21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 417 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2017

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen (RvC) die op 30 november en 1 december 2017 plaatsvond in Brussel.

De Raad bestond uit een deel Interne Markt en Industrie, een deel Ruimtevaart en een deel Onderzoek.

Op de Raad werd een algemene oriëntatie vastgesteld op het voorstel voor een verordening over de Single Digital Gateway (SDG). De Raad nam Raadsconclusies aan over het industriebeleid van de Europese Unie (EU), de tussentijdse evaluatie van het aardobservatieprogramma Copernicus en over Horizon 2020. Eveneens wisselde de Raad van gedachten over het Europese industriebeleid en over de toekomst van de ruimtevaartprogramma's. De Raad voerde een beleidsdebat over een missiegeoriënteerde benadering in het volgende Kaderprogramma.

Tot slot kwamen onderstaande diversenpunten aan de orde:

  • Europese Defensie Industrie en Ontwikkelingsprogramma (EDIDP)

  • Geo-blocking en de Digitale Interne Markt Strategie

  • Unitair Octrooi en Unitair Octrooigerecht

  • Mkb-actieprogramma

  • Tweede tabaksrichtlijn

  • Pakket openbare aanbesteding

  • Open science

  • Extreme Light Infrastructure

  • Werkprogramma inkomend Bulgaars voorzitterschap.

De volgende, informele, Raad zal plaatsvinden van 31 januari tot en met 2 februari 2018 en gaat waarschijnlijk over industriebeleid en randvoorwaarden voor onderzoek en innovatie en vaardigheden voor jonge onderzoekers.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

BIJLAGE: Verslag Raad voor Concurrentievermogen 30 november en 1 december 2017

Deel Interne markt en industrie

Single Digital Gateway

Algemene oriëntatie

De Raad nam een algemene oriëntatie aan op het voorstel voor een Single Digital Gateway (SDG, 2017/0086 (GOD)). De SDG wordt één online toegangsportaal waar burgers en bedrijven op eenvoudige wijze informatie over grensoverschrijdende activiteiten per lidstaat binnen de interne markt kunnen halen. Ook kunnen via deze toegangspoort bepaalde administratieve procedures online worden doorlopen en wordt er doorverwezen naar bepaalde ondersteunende en probleemoplossende diensten op Europees niveau. (BNC- fiche: Kamerstuk 22 112, nr. 2359).

Commissaris Bieńkowska voor de interne markt, industrie, ondernemerschap en mkb, is verheugd met het bereiken van een algemene oriëntatie en benadrukt dat SDG ondernemingen en burgers toegang geeft ook essentiële overheidsinformatie. Het Estse voorzitterschap herhaalde dat de SDG een belangrijk onderdeel is van de Interne Markt Strategie en een topprioriteit voor haar voorzitterschap.

Het voorstel werd vrijwel unaniem aangenomen. België steunde het voorstel maar moest zich onthouden van stemming vanwege een nationale taalkwestie. Voor Nederland zijn de voornaamste zorgen geadresseerd in het huidige voorstel. Zo is er bijvoorbeeld voldoende flexibiliteit voor de lidstaten om uitzonderingen op het online aanbieden van procedures te kunnen maken om bijvoorbeeld fraude en misbruik te voorkomen. Ook zijn de procedures rondom het online aanvragen van paspoorten en ID-kaarten uit het voorstel geschrapt. Het aankomend Bulgaars voorzitterschap, hoopt spoedig de onderhandelingen met het Europees Parlement (EP) te starten.

Europees industriebeleid

Voorzitterschapsrapport, gedachtewisseling, aanname Raadsconclusies en competitiveness check-up

De Raad heeft Raadsconclusies aangenomen als reactie op de mededeling «Vernieuwde strategie voor het industriebeleid van de EU» (Kamerstuk 22 112, nr. 2411). De conclusies verwelkomen de mededeling en vragen de Europese Commissie om plannen te ontwikkelen voor de periode tot 2030 en daarna. Daarnaast wordt benadrukt dat er concrete acties nodig zijn zodat de Europese industrie, en het mkb in het bijzonder, de verschillende uitdagingen aan kunnen gaan. Ook wordt de Commissie opgeroepen om een monitor op te stellen en daarover jaarlijks te rapporteren.

