21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 395 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 5 april 2017

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 24 maart 2017 over de geannoteerde agenda voor de informele Raad voor Concurrentievermogen op 5 en 6 april 2017 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 394) en over de brief van 8 maart 2017 over het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 20 februari 2017 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 393).

De vragen en opmerkingen zijn op 3 april 2017 aan de Minister van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 4 april 2017 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Graus

De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof

INBRENG VANUIT DE FRACTIES EN REACTIE VAN DE MINISTER

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat de Minister zich inzet voor een goede positie van startups. In hoeverre sluit het Europees beleid omtrent startups aan bij het Nederlandse beleid op dit thema? Zijn er veel overeenkomsten of is het Nederlandse beleid ten aanzien van kansen voor startups significant anders dan het Europese beleid?

Op 22 november 2016 heeft de Europese Commissie de mededeling «De toekomstige leiders van Europa: het starters- en opschalingsinitiatief» (COM(2016)733) uitgebracht. Het hierin beschreven EU-beleid, deels bestaand deels voorgenomen, is in lijn met het Nederlandse beleid met uitzondering van de voorgenomen voorstellen voor een gemeenschappelijke (geconsolideerde) heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCTB en CCCTB) Hier plaatst het kabinet serieuze kanttekeningen Hiervoor verwijs ik naar het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2267).

Het Nederlandse beleid gericht op het versterken van het startup ecosysteem en daarmee kansen voor startups is, evenals dat van een aantal andere lidstaten, wel vooruitstrevender dan het EU-beleid, onder andere met het Startup Visum, de Startupbox en het programma StartupDelta. Het Nederlandse beleid richt zich op het versterken van het startup ecosysteem door in te zetten op het verbinden en versterken van netwerken, verbeteren van de toegang tot markten, talent, kennis en kapitaal en het internationaal profileren van het Nederlandse startup ecosysteem als «one single en connected hub» (Kamerstuk 31 311, nr. 104).

De leden van de VVD-fractie willen graag weten welke precieze rol de Minister ziet voor plannen omtrent de investeringsinstelling InvestNL in het creëren van een goede positie voor startups. Aangezien de Kamer de plannen voor de oprichting van InvestNL nog niet onder ogen heeft gehad, kan dit onnodige problemen of valse hoop geven voor startups die gebruik willen maken van innovatiekredieten.

Op 10 februari heeft het kabinet de plannen voor Invest-NL gepresenteerd aan de Kamer (Kamerstuk 28 165, nr. 266). Er is aangegeven dat de financiering van startups een belangrijk onderdeel is van de activiteiten van Invest-NL. Invest-NL zal de uitvoering op zich nemen van de financieringsinstrumenten waaronder het Innovatiekrediet en de SEED Capital-regeling. Invest-NL kan daarnaast op basis van een bedrijfsmatige beoordeling van business cases een belang nemen in (fondsen die investeren in) startups om daarmee ook het aantrekken van privaat vermogen mogelijk te maken. Invest-NL tracht op die manier de toegang tot financiering voor startups te vergroten en de positie van startups te versterken.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van het vragen van aandacht voor het gezamenlijk inzetten op het ontwikkelen en aantrekken van talent (zowel op het gebied van ondernemerschap als digitale vaardigheden), de voltooiing van de kapitaalmarktunie en het stimuleren van samenwerking tussen innovatieclusters. Hoe gaat de Minister precies uitvoering geven aan de samenwerking binnen de Europese interne markt op deze aandachtspunten? Zijn de verschillende landen binnen de Europese interne markt goed genoeg op elkaar aangesloten om vruchtbare samenwerkingen tot stand te brengen?

