21 501-20 Europese Raad

Nr. 1162 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 oktober 2016

In overeenstemming met de motie met Kamerstuk 34 550, nr. 13 van het lid Pechtold c.s. over de Associatieovereenkomst met Oekraïne informeert het kabinet uw Kamer in deze brief nader over zijn antwoord op de uitkomst van het referendum.

Direct na het raadgevend referendum heeft het kabinet gesteld dat Nederland niet zonder meer tot ratificatie kan overgaan. Enkel een juridisch bindende oplossing die recht doet aan de nee-stem kan ratificatie door Nederland mogelijk maken. Die oplossing vinden was en blijft het doel van het kabinet. Dit proces kost tijd, meer dan velen in Nederland wenselijk vinden. Het kabinet realiseert zich dat daarmee veel gevraagd wordt van iedereen, ook in de Staten-Generaal, die al op definitieve duidelijkheid in dit stadium gehoopt had. Het kabinet begrijpt heel goed dat menigeen dit een moeizaam proces vindt. Dit leidt tot een algemeen gevoel van ongenoegen dat zo spoedig mogelijk moet worden weggenomen.

Tijdens de Europese Raad van 20 en 21 oktober 2016 heeft de Minister-President opnieuw de opvolging van de uitslag van het raadgevend referendum over de (goedkeuringswet van de) Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten enerzijds, en Oekraïne anderzijds, met de leden van de Europese Raad besproken. Hij heeft de inspanningen van het kabinet geschetst die zijn gericht op het tot stand brengen van een juridisch bindende oplossing die recht doet aan de uitslag van het referendum en aanvaardbaar is voor het Nederlandse parlement en de 27 andere Lidstaten van de Europese Unie die de Associatieovereenkomst hebben geratificeerd. Hij heeft opnieuw te kennen gegeven dat, gezien de uitslag van het referendum, de ratificatie door Nederland van de Associatieovereenkomst met Oekraïne niet zonder meer doorgang kon vinden. Hij heeft daarbij duidelijk gemaakt dat het kabinet zich bewust is van het feit dat de Associatieovereenkomst een internationaal verdrag betreft, waardoor een negatief Nederlands besluit over ratificatie rechtstreeks gevolgen zou hebben voor de Europese Unie en de Lidstaten, en voor Oekraïne. Bovendien heeft hij bevestigd dat het kabinet zich er ten volle rekenschap van geeft dat een dergelijk negatief besluit tot geopolitieke repercussies zou kunnen leiden.

Het kabinet is van mening dat de meest geschikte vorm voor de gezochte juridisch bindende oplossing een besluit is van de staats- en regeringsleiders, in het kader van de Europese Raad bijeen. Dit besluit dient tegemoet te komen aan de voornaamste zorgen zoals naar voren gekomen in het referendumdebat. Het is uiteraard lastig het maatschappelijk debat precies te analyseren, maar de hierna te noemen punten waren in het debat rond het referendum en daarna dominant. Het besluit dient vast te leggen dat de Associatieovereenkomst geen opstap is naar of recht geeft op lidmaatschap van de Europese Unie. Het besluit dient tevens duidelijk te maken dat er geen sprake is van een collectieve veiligheidsgarantie voor Oekraïne en dat de Associatieovereenkomst de Lidstaten geen verplichting tot militaire samenwerking oplegt. Eveneens moet worden geëxpliciteerd dat er geen recht wordt verleend aan Oekraïense werknemers op toegang tot de EU arbeidsmarkt, en evenmin dat de Associatieovereenkomst een verplichting inhoudt tot financiële steun aan Oekraïne. In dat besluit zou voorts worden vastgelegd dat versterking van de rechtsstaat en in het bijzonder corruptiebestrijding een centraal onderdeel zijn van de Associatieovereenkomst.

Het kabinet is doordrongen van de mogelijke en verwachtbare negatieve gevolgen van een Nederlandse non-ratificatie. Onze nationale nee-stem kan niet los worden gezien van de internationale realiteit.

Dit betreft in het bijzonder de gevolgen voor de stabiliteit aan de Europese oostgrens en de relatie met Rusland. Waar de EU via dit associatieakkoord en andere associatieakkoorden stabiliteit en welvaart in de regio wil bevorderen, heeft Rusland de Associatieovereenkomst altijd gedwarsboomd. Rusland heeft de Krim geannexeerd. Nederlandse non-ratificatie zou Moskou in de kaart spelen en in Russische ogen een verdeelde EU laten zien die niet in staat is effectief invloed in de nabuurschapsregio uit te oefenen en de relatie met de buurlanden vorm te geven. Juist onze eensgezindheid is het beste antwoord op het Russische buitenlandse beleid dat leidt tot destabilisering aan Europa’s grenzen. Onze opvattingen hebben meer gewicht als we als Europa één front vormen, ook waar het de rol van Rusland in Syrië betreft.

Daarnaast zijn er de gevolgen voor Oekraïne. De associatieovereenkomst beoogt Oekraïne te ondersteunen in het streven naar een stabiele democratie. Het risico van instabiliteit in Oekraïne wordt vergroot door het niet in werking treden van de associatieovereenkomst. Dit vergroot op zijn beurt de kans op Russische beïnvloeding in Oekraïne.

Tenslotte zal non-ratificatie negatieve gevolgen hebben voor de capaciteit van de EU een effectieve speler op het mondiale speelveld te zijn die welvaart en stabiliteit bevordert, in het bijzonder aan de Europese buitengrenzen.

Gelet op deze internationale context ziet het kabinet het als een nationaal belang het maximale te doen om een oplossing te zoeken die recht doet aan zowel de uitkomst van het referendum als aan het belang van de Associatieovereenkomst.

Bovenstaande zorgen zijn ook aan de orde gekomen in de vele gesprekken die de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken in de periode sinds het referendum voerden met de Europese partners en Oekraïne. Europese partners spraken in die gesprekken steun uit voor het toewerken naar een juridisch bindende oplossing langs de bovengeschetste lijnen. Hoewel geen formele toezeggingen zijn gedaan is het de verwachting van het kabinet dat een dergelijke uitkomst realiseerbaar is. Daarmee zou in de ogen van het kabinet recht worden gedaan aan de uitkomst van het referendum.

Tegen de achtergrond van de al eerder in deze brief genoemde geo- en regionaalpolitieke afwegingen heeft het kabinet in het landsbelang besloten in de komende periode voorafgaand aan de Europese Raad van 15 en 16 december internationaal verder te onderhandelen om een juridisch bindende oplossing te vinden. Indien het mogelijk blijkt een dergelijk onderhandelingsresultaat te bereiken, dan zal het kabinet een wetsvoorstel tot regeling van de inwerkingtreding van de goedkeuringswet indienen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

Naar boven