staan ten opzichte van het toepassen van alternatieve gewasbescherming ten opzichte van chemische. Deze leden willen graag weten wat de Minister gaat doen om het gebruik van alternatieve bestrijdingsmiddelen te bevorderen. In het bijzonder vragen zij – in relatie tot het onderwerp duurzaam bodembeheer – in hoeverre het stimuleren van een gezonde bodem niet een voorwaarde is voor het terugdringen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen; hoe betrekt de Minister dit aspect bij het stimuleren van alternatieven?

Nederland kent een verplichting tot opleiding en certificering voor handel, distributie en gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Conform de Richtlijn Duurzaam Gebruik dient deze verplichting ook te gelden voor gewasbeschermingsadviseurs. Momenteel bereid ik samen met mijn collega van IenW een wijziging van Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) voor om deze verplichting, in lijn met het advies van de Europese Commissie, te realiseren.

Zowel Europees als nationaal zet ik in op geïntegreerde gewasbescherming: eerst inzetten op preventie, dan niet-chemische maatregelen en als laatste pas op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Het stimuleren van een gezonde bodem is onderdeel van preventieve maatregelen. Zo werk ik samen met stakeholders aan de Systeemaanpak Duurzame Gewasbescherming, ik verwijs u naar mijn antwoord hierover op vragen van de VVD-fractie. Ook in onderzoek zet ik in op geïntegreerde gewasbescherming, waarbij tevens aandacht is voor bodemmaatregelen, bijvoorbeeld via de kennisinvesteringsimpuls «Groene gewasbescherming en bestuivers» (Kamerstuk 31 532, nr. 174).

De leden van de D66-fractie constateren dat de Nederlandse praktijk in het rapport van de Commissie vaak in positieve zin wordt genoemd. Is Nederland bereid om samen met andere lidstaten een kopgroep te vormen en in de Raad van Ministers van Landbouw de leiding te nemen in het verder terugdringen van het gebruik van pesticiden? Hierbij zou het kunnen gaan over het delen van «best practices», het harmoniseren van gebruiksvoorwaarden (onder andere die bijvoorbeeld al in Nederland bestaan maar niet in ander lidstaten), het stimuleren van laag-risico alternatieven en/of het samen werken aan innovatieve grondbewerkingsmethodes. Uiteindelijk zijn gebruikersvoorwaarden een nationale competentie, maar moet voorkomen worden dat er onnodige verschillen tussen lidstaten ontstaan die nadelig zijn voor biodiversiteit, water en milieu.

Voorts zijn de leden van de D66-fractie benieuwd of zij correct begrepen hebben dat de Europese Commissie naar aanleiding van de vergadering van het Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) op 25 oktober jl. nu een toelating van vier jaar overweegt. Hoe staat de Minister tegenover dit voornemen en welk draagvlak onder de lidstaten verwacht zij daarvoor? Zou de Minister hierbij de schriftelijke vragen willen betrekken over het onlangs gepubliceerde onderzoek over de ophoping van glyfosaat (met name AMPA)?5

Op de vraag of Nederland bereid is een kopgroep te vormen met andere lidstaten om verder te verduurzamen verwijs ik u naar het antwoord op de vraag van de VVD-fractie.

Voor het antwoord op de vraag naar de stand van de procedure rondom de goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat verwijs ik naar de vraag van de VVD-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

Aangezien de Europese Commissie nu met een voorstel is gekomen voor de toelating van glyfosaat voor vijf jaar vragen de leden van de GroenLinks-fractie de Minister of de regering voornemens is hiermee in te stemmen. Deelt de Minister de mening dat het wenselijk zou zijn daarbij een duidelijke afbouwstrategie op te nemen, omdat belanghebbenden anders jaren langer in onzekerheid gelaten worden over de beleidsrichting van de EU? Is de Minister tevens bereid bij de Europese Commissie te pleiten voor een afbouwstrategie en een actieve stimulering van groene en/of minder schadelijke alternatieven door de EU? Zo nee, waarom niet?

In het licht van het bereiken van een compromis met de andere lidstaten kan Nederland instemmen met een kortere goedkeuringsperiode voor glyfosaat.