Op 1 december 2016 hebben de EU-lidstaten een gezamenlijke visie aangeboden aan de Eurocommissaris voor Digitale Economie en Samenleving1. Deze is zowel gericht op het vergroten van het aantal professionals als op het verbeteren van de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt en het verbeteren van de digitale vaardigheden van de beroepsbevolking als geheel. Er zijn verschillende Europese fondsen die voor deze doeleinden ingezet kunnen worden, zoals het Europees Sociaal Fonds (ESF) en Erasmus+. Daarnaast wisselen lidstaten best practices met elkaar uit. Hoewel de situatie per lidstaat verschilt, wordt volop ingezet op het delen van expertise en het ontwikkelen en aantrekken van (digitaal) talent voor de EU als geheel. Ook op het gebied van ondernemerschapsvaardigheden worden in internationaal verband stappen gezet, bijvoorbeeld het project HEInnovate van de OESO en de Europese Commissie gericht op het hoger onderwijs.

Om interessant te zijn voor talentvolle ondernemers heeft een aantal EU lidstaten, waaronder Nederland, een nationaal startup-visum voor startup-founders van buiten de EU. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap in 2016 heeft Nederland het idee voor een EU-breed startup-visum gelanceerd (Kamerstuk 21 501-30, nr. 378). Met een dergelijk visum kan de hele Europese Unie zich profileren als startup-ecosysteem, en door verbeterde intra-EU mobiliteit kan een startup eenvoudiger de gehele EU-markt betreden. Op dit moment onderzoekt de Europese Commissie de mogelijkheden voor een EU-breed startup-visum.

De ontwikkeling en verdere specialisatie van innovatieclusters wordt financieel primair ondersteund via grensoverschrijdende programma’s die gefinancierd worden uit zowel Europese als lidstaatmiddelen, zoals de INTERREG-programma’s. Meer internationale regionale samenwerkingsmogelijkheden bieden regio’s de kans om de beste samenwerkingspartner binnen alle EU-lidstaten te vinden. De regionale innovatiestrategieën voor slimme specialisatie (RIS3) zoals die nu gehanteerd worden in met EU-middelen gefinancierde landsdelige programma’s, bieden daarvoor een goede basis. Daarnaast heb ik in 2015 samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het actieteam grensoverschrijdende economie en arbeid ingesteld. Dit actieteam zorgt voor een impuls in de economische samenwerking met Duitsland en België (Kamerstuk 32 851, nr. 29).

In eerdere reacties heeft het kabinet aangegeven de uitgangspunten en de prioriteiten van de Europese Commissie in het actieplan kapitaalmarktunie van september 2015 te onderschrijven en het nut te zien van de verdere ontwikkeling en integratie van de kapitaalmarkten tot een kapitaalmarktunie. Voltooiing van de kapitaalmarktunie moet leiden tot een verdere versterking, verdieping en verbreding van de financieringsmogelijkheden voor de reële economie. In haar analyse geeft de Commissie aan dat er in de EU momenteel nog sprake is van fragmentatie van markten voor financiering. Bedrijven zijn in sterke mate afhankelijk van bancaire financiering. Ook is er vraag naar versterking van de mogelijkheden voor financiering. Daarom is het voor de groei en werkgelegenheid in de EU van belang dat de Europese kapitaalmarkt verder wordt ontwikkeld. Nederland deelt de analyse van de Europese Commissie en is voorstander van het verbeteren en verbreden van de financieringsmogelijkheden in de Europese Unie (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1202; Kamerstuk 22 112, nr. 1950; Kamerstuk 22 112, nr. 1964; Kamerstuk 22 112, nr. 1965; Kamerstuk 22 112, nr. 2021 en Kamerstuk 22 112, nr. 2220).

De Europese Commissie zal later dit jaar een mid-term review van het actieplan kapitaalmarktunie uitbrengen, waarbij zij nader in zal gaan op de bereikte resultaten en eventueel aanvullende acties zal presenteren. Vorige maand heeft de Minister van Financiën gereageerd, mede namens de Autoriteit Financiële Markten, De Nederlandsche Bank en mijzelf, op de consultatie voorafgaand aan deze mid-term review van het actieplan kapitaalmarktunie (Kamerstuk 22 112, nr. 2331).