Eurocommissaris Bieńkowska schetste eerst het grote belang van de industriesector, die voor een stijgend aantal banen zorgt in Europa. Eurocommissaris Bieńkowska ziet echter ook ruimte voor groei, waarvoor investeringen en een open handelsbeleid nodig zijn. Zij ziet het gebrek aan passende vaardigheden als grootste uitdaging voor de toekomst, 87% van de werknemers zou onvoldoende zijn voorbereid op nieuwe ontwikkelingen, zoals digitalisering.

Tijdens de gedachtewisseling door de lidstaten werd het belang van digitalisering het vaakst genoemd. Een aantal lidstaten gaf hierbij aan dat het met name belangrijk is dat het mkb hierbij niet achterblijft. Het belang van verduurzaming van de industrie werd ook een aantal keer genoemd. Hierbij werd ook het belang van een gelijk speelveld en het tegengaan van extra kosten genoemd, en het belang van het behouden van een goede internationale concurrentiepositie. Veel lidstaten, waaronder Duitsland, Spanje, Roemenië en Zweden, spraken zich uit over het belang van een beroepsbevolking die over de juiste vaardigheden beschikt om klaar te zijn voor de toekomst. Ook de noodzaak van het hebben van een lange termijn visie op Europees industriebeleid werd genoemd. Nederland steunde de Raadsconclusies en onderstreepte het belang van meetbare midden- en lange termijn doelen. Deze concrete doelen moeten de industrie aansporen en helpen te verduurzamen en te digitaliseren. Ook noemde Nederland het belang van een goed werkende interne markt als springplank voor het Europese mkb.

Deel Ruimtevaart

Toekomst Europese ruimtevaartprogramma's

Raadsconclusies en gedachtewisseling

De Estse voorzitter bedankte de lidstaten die aanwezig waren op de informele Ministeriële bijeenkomst in Tallinn op 7 december, waar over de toekomst van het aardobservatieprogramma Copernicus is gesproken. De raadsconclusies over de tussentijdse evaluatie van Copernicus werden zonder verdere opmerkingen aangenomen.

Eurocommissaris Biénkowska bedankte het Ests voorzitterschap voor de raadsconclusies over Copernicus en de conclusies over de satellietnavigatieprogramma’s Galileo en EGNOS1 die voor de transportraad waren voorbereid. Ze benadrukte dat er al veel is bereikt op het gebied van Europees ruimtevaartprogramma’s, zoals nieuw ontwikkelde satellieten die de verwachtingen overtreffen. Het belang van ruimtevaart voor de maatschappij en economie zal de komende jaren nog groter worden, bijvoorbeeld door tijdsynchronisatie voor de financiële wereld en data uit het Copernicus-programma voor klimaatmonitoring. Voor de toekomst van de ruimtevaartprogramma’s gaf de Eurocommissaris aan dat er synergiën gevonden moeten worden met het veiligheid- en defensie-domein. Zo zou Copernicus ook gebruikt kunnen worden om migratie te monitoren en zijn er militaire toepassingen voor Galileo denkbaar. Galileo en Copernicus zouden ook onderling meer verbonden kunnen worden, zowel organisatorisch als op het gebied van toepassingen. Daarnaast benadrukte ze meer samenwerking met de private sector en aansluiting met nationale initiatieven. Tenslotte riep ze de lidstaten op voldoende middelen in het nieuwe Meerjarig Financieel Kader ter beschikking te stellen, voor het onderhouden en door ontwikkelen van de programma’s.

De Directeur-Generaal van de Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA), Jan Woerner, was te gast en benadrukte het belang van de nauwe samenwerking tussen ESA en de EU. Daardoor wordt er slim gebruikgemaakt van de ruimtevaartcapaciteiten die in de EU aanwezig zijn.

In de gedachtewisseling lieten lidstaten zich positief en constructief uit over de Europese ruimtevaartprogramma’s en de continuering ervan. Veel lidstaten, waaronder Duitsland, Italië en Nederland, onderstreepten dat de EU en ESA elkaar moeten aanvullen. Deze landen benadrukten daarnaast dat we ruimtevaartdata nog meer moeten gebruiken, waarbij meer samenwerking met het nationale, sectorale en digitaal beleid nodig is. Eveneens willen veel lidstaten kansen creëren voor het mkb en een aantal lidstaten, waaronder Italië, noemde daarbij specifiek het ter beschikking stellen van risicokapitaal. Een aantal lidstaten gaf aan door te willen gaan met activiteiten op het gebied van Space Surveillance and Tracking, een project dat o.a. ruimteweer en andere aspecten die schade kunnen toebrengen aan de ruimte-infrastructuur in kaart brengt. Voor een aantal lidstaten is regionale specialisatie en het delen van kennis en het opbouwen van capaciteit belangrijk. Nederland heeft in haar interventie benadrukt dat de Europese ruimtevaartprogramma’s van belang zijn, onder andere om bij te dragen aan maatschappelijke uitdagingen zoals klimaat en veiligheid. Daarbij ging Nederland in op manieren om het gebruik te vergroten, zoals het garanderen van de continuïteit en stabiliteit van de programma’s, het open databeleid, vraagsturing en het leggen van verbindingen tussen ruimtevaart en andere beleidsgebieden. Tenslotte heeft Nederland benadrukt dat samenwerking, met name met ESA, van het grootste belang blijft.

