21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 411 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 augustus 2017

Hierbij bied ik u het verslag aan van de informele bijeenkomst van Ministers verantwoordelijk voor Concurrentievermogen en Telecom d.d. 17–18 juli 2017.

Tijdens deze bijeenkomst vond een vrije gedachtewisseling over de Europese data-economie en het dataverkeer plaats. Hierbij was geen sprake van besluitvorming. Namens de Europese Commissie waren vicevoorzitter Andrus Ansip en commissaris Mariya Gabriel aanwezig.

Verder vonden er twee parallelle werksessies plaats over:

  • digitalisering van publieke dienstverlening;

  • 5G en spectrumbeheer.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE Verslag van de informele bijeenkomst van Ministers verantwoordelijk voor Concurrentievermogen en Telecom d.d. 17–18 juli 2017

Het vrije verkeer van data was het centrale thema van de bijeenkomst. In dit kader hebben er op 18 juli twee plenaire sessies (ochtend en middag) en twee parallelle werksessies plaatsgevonden. De vertegenwoordigers van de lidstaten zijn daarvoor op 17 juli bijeengekomen voor een informeel diner. Nederland was bij alle onderdelen vertegenwoordigd.

1e plenaire sessie: presentaties inzake vrij verkeer van data

Bij dit onderdeel introduceerde het Estse voorzitterschap het vrije verkeer van data als het overkoepelende thema van de bijeenkomst. Het voorzitterschap deelde mee het politieke commitment voor vrij dataverkeer te willen versterken. Hiertoe dient een stevig Europees kader te worden bewerkstelligd.

Vervolgens gaf de nieuwe commissaris voor de Digitale Economie & Maatschappij, Mariya Gabriel, aan dat het vrije verkeer van data van belang is voor de economie, maar ook een sociale component kent. Hiertoe is portabiliteit van data van belang, maar ook het gebruik van data door overheden. Daarnaast is een hoge mate van vertrouwen in de data-economie onontbeerlijk.

Daarna werd er een terugkoppeling gegeven van de data-conferentie van 17 juli jl. Enkele sprekers hebben presentaties gegeven over de impact van data. Hierbij werd aangegeven dat de inzet van data van grote toegevoegde waarde is om ook sociale problematiek aan te pakken. Hiertoe hebben zowel private als publieke organisaties een rol, aldus de sprekers. Voor het aanjagen van de inzet van data dienen nog belangrijke vraagstukken te worden opgelost. Het gaat daarbij niet alleen om de toegang tot data en het (her-)gebruik van data, maar ook om het scheppen van duidelijkheid inzake welke partijen controle hebben over data (data ownership).

Enkele lidstaten reageerden op de presentaties en wezen op het horizontale karakter van een beleidsaanpak van data. Daarbij is ook veiligheid van data genoemd. Verder is het van belang om de economische gevolgen van eventuele maatregelen op Europees niveau in kaart te brengen, alvorens er daadwerkelijk voorstellen gepresenteerd worden. Daarbij dienen niet-wetgevende acties ook overwogen te worden. Over het Nederlandse standpunt inzake het vrije verkeer van data heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-30, nr. 407).

2e plenaire sessie: beleidsdebat vrij verkeer van data

De tweede plenaire sessie was een beleidsdebat inzake het treffen van eventuele wetgevende maatregelen op Europees niveau om het vrije verkeer van data te versterken. De lidstaten zijn eensgezind wat betreft het belang van het aanjagen van het dataverkeer. Daarbij zijn de lidstaten voor een aanpak van ongerechtvaardigde nationale datalocatievereisten. Dergelijke vereisten hinderen het grensoverschrijdende dataverkeer. De lidstaten verschillen van mening in hoeverre er nieuwe specifieke regelgeving geïntroduceerd moet worden om het brede kader inzake het dataverkeer te versterken. Het merendeel van de lidstaten is het erover eens dat een Europese aanpak vereist is, om zo te voorkomen dat lidstaten verschillende nationale wetgevende acties ondernemen. Hoewel Nederland er in beginsel positief tegenover staat om ongerechtvaardigde datalocatievereisten aan te pakken door middel van wetgeving, heeft Nederland ingebracht dat eerst overwogen dient te worden in hoeverre bestaande Europese wet- en regelgeving het kader voor dataverkeer kan verstevigen. Hierbij is het verbeteren van handhaving van wet- en regelgeving een noodzaak.

