Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 april 2021
Naar aanleiding van de onlangs aangenomen motie van het lid Paternotte c.s. over een
digitale dienstenbelasting1, heeft uw Kamer gevraagd om een brief van het kabinet waarin het aangeeft hoe het
zich hiervoor Europees gaat inzetten. Hieronder vindt u de gevraagde inzet.
De digitalisering van de economie is een van de wereldwijde uitdagingen op het gebied
van belastingen. Als gevolg van de digitalisering is er een mismatch ontstaan tussen
de waardecreatie en belastingheffing. Het internationaal aanvaarde uitgangspunt in
de winstbelasting is dat winst moet worden belast daar waar waarde wordt gecreëerd.
In de niet-digitale economie wordt de waarde vaak gecreëerd op de plek waar de bedrijven
fysiek zijn gevestigd. De huidige winstbelastingregels zijn ontworpen in de jaren
twintig van de vorige eeuw voor zogenoemde «brick and mortar» bedrijfsmodellen waarbij
fysieke aanwezigheid een belangrijke rol speelde in de waardecreatie.
In de huidige tijd van digitalisering is deze fysieke aanwezigheid minder essentieel
voor bedrijven. Dit heeft ertoe geleid dat de internationale voetafdruk van bedrijven
veranderd is: er zijn minder fysieke bedrijfsmiddelen nodig in verhouding tot de verkopen
of verstrekte diensten.
Om tot oplossingen te komen voor deze uitdagingen lopen momenteel meerdere trajecten
die aan elkaar gekoppeld zijn. Het betreft allereerst de mondiale onderhandelingen
binnen het Inclusive Framework (IF) georganiseerd door de OESO, waaraan op dit moment
139 landen deelnemen. Door het IF wordt gewerkt op basis van twee pijlers. Pijler
1 gaat over een gemeenschappelijke aanpak voor het aanpassen van de regels over belastbare
aanwezigheid en winsttoerekening in de winstbelasting. Pijler 2 ziet op het waarborgen
dat internationaal opererende bedrijven altijd ten minste een minimumniveau aan belasting
betalen. Een positieve ontwikkeling betreft de recente plannen van de VS voor het
internationaal waarborgen van een minimumbelastingniveau voor bedrijven. Deze plannen
zijn een forse stap in de goede richting en vergroten de kans op het bereiken van
het doel om medio 2021 tot overeenstemming binnen het IF van de OESO te komen. Nederland
ondersteunt dit doel en werkt actief mee aan de uitwerking hiervan. Op basis van de
uitkomst binnen het IF van de OESO zal de Europese Commissie met een richtlijnvoorstel
komen om deze mondiale oplossingen te implementeren in de nationale wetgeving van
lidstaten. Op deze manier wordt er een gelijk speelveld gecreëerd binnen de EU over
de precieze toepassing en wordt er verzekerd dat de implementatie voldoet aan het
EU recht in den brede (zoals de EU verdragsvrijheden).
Daarnaast heeft de Europese Commissie aangekondigd om voor de zomer een nieuw voorstel
te publiceren over een digitale dienstenbelasting. In 2017 had de Commissie al een
soortgelijk voorstel over een digitale dienstenbelasting gepubliceerd. Nederland heeft
zich destijds constructief opgesteld in de onderhandelingen. Echter, tijdens de Ecofin
Raad van 12 maart 2019 hebben de lidstaten besloten om dit voorstel voorlopig uit
te stellen in afwachting van de uitkomst van de OESO discussie over digitaliserende
economie.
Zoals al eerder aangegeven, steunt het kabinet de diverse initiatieven om tot oplossingen
te komen voor de uitdagingen op belastinggebied van de digitaliserende economie. De
Europese vormgeving van deze initiatieven (zowel op het gebied van de digitaliserende
economie als de digitale dienstenbelasting) zal rond de zomer worden gepubliceerd.
Na publicatie zal het kabinet zoals gebruikelijk de Tweede Kamer over de inzet op
de hoogte stellen op basis van een Beoordeling Nieuw Commissie voorstel (BNC-fiche).
Het BNC-fiche met daarin de appreciatie van het kabinet over het voorstel zal vervolgens
in de Tweede Kamer besproken worden, ten behoeve van de onderhandelingen in Brussel.
Het kabinet zal deze door de Europese Commissie gepresenteerde voorstellen met een
positieve grondhouding beoordelen met het oog op een spoedig resultaat.
De Staatssecretaris van Financiën,
J.A. Vijlbrief