De leden van de VVD-fractie zien de noodzaak de uitvoering van fiscale maatregelen voor startups te vergemakkelijken. De Minister geeft aan dat Nederland aandacht zal vragen voor wijziging van de de-minimisverordening met als doel om uitvoering van fiscale maatregelen voor startups te vergemakkelijken. Hoe groot acht de Minister de kans van slagen hiervoor?

In het kader van de uitbreiding van de Algemene groepsvrijstellingsverordening met de categorieën havens- en luchthavens heeft Nederland reeds aan de Europese Commissie gevraagd om de steuncategorie voor startups uit te breiden met mogelijkheden voor fiscale steun aan startups via uitbreiding van artikel 22 van deze vrijstellingsverordening. De Europese Commissie heeft de uitbreiding van de Algemene groepsvrijstellingsverordening met de categorieën havens- en luchthavens nog niet gepubliceerd. Mocht fiscale steun aan startups geen plek krijgen in deze uitbreiding, dan zal Nederland gedurende de onderhandelingen aandacht vragen voor mogelijkheden voor fiscale steun aan startups via deze vrijstellingsverordening of via een ander steunkader dat hiervoor in aanmerking komt. Als dit lukt, dan kunnen de administratieve lasten voor startups en de uitvoeringskosten worden verlaagd.

Het precieze krachtenveld is niet helder, maar over het algemeen geldt dat veel lidstaten de Nederlandse inzet voor het stimuleren van startups steunen.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van het makkelijker aantrekken van financiering voor het midden- en kleinbedrijf (mkb). In hoeverre komt het Nederlandse standpunt overeen met andere Europese landen en de Europese Commissie? Hoe zullen beslissingen genomen worden met betrekking tot de balans tussen en het belang van het vergemakkelijken van het aantrekken van financiering door het mkb en een adequate beleggersbescherming?

Het verbeteren van de financieringsmogelijkheden voor het mkb op de kapitaalmarkt is voor zowel lidstaten als de Europese Commissie een beleidsspeerpunt. Vanuit de Europese Commissie wordt hier vanuit de kapitaalmarktunie aan gewerkt. Adequate beleggersbescherming is randvoorwaardelijk voor het goed functioneren van de markt voor mkb-financiering. Over onder meer de mate van beleggersbescherming heeft de Minister van Financiën recent de internetconsultatie bescherming zzp-ers en mkb-ers bij financiële diensten en producten gehouden. Binnenkort wordt de reactie van de Minister hierop aan uw Kamer gestuurd.

De leden van de VVD-fractie wijzen op het belang van (alternatieve) financiering van startups en FinTech. Deze leden vragen hoeveel gebruik er wordt gemaakt van het financiële instrument InnovFin door de Nederlandse FinTech-bedrijven. Wat zijn de redenen waarom ze er eventueel niet gebruik van maken? Wat doet de Minister om de bekendheid van het financiële instrument InnovFin te vergroten in de Nederlandse FinTech-sector?

De InnovFin financiële instrumenten worden vooral gebruikt door financiële intermediairs zoals durfkapitaalfondsen en business angels. De gebruikers van de InnovFin-instrumenten zijn weergegeven op de website van het Europees Investeringsfonds (EIF).2 In Nederland maakt bijvoorbeeld het venture capitalfonds SET-ventures gebruik van InnovFin Equity. Tijdens het voorzitterschap zijn in een speciale bijeenkomst InnovFin-instrumenten onder de aandacht gebracht van de financiële partijen en FinTech-partijen. Op dit moment brengen de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en het Nederlands Investerings Agentschap (NIA) de InnovFin-instrumenten actief onder de aandacht.