Deel Onderzoek

Van tussentijdse evaluatie Horizon 2020 richting het negende Kaderprogramma

Aanname Raadsconclusies

De in de Raad voorliggende conclusies geven een eerste leidraad over Horizon 2020 voor het volgende Europese Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie dat start in 2021. Het Voorzitterschap verwees in zijn inleiding naar de interim- evaluatie van Horizon 2020 als belangrijk element in de voorbereiding op zowel deze Raadsconclusies als het volgende Kaderprogramma (KP9). Het Voorzitterschap onderstreepte het succes van Horizon 2020 en sprak de wens uit om KP9 nog ambitieuzer neer te zetten dan het huidige Kaderprogramma.

Eurocommissaris Moedas benadrukte de uitvoerige afstemming van de Raadsconclusies tussen de lidstaten voorafgaand aan de Raad. Verder vermeldde Moedas dat de Raadsconclusies het belang van Horizon 2020 bevestigen; Horizon 2020 versterkt het concurrentievermogen van de EU, zodat Europa op het gebied van onderzoek en innovatie tot de top van de wereld blijft behoren. Ook lichtte Moedas toe dat het huidige Kaderprogramma een simplificatieslag heeft ondergaan maar dat er in opmaat naar KP9 een volgende slag nodig is waarbij de instrumenten verder gestroomlijnd dienen te worden. Dit kan het nieuwe Kaderprogramma aantrekkelijker maken voor onderzoekers en andere belanghebbenden.

Hoewel de Raadsconclusies door alle aanwezigen aangenomen konden worden, vroeg toch een groot aantal lidstaten het woord. Daarbij gaf een aantal lidstaten aan dat ze de «widening aspecten» (dat wil zeggen het verminderen van de participatieverschillen tussen lidstaten in het Kaderprogramma) sterker hadden willen zien terugkomen in de Raadsconclusies. Zij gaven aan dat de maatregelen die tot op heden getroffen zijn om de impact en relevantie van onderzoek en innovatie te vergroten niet afdoende zijn. Spanje, Polen, Roemenië, Portugal en Slowakije droegen daarom een tekst voor, ter kennisneming, met een aantal voorstellen om instrumenten te harmoniseren onder KP9. Verscheidene landen, waaronder Nederland, benadrukten het belang van excellentie als kern voor het volgende Kaderprogramma. Enkel op basis van excellentie kan Europa wereldleider op onderzoek en innovatie blijven en de concurrentie wereldwijd aan. Dat is het gedeelde belang van de leden van deze Raad voor Concurrentievermogen, dat zij dan ook gezamenlijk zouden moeten uitstralen. Ook gaven zij aan dat lidstaten blijvend moeten investeren in onderzoek en innovatie. Verder werd het belang van een sterke link tussen onderzoek en onderwijs (incl. universiteiten) bepleit.

Een missiegeoriënteerde benadering in het negende Europese Kaderprogramma voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie

Beleidsdebat

Het Estse voorzitterschap organiseerde een debat over de introductie van missies binnen het volgende Europese Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie naar aanleiding van het in juli verschenen rapport van een High Level Groep (HLG).2 Het rapport bevat een aantal aanbevelingen voor het volgende Kaderprogramma, waaronder het advies om de maatschappelijke uitdagingen te adresseren middels een op «impact gerichte, missiegeoriënteerde aanpak».

Eurocommissaris Moedas benadrukte in zijn inleiding dat missies een brugfunctie kunnen vervullen tussen de maatschappelijke uitdagingen en concrete problemen van burgers. Hij riep op om burgers en jongeren te betrekken bij het identificeren van missies en discussie in eigen land te starten zodat de missiegedreven aanpak gaat leven. Hij noemde als voorbeeld Nederland met de missie van Boyan Slat om oceanen plasticvrij te maken. De Commissie heeft professor Mariana Mazzucato, hoogleraar innovatie-economie, gevraagd om voorbeelden te verzamelen van missies, zodat die als inspiratie kunnen dienen wanneer in Europa verder wordt toegewerkt naar een missie-georiënteerde benadering. Daarbij moeten Commissie en lidstaten volgens Moedas nauw samen optrekken. Ten slotte gaf Moedas aan dat met missies meerdere doelstellingen bereikt kunnen worden.