De Europese Commissie heeft voor glyfosaat geen classificatie voorgesteld als zogeheten vervangingsstof of een goedkeuring op basis van art. 4 lid 7 in de Verordening gewasbescherming (EC) 1107/2009. Daarmee is er juridisch gezien geen mogelijkheid om een afbouwstrategie voor glyfosaat op te nemen in het goedkeuringsbesluit zelf. Ik ben er wel voorstander van dat we werken aan alternatieven voor glyfosaat, samen met andere lidstaten en de (Nederlandse) landbouwsector. Hier zal ik mij voor inzetten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben geconstateerd dat in Europees verband opnieuw ophef is ontstaan omtrent de toelating van glyfosaat. Deze leden vragen de Minister de Kamer te informeren over het oordeel van het SCoPAFF en het proces van besluitvorming dat daarop volgde. Welke gevolgen heeft de nieuwe stemverhouding van het Europees Parlement voor het uiteindelijke besluit over de markttoelating door de Europese Commissie? Hoe zwaar weegt het oordeel van het parlement voor de Minister? De leden van de SP-fractie hechten er waarde aan opnieuw te benadrukken dat verlenging van de toelating van glyfosaat wat hen betreft volstrekt onwenselijk is en deze leden vragen de Minister en het kabinet naar hun oordeel over de recente publicaties van de Wageningen Universiteit en de Universiteit van Californië op dit gebied. Ook willen zij graag weten wat het Nederlandse standpunt is in de gewijzigde stemverhoudingen. Steunt de Minister nu het voorstel van de Europese Commissie voor verlenging van vijf jaar of wordt vastgehouden aan de termijn van tien jaar?

De Europese Commissie is aan zet en kan in haar voorstel het oordeel van het Europees Parlement betrekken. De regering hecht aan een besluitvorming die is gebaseerd op de wetenschappelijke boordeling van glyfosaat conform het wettelijke toetsingskader. Het Nederlands standpunt ten aanzien van de verlenging van de goedkeuring van glyfosaat is om het advies van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) te volgen, zoals u is gemeld (Kamerstuk 27 858, nr. 408).

Op 15 oktober jl. heeft een internationale groep wetenschappers onder leiding van de WUR een nieuw onderzoek gepubliceerd over glyfosaat, genaamd: «Distribution of glyphosate and aminomethylphosphonic acid (AMPA) in agricultural topsoils of the European Union». Hierin wordt geconcludeerd dat glyfosaat en het afbraakproduct AMPA in dermate hoge gehaltes voorkomen in landbouwgronden, dat het onverstandig is de goedkeuring van glyfosaat te verlengen. Op mijn verzoek heeft het Ctgb het onderzoek direct beoordeeld, met het oog op de aangekondigde stemming over glyfosaat in het Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) op 25 oktober jl.

Het Ctgb heeft mij laten weten dat:

  • de nieuwe studie geen nieuwe inzichten biedt die aanleiding geven om Nederlandse toelatingen van glyfosaathoudende middelen te herzien noch om het eerder door het Ctgb gegeven advies betreffende de verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat met 10 jaar aan te passen;

  • de in de nieuwe studie gerapporteerde gehalten van de stof glyfosaat en zijn metaboliet (afbraakstof) AMPA in de bodem ruim binnen de concentraties vallen waarmee is gerekend in de EU-beoordeling en waarvoor geldt dat ze veilig zijn voor mens, dier en milieu;

  • de nieuwe studie inzichten biedt over potentiele verspreiding van met gewasbeschermingsmiddel verontreinigde bodemdeeltjes naar de omgeving (milieu en omwonenden) via wind of water. Het mogelijke risico door deze emissieroutes wordt echter in de huidige Europees geregelde beoordelingssystematiek van stof en middel al op verschillende wijzen afgedekt.

Het advies van het Ctgb is te vinden op hun website. Het voorgaande wil zeggen dat het Ctgb het op wetenschappelijke gronden eens blijft met de verlenging van de goedkeuring van glyfosaat voor een periode van tien jaar.

Ik verwijs u voor de procedure rondom de mogelijke verlenging van de goedkeuring van glyfosaat naar mijn antwoord op de vragen van de VVD-fractie. In het licht van het bereiken van een compromis met de andere lidstaten kan Nederland instemmen met een kortere goedkeuringsperiode voor glyfosaat.

De leden van de SP-fractie wijzen op de begrijpelijke maatschappelijke onrust die volgde op het publiceren van Duits onderzoek waaruit grootschalige insectensterfte in de afgelopen decennia blijkt. Deze leden vinden dit een urgent en zorgwekkend probleem en zouden de Minister met klem willen vragen dit onderwerp ook binnen de Landbouw- en Visserijraad te bespreken.