Volgens de leden van de VVD-fractie moeten alternatieve financieringsvormen, zoals crowdfunding, dezelfde mogelijkheden qua garantieregeling hebben als bancaire financiering. In hoeverre is dit nu het geval? In de praktijk blijkt dat het gebruik van de BMKB-regeling moeilijk is voor bijvoorbeeld crowdfunding. Welke knelpunten zijn er en welke oplossingen zijn daarvoor mogelijk?

In het regeerakkoord is opgenomen dat het kabinet nieuwe alternatieve financieringsvormen, zoals kredietunies, crowdfunding, en mkb-obligaties, onder meer steunt door de inzet van bestaande instrumenten. In 2012 is daarom gestart met een pilot om de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) ook open te stellen voor andere financiers dan banken. Deze pilot loopt tot juli 2017. Indien uit de pilot blijkt, dat de openstelling geen extra risico’s voor de Staat met zich meebrengt en effectief is, kan gekozen worden om de openstelling – al dan niet in gewijzigde vorm – te handhaven. Momenteel zijn vier niet-bancaire partijen toegelaten tot de BMKB, te weten Qredits, Triodos Cultuurfonds, Triodos Groenfonds en de Europese Horeca Financieringsmaatschappij. Van deze partijen heeft tot op heden alleen Qredits sinds begin dit jaar daadwerkelijk de BMKB gebruikt om krediet aan het mkb te verstrekken. Voorts ben ik in contact met diverse andere niet-bancaire aanbieders over toetreding tot de BMKB, waaronder crowdfundingpartijen en kredietunies. Voor kredietunies geldt dat zij kort geleden een wettelijke basis hebben gekregen door de Wet Toezicht Kredietunies die sinds 1 januari 2016 van kracht is. De kredietverlening moet om deze reden nog groeien. De verwachting is dat verschillende kredietunies binnenkort een aanvraag tot toetreding tot de BMKB zullen indienen. De BMKB is voor crowdfunding minder geëigend, omdat crowdfundingpartijen zelf doorgaans geen financieringsrisico op zich nemen maar bemiddelen in krediet. Momenteel laat ik of de pilot evalueren. De resultaten zullen worden meegenomen in mijn besluit over het al dan niet handhaven van de openstelling BMKB voor niet-bancaire aanbieders. Tot slot wordt de Groeifaciliteit als garantieregeling reeds gebruikt door niet-bancaire financiers zoals participatiemaatschappijen.

De leden van de VVD-fractie vragen wat de stand van zaken is van de wijziging van de Europese prospectusrichtlijn. Wanneer kan de eerdere toezegging van de Minister van Financiën eindelijk worden uitgevoerd om de vrijstellingsgrens van de prospectusplicht te verhogen van 2,5 naar 5 miljoen euro? Dit is namelijk in Nederland zelf al mogelijk op basis van de huidige Europese prospectusrichtlijn. Dit is belangrijk voor meer mkb-aandelen en -obligaties.

In het algemeen overleg Kapitaalmarktunie van de vaste commissie voor Financiën van 4 februari 2016 (Kamerstuk 22 112, nr. 2100) heeft de Minister van Financiën toegezegd de verhoging van de drempel onder gelijktijdige invoering van een meldplicht en minimum informatievereisten te laten plaatsvinden vooruitlopend op de invoering van de nieuwe Prospectusverordening. De bepalingen in de Prospectusverordening die zien op de vrijstellingsdrempel zullen naar verwachting in de zomer van 2018 inwerkingtreden. De inwerkingtreding van de Nederlandse regeling waarin de vrijstelling wordt geregeld, zal ruim voor dat moment plaatsvinden, naar verwachting in de tweede helft van 2017. Op dit moment worden in samenwerking met de AFM de meldplicht en de minimum informatievereisten ontwikkeld.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie lezen dat de informele Raad bestaat uit een informele gedachtewisseling over het startup- en scale-upbeleid. Wat zou Nederland kunnen leren van het scale-upbeleid van andere lidstaten? Is dat uit eerdere gedachtewisselingen al naar voren gekomen? Wat zijn op dit moment de instrumenten van de Nederlandse regering om scale-ups te stimuleren?