Vrijwel alle lidstaten waren positief over de missie-georiënteerde benadering. Het accent in de discussie lag op kenmerken van missies en de wijze waarop missies geïdentificeerd kunnen worden. Over het algemeen benadrukten de lidstaten het belang van een transparant proces en het merendeel gaf aan mee te willen beslissen over de keuzes en vormgeving van missies, omdat daar nog geen gedeeld beeld over bestaat. Als positieve kenmerken van missies werden veelvuldig genoemd: het bij elkaar brengen van kennis en kunde uit verschillende disciplines, meer betrokkenheid van burgers en belanghebbenden bij onderzoek en innovatie en het open karakter van missies: dit betekent dat ook nieuwe partijen mee kunnen doen en dat de hele keten van onderzoek en innovatie, zowel publiek en privaat, wordt betrokken. Ook werd de link met onderwijs benadrukt.

Diverse lidstaten waarschuwden dat administratieve lasten bij de uitrol van missies moeten worden voorkomen: flexibiliteit is nodig om te experimenteren en in te kunnen spelen op veranderende omstandigheden. De Sustainable Development Goals (SDGs) van de Verenigde Naties werden veelvuldig genoemd als kader voor de vormgeving van missies. Missies zouden zich niet moeten beperken tot technologische ontwikkelingen, ook sociale en humanitaire wetenschappen moeten worden betrokken. Enkele lidstaten noemden de bijdrage van missies aan regionale economische groei wenselijk. Een groot deel van de lidstaten benadrukte behoud van excellentie als leidend principe voor het Kaderprogramma alsmede het continueren van de drie pijlerstructuur.

Nederland heeft zich positief uitgesproken over het idee om maatschappelijke uitdagingen te adresseren via een beperkt aantal concrete, inspirerende en ambitieuze missies gericht op impact. Daarbij is opgemerkt dat we moeten blijven investeren in de volledige waardeketen van onderzoek, ontwikkeling en innovatie: van excellent fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en sleuteltechnologieën tot de totstandkoming van onderzoek- en innovatie ecosystemen. Bij het identificeren van missies moet vanuit de kracht van Europa geredeneerd worden en kunnen de Sustainable Development Goals benut worden. Het selectieproces van missies moet pragmatisch zijn. De manier waarop in Nederland de Nationale Wetenschapsagenda tot stand is gekomen, kan als voorbeeld dienen. Lidstaten kunnen nationale missies laten aansluiten op Europese. De Europese Structuur- en Investeringsfondsen kunnen het proces van de uitrol van missies in de regio’s ondersteunen. Tot slot is aangegeven dat onderzoek- en innovatievriendelijke regelgeving nodig is om transformaties, die met missies worden beoogd, te kunnen realiseren.

A-punten en diversenpunten

Samenwerking consumentenautoriteiten

Als A-punt heeft de Raad wetgeving voor de versterking van de samenwerking tussen de nationale consumentenautoriteiten formeel aangenomen (BNC-fiche: Kamerstuk 22 112, nr. 2168)). Op 21 juni 2017 had het Maltees voorzitterschap hierover een akkoord bereikt met het EP.

Europese Defensie Industrie en Ontwikkelingsprogramma (EDIDP).

Het Est voorzitterschap en Eurocommissaris Bieńkowska benadrukten het belang van dit voorstel, maar erkenden ook dat er nog een aantal punten onderwerp van discussie zijn, zoals de governance. Frankrijk, Italië, België en Polen spraken hun expliciete steun uit, waarbij de laatstgenoemde twee ook het belang van het mkb noemden. Op 12 december heeft de Raad een algemene oriëntatie bereikt.