Daarnaast richtte het debat zich op het belang van toegang en hergebruik van publieke data. Het overgrote merendeel van de lidstaten is voorstander van het vrijgeven van publieke en publiek gefinancierde data. Tegelijkertijd dient de discussie omtrent toegang en hergebruik zich ook op private data te richten, gelet op het belang hiervan voor de economie en samenleving, aldus de lidstaten.

1e werksessie: digitalisering van publieke dienstverlening

De werksessie werd geïntroduceerd met enkele voorbeelden van digitalisering van publieke diensten ten behoeve van burgers en bedrijven. Hierna gaven de lidstaten voorbeelden van digitalisering van publieke dienstverlening, gevolgd door een beleidsdebat.

Nederland noemde daarbij voorbeelden van nationale overheidsorganisaties die vorderingen maken met de implementatie van de eIDAS-verordening («elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt»). Ook is Standard Business Reporting (SBR)genoemd als efficiënt middel voor ondernemingen om gegevens aan te leveren. Verder merkte Nederland op dat de inzet van digitalisering van publieke dienstverlening in de EU een middel kan zijn om tot een efficiëntere (digitale) interne markt te komen. Om de interne markt echter daadwerkelijk te versterken, dient nog steeds veel wet- en regelgeving in de EU geharmoniseerd te worden. Nederland kreeg hierbij bijval van enkele lidstaten.

Een aantal lidstaten benadrukten het belang van het voorstel inzake de e-kaart en zouden graag meer ambitie willen zien op het voorstel, terwijl andere lidstaten ook een kritische boodschap hadden op dit voorstel. Ook onderschreven enkele lidstaten het belang van zowel het once-only principe (eenmalige gegevensverstrekking aan overheidsdiensten) als het principe van de one-stop-shop (waarbij burgers en bedrijven zich voor grensoverschrijdende issues slechts tot één portaal hoeven te wenden). Daarna merkten enkele lidstaten op dat met het voorstel inzake de Single Digital Gateway stappen gezet kunnen worden tot het verbeteren van de grensoverschrijdende publieke dienstverlening.

Vicevoorzitter Ansip sloot de discussie af door het economische voordeel te benoemen van digitalisering van publieke dienstverlening.

2e werksessie: 5G en spectrumbeheer

Het Estse voorzitterschap ziet de verdere ontwikkeling van 5G als een prioriteit. Om de inzet hiertoe te versterken is er een ministeriële verklaring opgesteld, die door de lidstaten is ondertekend.1 Ook commissaris Gabriel onderschreef het belang van 5G en benadrukte de wereldwijde ontwikkelingen op dit vlak. De EU dient meer zekerheid te bieden aan investeerders voor 5G, hiertoe is meer duidelijkheid nodig over de vergunningsduur en is er meer coördinatie noodzakelijk tussen de lidstaten, aldus de commissaris.

Alvorens lidstaten met elkaar van gedachten wisselden omtrent de rol van spectrumbeheer ten behoeve van 5G, hebben de lidstaten voorbeelden gegeven van succesvolle projecten op het gebied van 5G. Nederland noemde hierbij een 5G-pilot in de zorg en landbouw.

Nederland bracht in dat bij de uitrol van 5G een faciliterende taak is weggelegd voor overheden, waarbij de grensoverschrijdende coördinatie op het gebied van spectrumbeheer versterkt kan worden. Nederland merkte verder op dat een efficiënt gebruik van spectrum vraagt om voldoende nationale flexibiliteit en wordt hierbij gesteund door een groot aantal lidstaten. Het merendeel van de lidstaten stelde dat de coördinatietaak inzake het spectrumbeheer dient te worden ingevuld door de Radio Spectrum Policy Group (RSPG). Ook stelde een aantal lidstaten dat bij spectrumbeheer het belang van grensoverschrijdende coördinatie met niet-EU-lidstaten dient te worden meegenomen.

Naar boven