De Europese Commissie en de individuele lidstaten hebben veel aandacht voor het startup en scale-up beleid. In verschillende gremia worden de initiatieven van lidstaten besproken en best practices uitgewisseld. Zo was het onderwerp geagendeerd voor de High Level Group van 10 november 2016 (delegates portal 4579/16) en de Raad voor Concurrentievermogen van 20 februari 2017 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 393) en staat het regelmatig op de agenda van het SME Envoy Network. Het SME Envoy Network is een Europees netwerk, onder voorzitterschap van Eurocommissaris Elżbieta Bieńkowska, waarin alle lidstaten vertegenwoordigd zijn. Begin 2017 heeft het SME Envoy Network het European SME-Action Programme opgesteld, met een overzicht van scale-up beleid in verschillende Europese lidstaten. Dit stimuleert het leren van elkaar. Nederland leert onder andere van andere landen op het gebied van financiering en groei en marktbereik van startups en scale-ups.

Het kabinet zet meerdere instrumenten in om scale-ups te stimuleren. Het kabinet zet zich via Startup Delta, Dutch Venture Initiative (DVI), COrporates & STArtups (COSTA), NLGroeit en Ideas from Europe in voor scale-ups. Het DVI financiert de doorgroei van startups naar scale-ups. De toegang tot kapitaal voor scale-ups is verder verbeterd door DVI 2 (Kamerstuk 32 637, nr. 166). Daarnaast wordt via COSTA ingezet op samenwerking tussen corporates en startups, door middel van NLgroeit wordt ingezet op het verbeteren van vaardigheden voor groei en via onder andere Ideas from Europe wordt ingezet op het internationaal opschalen van bedrijven. In de kamerbrief van mei 2016 is ook aangekondigd dat Startup Delta meer aandacht zal hebben voor scale-ups (Kamerstuk 32 637, nr. 241).

Deze leden van de CDA-fractielezen dat de heer Guant Muent tijdens deze werksessie een casestudy zal presenteren, waarin wordt uitgelegd hoe een scale-up onderneming kan profiteren van het financiële instrument InnovFin. Op welke manier worden Nederlandse scale-ups op de hoogte gebracht de mogelijkheden die het instrument InnovFin kan bieden? Zij lezen verder dat Nederland de aandacht voor het mkb binnen InnovFin toejuicht. Zou deze aandacht voor het mkb binnen InnovFin kunnen worden uitgebreid? Zo ja, op welke manier?

RVO en NIA informeren scale-ups en financiers over de mogelijkheden die de InnovFin-instrumenten te bieden hebben. Vorig jaar heeft Nederland in het kader van het EU-voorzitterschap een bijeenkomst georganiseerd om deze partijen meer op de hoogte te brengen van de beschikbare instrumenten. Ook bij de opzet van Invest-NL wordt gekeken op welke wijze ondernemers en financiers zo goed mogelijk kunnen worden geïnformeerd over nationale en EU-instrumenten, waaronder InnovFin.

De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat de Europese Commissie maximaal 400 miljoen euro wil investeren in een of meerdere nieuw op te richten pan-Europese durfkapitaalfondsen. Deze leden stellen vast dat de middelen hiervoor gevonden zijn door herschikkingen op de begroting (200 miljoen euro uit het InnovFin Equity scheme van Horizon 2020, 100 miljoen euro uit EFSI en 100 miljoen euro uit COSME). Kan de Minister aangeven wat concreet de gevolgen zijn van deze herschikkingen? Waar waren deze middelen in eerste instantie voor bedoeld?