Geo-blocking en de Digitale Interne Markt Strategie

Het Ests voorzitterschap informeerde de Raad over het bereiken van een akkoord met het Europees Parlement (EP) op een verordening over geo-blocking, 20 november jl. Het voorstel voorkomt ongerechtvaardigde discriminatie van klanten op basis plaats van verblijfplaats, plaats van vestiging en/of nationaliteit (BNC-fiche: Kamerstuk 22 112, nr. 2167). Nederland is tevreden met het onderhandelingsresultaat, er is een goede balans bereikt tussen consumentenbescherming, aanpak van geo-blocking en de rechten van handelaren. De opname van een bepaling over de verhouding tussen het mededingingsrecht en de verordening in geval van passieve verkopen (verkoopverzoeken van klanten uit landen waarop de handelaar zich niet richt), stond lange tijd onder druk. Nederland is verheugd dat deze verduidelijking in de laatste fase van de onderhandelingen gelukt is. Nederland is ook tevreden dat auteursrechtelijk beschermd materiaal, ondanks de wens van het EP, nu nog niet binnen de reikwijdte van de verordening valt. Twee jaar na inwerkingtreding zal worden bezien of en hoe auteursrechtelijk beschermd materiaal onder de verordening kan vallen.

Commissaris en vice-voorzitter Ansip voor de digitale interne markt lichtte verder de voortgang op de Digitale Interne Markt Strategie toe, waarvan de geo-blocking verordening onderdeel is. De Europese Raad heeft opgeroepen tot afronding van de gehele strategie in 2018 en bevestigde deze ambitie opnieuw op de Digitale Top die het Ests voorzitterschap op 29 september in Tallinn organiseerde. Ansip refereerde aan eerdere successen rondom portabiliteit van digitale content en de afschaffing van roaming toeslagen in de EU. Ansip benadrukt dat de concurrentiekracht van Europa afhangt van de afronding van de strategie. De initiatieven uit de strategie zijn essentieel voor Europa om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen zoals connected driving en supercomputers. Veelal behandelen andere ministerraden dan de Raad voor Concurrentievermogen de voorstellen onder de strategie.

Unitair Octrooi en Unitair Octrooigerecht

Het voorzitterschap informeerde de Raad over de voortgang van de ratificatie van het eenheidsoctrooi en het eengemaakt octrooigerecht. Nederland is gereed met de ratificatie van het Rechtspraakverdrag en van het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten en hecht veel waarde aan de daadwerkelijke realisatie van het octrooipakket. Ratificatie van onder andere Duitsland is noodzakelijk voor de inwerkingtreding van het eenheidsoctrooi. Duitsland kan nu nog niet ratificeren vanwege een bezwaarprocedure die loopt bij het Duitse grondwettelijke hof.

Mkb-actieprogramma

Het European SME-Action Programme3 is een gezamenlijk actieplan opgesteld door de verschillende lidstaten en business organisations vanuit het SME Envoy Network. Het actieplan werd op deze Raad gepresenteerd door Duitsland. Het wil het think small first principle4 een nieuwe impuls geven.

Tweede tabaksrichtlijn

Hongarije vroeg onder dit agendapunt aandacht voor de negatieve gevolgen voor het mkb van de gedelegeerde regelgeving onder de Tabaksproductenrichtlijn. Deze gedelegeerde regelgeving moet de smokkel van tabaksproducten tegengaan door een traceersysteem en een veiligheidskeurmerk. De Commissie wees Hongarije er op dat de regelgeving waar mogelijk rekening houdt met het mkb, bijvoorbeeld doordat de termijnen voor het mkb langer zijn. Ook hebben veel lidstaten en de EU zichzelf al aan dergelijke eisen verbonden door het Wereldgezondheidsorganisatie kaderverdrag inzake tabaksontmoediging. Op de Raad was zeer weinig steun voor het standpunt van Hongarije, ook Nederland steunde dit punt niet.

Pakket openbare aanbesteding

De Commissie presenteerde op de Raad het op 3 oktober jl. door haar gepubliceerde pakket voor publiekrechtelijke aanbestedingen. Het pakket bevat naast twee mededelingen, een consultatie en een aanbeveling. In de aanbeveling doet de Commissie op drie hoofdpunten vergaande aanbevelingen voor professionalisering van de inkooppraktijk in de lidstaten (BNC-fiche: Kamerstuk 22 112, nr. 2426). Nederland is kritisch op de aanbeveling en heeft tijdens de Raad bevestiging gevraagd van de Commissie dat de aanbeveling de lidstaten niet beperkt in hun eigen professionaliseringspraktijk. Commissaris Bieńkowska bevestigde het geheel vrijwillige karakter van de aanbeveling.