Het Duitse onderzoek waaruit grootschalige insectensterfte blijkt, is zorgwekkend. Ik heb dan ook opdracht gegeven om snel een analyse te maken van wat we weten over de Nederlandse situatie. Vervolgens wil ik met belanghebbende partijen bezien welke vervolgstappen nodig en mogelijk zijn. Ik ben bereid om dit met mijn collega’s binnen de EU te delen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

Duurzaam bodembeheer

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of bodemvruchtbaarheid ook onderwerp van gesprek was bij de high-level conferentie over duurzaam bodembeheer. Is de Minister bereid om bij de verbetering van bodemkwaliteit en duurzaam bodembeheer ook aandacht te vragen voor verbetering van de bodemvruchtbaarheid?

Tijdens de high-level conferentie was bodemvruchtbaarheid en verbetering daarvan onderwerp van gesprek. Het op peil houden en verbeteren van de bodemvruchtbaarheid zie ik als een randvoorwaarde om hoge productie op de lange termijn vol te kunnen houden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of en op welke wijze het vastleggen van koolstof in de bodem onderdeel is van de discussie over duurzaam bodembeheer en welke stappen Nederland als voorbeeld voor Europa daarin zet. Ziet de Minister kansen in het opslaan van CO2 in landbouwbodems om aan klimaatdoelstellingen te voldoen? Hoe groot is dit potentieel en welke stappen zijn ervoor nodig om dit te benutten? Ziet de Minister mogelijkheden voor boeren om de CO2-vastlegging te gaan verwaarden naar andere partijen, zoals bijvoorbeeld de luchtvaarsector?

Het vastleggen van koolstof in de bodem zie ik als onderdeel van duurzaam bodembeheer. De agrarische ondernemer kan daartoe diverse maatregelen nemen zoals de keuze voor het teeltplan, de keuze van grondbewerkingen en de keuze van meststoffen. Het opslaan van CO2 in de bodem kan bijdragen aan de klimaatdoelstellingen. Het potentieel en het mogelijk verwaarden van CO2- vastlegging laat ik verder onderzoeken.

Ook ondersteunt Nederland het «4 pour 1000» initiatief dat Frankrijk heeft gelanceerd op de afgelopen Klimaattop in Marrakech (COP22). Het doel van dit initiatief is wereldwijd het gehalte aan bodemorganische stof, en daarmee de opslag van koolstof, in landbouwgronden te verhogen met 4 promille per jaar.

EU-besluitvorming over de werkzame stof glyfosaat

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het Europees Parlement in meerderheid heeft gestemd tegen verlenging van de toelating van glyfosaat na vijf jaar. Bovendien kwam het expertcomité SCoPAFF deze week niet tot een beslissing over verlenging van de toelating van glyfosaat. Kan de Minister de recente stand van zaken met betrekking tot de besluitvorming toelichten? In de berichtgeving over de bijeenkomst van het SCoPAFF wordt melding gemaakt van verdeeldheid tussen lidstaten over verlenging van de toelating. Hoe ziet het speelveld er uit en welke positie nemen de verschillende lidstaten in? Klopt het bericht dat wordt gewerkt aan een compromis van vijf tot zeven jaar? Welke positie neemt de Minister in?

Voor het antwoord verwijs ik u naar mijn antwoord op de vraag van de VVD- en de SP-fractie hierover.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de gevolgen van een eventuele kortere toelating van glyfosaat voor de agrarische sector. Deelt de Minister de mening dat de urgentie toeneemt om de toelating van alternatieve middelen (groene gewasbescherming en laag-risicomiddelen) te versnellen? Is de Minister bereid zich hiervoor in de Raad in te spannen?

Dat ben ik met u eens. In het kader van een compromis kan Nederland instemmen met een kortere verlengingsperiode van de werkzame stof glyfosaat dan tien jaar. Echter, indien de periode heel kort wordt, dan heeft dat tot gevolg dat voor de agrarische sector de onzekerheid toeneemt, zeker daar waar er nog onvoldoende alternatieven zijn en de bestaande alternatieven niet beter zijn voor het milieu. Het versnellen van de verduurzaming wordt hiermee nog belangrijker. Daar zet Nederland zich binnen de EU al volop voor in (zie ook het antwoord op de vraag van de VVD-fractie). Dit onderwerp komt ook regelmatig terug op de agenda van de Raad.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen een reactie op het recente onderzoek door een internationale groep wetenschappers onder leiding van de Wageningen Universiteit over de aanwezigheid van glyfosaat in landbouwgronden.