Doelstelling van de Europese Commissie met pan-Europese durfkapitaalfondsen is om meer privaat uitgevoerde fondsen in de EU te realiseren. De middelen die zijn herschikt waren gericht op datzelfde doel, zijnde het vergroten van het aanbod van risicokapitaal voor startups en scale-ups door cofinanciering te verstrekken aan private durfkapitaalfondsen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland tijdens de Raad voor Concurrentievermogen op 20 februari 2017 aandacht heeft gevraagd voor het verhogen van de drempelwaarde voor publiekrechtelijke aanbestedingen binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) om zo administratieve lasten te verminderen. Worden hier concrete stappen op gezet? Zo ja, welke? Kan de Minister een laatste stand van zaken geven over de Nederlandse poging om de verhoging van de Europese aanbestedingsdrempels Europees te agenderen (zie de motie Agnes Mulder c.s, Kamerstuk 34 329, nr. 14), zodat tijdig een lobby ontstaat om voldoende steun in de Europese Unie te vinden om tijdens de onderhandeling over de Government Procurement Agreement (GPA) een positief resultaat te behalen?

De herziene Government Procurement Agreement (GPA) is op 6 juli 2014 van kracht geworden. Zoals reeds bij de behandeling van de motie Agnes Mulder c.s. (Kamerstuk 34 329, nr. 14) is aangegeven, zijn er op dit moment geen lopende onderhandelingen, deze worden ook niet voorzien in de nabije toekomst. Bij de gesprekken over het EU-standpunt bij de laatste herziening heeft Nederland tevergeefs gepleit om in te zetten op een verhoging van de drempel. Op 20 februari jl. is ter uitvoering van de motie Agnes Mulder c.s. de wens naar een hogere drempel geuit op de Raad voor Concurrentievermogen. Zoals ik reeds aan uw Kamer heb medegedeeld bij de beantwoording van vragen naar aanleiding van de nieuwe werkwijze met betrekking tot de Gids proportionaliteit (Kamerstuk 32 440, nr. 99), leeft dit onderwerp niet in EU-verband. Wanneer er weer wordt gesproken over de herziening van de GPA, zal door Nederland opnieuw worden ingezet op verhoging van de drempel. Het is ook het meest effectief om dan een lobby te starten en niet nu er nog geen sprake is van herziening.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie erkennen dat Nederland reeds vooruitstrevend beleid voert wat betreft het stimuleren van startups. Tegelijkertijd zien deze leden ruimte voor verbetering. De afgelopen jaren hebben zij bijvoorbeeld gepleit voor een fiscale regeling gebaseerd op een regeling in het Verenigd Koninkrijk, de zogeheten SEIS-regeling. Kan de Minister in het verslag van de bijeenkomst enkele voorbeelden van succesvol startupbeleid uit andere lidstaten uiteenzetten? Kan de Minister voorts aangeven in welke lidstaten de markt voor durfkapitaal het beste is ontwikkeld en wat daarvoor succesfactoren zijn? Welke wijzigingen van de de-minimusverordening stelt de Minister concreet voor?

Uw Kamer zal in het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 5 en 6 april 2017 worden geïnformeerd over de voorbeelden van succesvol startupbeleid die genoemd worden door andere lidstaten. In de EU hebben Zweden en het VK een relatief goed ontwikkelde markt voor durfkapitaal. Succesfactoren die hier aan bijdragen zijn onder andere de beschikbaarheid van durfkapitaal en de houding ten opzichte van durfinvesteringen. In een vergelijking van de OESO (Entrepreneurship at a Glance 2016) is te zien dat de markten voor durfkapitaal in Israël en de VS het best ontwikkeld zijn als er gekeken wordt naar het investeringsbedrag in durfkapitaal als percentage van het BNP. In Israël wordt het co-investeringsfonds Yozma als good practice gezien van hoe een overheid de durfkapitaalmarkt zou kunnen stimuleren. Nederland heeft op basis van deze initiatieven een co-investeringsaanpak via de SEED Capital-regeling geïnitieerd. Nederland zal bij de Europese Commissie aandacht vragen voor (meer) mogelijkheden voor fiscale steun aan startups via een staatssteunkader of vrijstellingsverordening dat hiervoor geschikt is.

Naar boven