Open science

Eurocommissaris Moedas verstrekte informatie over de voortgang rondom Open Science. Moedas gaf aan dat bij Open Science een nieuwe benadering van het wetenschappelijke proces centraal staat wat meer gebaseerd is op samenwerken en het delen van kennis middels digitale wegen. Dit dient te leiden tot een verschuiving van het gebruik om zo snel en zoveel mogelijk resultaten te publiceren in wetenschappelijke tijdschriften (eindresultaten) naar het delen van beschikbare informatie gedurende het gehele onderzoekstraject (delen van data vanaf het begin stadium).

Moedas informeerde de lidstaten onder andere over de meest recente uitkomsten van het Open Science Policy Platform, waaronder het werk aan een nieuwe set indicatoren waarmee de kwaliteit en de potentiële impact van een onderzoek gedurende het onderzoeksproces kan worden gemeten. Dit zal onderzoekers stimuleren te engageren in Open Science.

Nederland benutte dit agendapunt om de lancering van het International Support en Coördination Office voor het GO FAIR initiatief bekend te maken en Franse deelname aan het initiatief aan te kondigen. Nederland zet samen met Duitsland in op het GO FAIR initiatief, als opstap naar de Cloud. FAIR staat voor Findable, Accessible, Interoperable en Reusable. De lidstaten werden uitgenodigd zich beter bekend te maken met, en deel te nemen aan, het initiatief.

Duitsland versterkte de Nederlandse inbreng en benadrukte het belang van GO FAIR in de weg naar de EOSC en het participerende karakter van het initiatief. Frankrijk bevestigde dit en prees de voortgang die is geboekt onder de digital single market strategie rondom het gebruik van data door onderzoekers ter bevordering van de digitale economie.

Extreme Light Infrastructure

De Raad is door de betrokken delegaties (Tsjechië, Hongarije en Roemenië) geïnformeerd over de European Extreme Light Infrastructure (ELI): de eerste grootschalige onderzoeksfaciliteit die volledig in Oost-Europa wordt ontwikkeld voor onderzoek aan licht-materiaalinteracties onder hoge intensiteit en met korte pulsen (via lasers). Deze faciliteit vergt een investering van circa 830 miljoen euro, voor een groot deel bekostigd uit de Europese Structuur-en Investeringsfondsen. Lidstaten werden opgeroepen om bij het consortium aan te sluiten en gebruik te gaan maken van deze grootschalige onderzoeksfaciliteit.

Werkprogramma inkomend Bulgaars voorzitterschap.

Het Bulgaars benadrukt een sterk en gezamenlijk Europa. Naast het verder brengen van de lopende dossiers op de Interne Markt Strategie en betere regelgeving ligt de prioriteit voor Bulgarije bij het Europese industriebeleid.

Voor ruimtevaart legt Bulgarije de focus op de implementatie van de ruimtevaartstrategie.

Voor ruimtevaart zal Bulgarije aandacht besteden aan het vergroten van de bekendheid van de door de programma’s beschikbaar gestelde data, diensten en signalen, de evolutie van de infrastructuur en synergiën tussen de ruimtevaartprogramma’s. Tijdens het Bulgaars voorzitterschap zal ruimtevaart worden besproken op de Raad van Concurrentievermogen van 13 maart 2018.

Voor onderzoek presenteerde het Voorzitterschap een reeks prioriteiten; 1) het versnellen van de overdracht van kennis, data en onderzoeksresultaten ter ondersteuning van een nieuwe generatie onderzoekers; 2) het maximaliseren van de duurzaamheid van onderzoeksfaciliteiten en het openen daarvan naar de industrie en maatschappij; 3) verder brengen van het European Institute of Innovation and Technology (EIT); 4) implementeren van ITER, één van de meest ambitieuze energie projecten ter wereld en 5) onderzoek en innovatie voor voedsel/voedselzekerheid. Het Voorzitterschap gaf hierbij aan belang te hechten aan een goede verbinding tussen nationale inspanningen en initiatieven op EU niveau. Ook gaf het Voorzitterschap het volgende Kaderprogramma en de aanloop hiernaartoe aan als alomvattende prioriteit.


X Noot
1

European Geostationary Navigation Overlay Service

X Noot
2

Het rapport, «Lab-Fab-App: Investing in the European future we want», is opgesteld in het kader van de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 door de onafhankelijke, door de Europese Commissie ingestelde, High Level Group «Maximaliseren van Impact van EU Onderzoek en Innovatie Programma’s» onder leiding van Pascal Lamy.

http://ec.europa.eu/research/evaluations/pdf/archive/other_reports_studies_and_documents/hlg_2017_report.pdf.

Naar boven