Voor het antwoord verwijs ik u naar mijn antwoord op de vraag van de SP-fractie hierover.

Deze leden vragen op welke manier de motie van de leden Dik-Faber en De Groot (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1053) wordt uitgevoerd. Is de Minister bereid om tijdens de Raad te pleiten voor de mogelijkheid van een tussentijdse herbeoordeling van de (eventuele) verlengde toelating als nieuw wetenschappelijk onderzoek daartoe aanleiding geeft, in lijn met het verzoek in de motie?

Voor de procedure rondom de mogelijke verlenging van de goedkeuring van glyfosaat verwijs ik u naar mijn antwoord op de vraag van de VVD-fractie.

Zodra er wetenschappelijke aanwijzingen zijn dat glyfosaat niet meer voldoet aan de wettelijke goedkeurings- en toelatingsvoorwaarden is een EU-herbeoordeling aan de orde. Daarop zal ik uiteraard toezien. Het Ctgb adviseert mij hierop.

EU-besluitvorming over de toepassing van neonicotinoïden

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de stand van zaken met betrekking tot de besluitvorming over nadere voorwaarden aan de toepassing van neonicotinoïden. Nederland heeft zich eerder kritisch getoond over het feit dat over het onderliggende toetsingskader nog geen overeenstemming is en dat onvoldoende rekening gehouden is met de risico’s van het gebruik van alternatieve middelen. Deze leden vragen hoe de Europese Commissie heeft gereageerd op de kritiek van Nederland en wanneer besluitvorming wordt voorzien.

Nederland heeft bij de Europese Commissie aangedrongen om de in Nederland toegepaste hoogwaardige coatings- en zaaitechnieken in ogenschouw te nemen en te overwegen de voorstellen hierop aan te scherpen. Daarnaast heeft Nederland de Europese Commissie verzocht om meer inzicht te verkrijgen in de risico’s van het gebruik van alternatieve middelen en deze in overweging te nemen bij het nemen van maatregelen. De Europese Commissie heeft vanuit vele lidstaten commentaar ontvangen op de voorstellen en heeft deze, samen met het Nederlandse standpunt, nog in beraad. Ik zal het nieuwe voorstel van de Europese Commissie afwachten en het daarna beoordelen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Glyfosaat

De Europese toelating voor glyfosaat loopt aan het einde van dit jaar af. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie stellen dat over een mogelijke verlenging van die toelating al veel debatten zijn gevoerd, maar dat er zich ontwikkelingen blijven voordoen die ervoor zorgen dat de vraag blijft wat een verstandig besluit zou kunnen zijn.

Wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft wordt de landbouw in Nederland en Europa zo snel mogelijk gifvrij, niet in de laatste plaats omdat de kortetermijnwinsten van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen weliswaar verleidelijk kunnen zijn, maar er een verantwoordelijkheid is om op de lange termijn de voedselzekerheid te waarborgen en de ecosystemen te beschermen. Er is daarbij geen tijd te verliezen. De recent gepubliceerde studie waaruit bleek dat in Duitsland in nog geen drie decennia tijd 75% van het aantal insecten is verdwenen is, geeft (opnieuw) een indringende waarschuwing dat er grote risico’s worden genomen met de ecosystemen die de basis vormen van ons bestaan. Wetenschappers spreken over de zesde uitstervingsgolf, waarbij ze erop wijzen dat insecten de hoeksteen vormen van de natuur. Zonder insecten is er geen leven op aarde. Als we het verlies aan plant- en diersoorten niet snel weten te stoppen, is het einde van de menselijke beschaving in zicht.

In dat licht stellen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat het antwoord op de vraag of het verstandig is om nog tien jaar lang glyfosaat toe te laten, wat de Europese Commissie voorstelde, glashelder is: nee, dat is het niet. Deze leden zijn dan ook verheugd dat dit plan is gesneuveld in de vergadering van het SCoPAFF van woensdag 25 oktober 2017. Dat geeft de Nederlandse regering de kans om zich opnieuw te bezinnen en de nieuwe ontwikkelingen, zoals de zeer zorgwekkende uitkomsten van de genoemde Duitse studie, nadrukkelijk mee te nemen in haar afweging. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie roepen de Minister hier dringend toe op. Deze leden wijzen er met klem op dat glyfosaat zowel een directe als indirecte bedreiging vormt voor (akker-)planten, insecten, regenwormen en vogels. Zowel drinkwaterbronnen als de bodem zelf zijn vervuild met glyfosaat of het afbraakproduct van glyfosaat, AMPA. De Wageningen Universiteit heeft recent aangetoond dat glyfosaat en AMPA niet alleen planten doden, maar ook de bodem veranderen – en wel in negatieve zin. De bodemvruchtbaarheid neemt af doordat schimmels onder invloed van glyfosaat en AMPA minder snel groeien en aardwormen er schade van ondervinden.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie stellen dat hoewel de waarschuwingen lange tijd zijn genegeerd en ook nu nog door enkelen worden weggewuifd, de posities in het glyfosaat-debat drastisch aan het verschuiven zijn. Dat is een hoopgevende ontwikkeling waarin de Nederlandse regering niet kan achterblijven. Deze leden wijzen op de uitkomsten van de stemming in het SCoPAFF, waarin landen als Zweden, Frankrijk maar ook België zich tegen het voorstel van de Europese Commissie hebben gekeerd om glyfosaat nog tien jaar lang toe te laten in de EU. België staat samen met Nederland in de top drie van landen die het hoogste gifgebruik per hectare kennen, dus als zij de moed hebben om een andere koers in te zetten, zou Nederland, die prat gaat op haar vooruitstrevende landbouw, niet achter kunnen blijven, zo menen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie. Opmerkelijk is bovendien ook dat de rapporterende lidstaat over glyfosaat, Duitsland, zich niet achter het voorstel van de Europese Commissie heeft geschaard.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie roepen het kabinet op zich te scharen in het kamp van de lidstaten die de koers wil verleggen naar een duurzame landbouw zonder chemische bestrijdingsmiddelen. Is de Minister daartoe bereid? Deze leden lezen in de media dat bronnen rond de Europese Commissie melden dat er gewerkt zou worden aan een compromis van een verlenging van de huidige toelating met acht jaar. Deze leden vragen de Minister of er al een nieuw voorstel van de Europese Commissie ligt. Zo ja, hoe ziet dat voorstel eruit? Kan de Minister laten weten wanneer er opnieuw over de verlenging van glyfosaat zal worden gesproken en gestemd?

Voor de leden van de Partij voor de Dieren-fractie is een verlening van acht jaar volstrekt onacceptabel. Het is onverantwoord om in tijden van een steeds nijper wordende biodiversiteitscrisis voorrang te geven aan bedrijfsbelangen boven een adequate bescherming van natuur en volksgezondheid. Gelet op de enorme risico’s voor de ecosystemen zal – daar waar nog onzekerheden bestaan – vanuit het voorzorgsbeginsel moeten worden gehandeld. Deze leden hopen erop te kunnen rekenen dat de Minister haar verantwoordelijkheid voor het beschermen van de biodiversiteit zeer serieus neemt. De Minister kan zich daarin gesteund voelen door het Europees Parlement, dat afgelopen week een resolutie aannam die de Europese Commissie onder meer oproept om glyfosaat binnen vijf jaar uit te faseren en om middelen vrij te maken voor onderzoek en innovatie op het gebied van duurzame middelen. De resolutie werd breed gesteund, ook door Nederlandse Europarlementariërs van de delegaties van D66, ChristenUnie en CDA.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie menen dat vijf jaar nog steeds een gevaarlijk lange tijd is voor het toestaan van glyfosaat, maar roepen de Minister op de Nederlandse positie in het vervolg van de besluitvorming over glyfosaat aan te passen op basis van de breed aangenomen resolutie in het Europees parlement. Dat betekent dat de Minister moet pleiten voor een uitfasering en dat glyfosaat in elk geval niet langer dan vijf jaar kan worden toegelaten. Hoe eerder we overschakelen op een gezonde landbouw zonder chemische bestrijdingsmiddelen, hoe beter het is – ook voor boeren zelf.

Het is mijn ambitie om de transitie naar duurzame gewasbescherming te versnellen, samen met de sector. Daarbij zijn chemische middelen niet meer het fundament, maar het laatste middel om gewassen te beschermen. Preventieve maatregelen en een groen middelenpakket zijn dan de basis. Alle teelten in Nederland zijn zo weerbaar mogelijk tegen ziekten, plagen en onkruiden, waardoor chemisch ingrijpen minder noodzakelijk is en maximale milieuwinst wordt gehaald. Tijdens deze transitie moeten boeren wel een perspectief houden om gewassen afdoende te beschermen.

Voor de vraag naar de procedure en stemming voor een hernieuwde goedkeuring van glyfosaat verwijs ik u naar het antwoord op vragen van de VVD- en de SP-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

Internationale handel in landbouwproducten

De leden van de SGP-fractie hebben naar aanleiding van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 6 november 2017 een vraag over de Nederlandse inzet ten aanzien van het handelsakkoord met de Mercosur-landen. Deze leden hebben begrepen dat de Europese Commissie voorstelt om jaarlijks 70.000 ton Zuid-Amerikaans rundvlees zonder importheffingen te importeren. Dat heeft negatieve gevolgen voor de (concurrentiepositie van) de vleesveesector. De Franse Minister-President Macron heeft zich inmiddels tegen dit voorstel gekeerd. De leden van de SGP-fractie vrezen een ongelijk speelveld voor de Nederlandse veehouderij als gevolg van een Mercosur-akkoord en maken zich grote zorgen over de gevolgen voor de concurrentiepositie en het verdienmodel van veehouderijbedrijven, in het bijzonder in de vleesveesector, mede in het licht van de verduurzamingsopgaven. Deze leden horen graag of de Minister zich bij het Franse verzet aansluit. Wil zij een ongelijk speelveld voorkomen? Zo ja, hoe?

Nederland heeft begrip voor de Franse zorgen en hecht sterk aan de duurzame productie van voedsel en non-food landbouwproducten. Nederland houdt bij de onderhandeling van handelsakkoorden vast aan de hoge Europese standaarden voor voedselveiligheid, dierenwelzijn en milieu. Nederland zet zich daarbij met andere koplopers in voor verbetering van het dierenwelzijn en een gelijk speelveld. Bilaterale akkoorden, zoals een handelsakkoord met Mercosur, bieden een goede kans om afspraken te maken over verantwoorde en duurzame productie en internationale afspraken over plant- en diergezondheid en voedselveiligheid te bestendigen.

Het kabinet zet zich in om markttoegang in derde landen te realiseren voor producten die in Nederland zijn geproduceerd volgens relatief strenge milieu, sociale en dierenwelzijnseisen. Daarnaast maakt het kabinet zich binnen de EU hard voor samenwerking op bijvoorbeeld dierenwelzijn en milieu in handelsakkoorden. Alle recente handelsakkoorden bevatten een hoofdstuk met daarin afspraken over duurzame ontwikkeling, milieu en arbeid. Het kabinet ziet er op toe dat een toekomstig akkoord met Mercosur ook dergelijke bepalingen bevat.

Uiteraard is het nodig om oog te hebben voor sectoren die mogelijk nadeel ondervinden van een handelsakkoord. Hierbij verwijs ik u naar mijn antwoord op de vraag van de CDA-fractie.

Neonicotinoïden

De leden van de SGP-fractie hebben nog enkele vragen over de inzet van de regering ten aanzien van de door de Europese Commissie voorgestelde aanscherpingen van de voorwaarden voor toelating en gebruik van neonicotinoïden. Deze aanscherpingen, waarbij neonicotinoïden alleen in kassen gebruikt zouden mogen worden, zouden grote gevolgen hebben voor verschillende Nederlandse teelten. Ook is de inzet van alternatieve middelen mogelijk veel schadelijker. Heeft de Europese Commissie al gereageerd op de vragen die vanuit Nederland bij haar zijn neergelegd? In hoeverre handhaaft de Minister de eerder door de regering uitgesproken steun voor de door de Europese Commissie voorgestelde aanscherpingen? Gaat de Minister een kritischere koers varen?

Voor het antwoord verwijs ik u naar mijn antwoord op de vraag van de CU-fractie hierover.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad op 4 oktober 2017.

X Noot
5

Vragen van het lid De Groot over het bericht, «Veel glyfosaat in landbouwgronden: Verlenging toelating niet verstandig»

Naar boven