Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 februari 2011
Op verzoek van Uw Kamer informeer ik U door middel van deze brief over de stand van zaken in de discussie rond het brede pakket
maatregelen ter bestrijding van de eurocrisis waarover in de Eurogroep en Ecofin Raad wordt gesproken.
Ik berichtte u in het verslag van de vorige Ecofin Raad (d.d. 21 januari 2011, kamerstuk 21 501-07, nr. 774) over de stand van de discussie tot dan toe. Ook tijdens de meest recente vergaderingen van de Eurogroep en Ecofin Raad,
op 14 en 15 februari, is, conform het eerder met uw Kamer gewisselde, gesproken over een breed pakket maatregelen ter bestrijding
van de eurocrisis. Tijdens deze vergaderingen heeft geen besluitvorming plaatsgevonden over onderdelen van het maatregelenpakket,
ook niet over het op te richten permanente mechanisme ESM (European Stability Mechanism).
Zoals ik altijd heb benadrukt, is het in de discussie over dit brede pakket van belang om het totaalplaatje voor ogen te houden.
Het pakket maatregelen heeft alleen waarde als er afdoende voortgang is geboekt op alle relevante terreinen. De lidstaten
moeten stappen vooruit zetten op het terrein van economische en budgettaire coördinatie om crises te voorkomen. In aanvulling
daarop zullen de lidstaten ook het instrumentarium om crises op een ordentelijke manier op te lossen, verbeteren. Beide elementen
zijn essentieel om de financiële stabiliteit in het eurogebied te waarborgen.
De Nederlandse inzet is dan ook vanaf het begin helder geweest: als voorwaarde om te spreken over het verbeteren van het crisisinstrumentarium
eisen wij ook betekenisvolle stappen om de economische en budgettaire coördinatie te verbeteren. Nederland heeft daarbij bijvoorbeeld
ingezet op een bindende Europese richtlijn met minimumeisen voor nationale budgettaire raamwerken. Dit zorgt voor een meer
rules based en onafhankelijker begrotingsproces en betere budgettaire uitkomsten. Nederland heeft ook ingezet op een ambitieuze
benchmark voor schuldafname. Dit zal ertoe leiden dat landen met hoge schulden meer moeten doen om deze schulden stelselmatig
af te bouwen. Als zij dat niet doen, kunnen zij in de buitensporigtekortprocedure terecht komen. Niet alle lidstaten zitten
op de strenge Nederlandse lijn. Ik blijf mij hier daarom tijdens elke Eurogroep voor inzetten.
Dergelijke maatregelen aan de preventieve kant zijn nodig om de kans dat er gebruik gemaakt moet worden van de steunfaciliteiten
te minimaliseren. Tegelijkertijd kun je nooit geheel uitsluiten dat een crisis zich toch zal voordoen. Daarom zal er in maart,
conform het met uw Kamer gewisselde, gesproken worden over het herstel van de effectieve capaciteit van het EFSF tot het in
mei 2010 afgesproken bedrag. Daarnaast is door de Europese Raad bepaald dat een permanent crisis resolutiemechanisme (ESM)
opgericht zal worden als opvolger van het EFSF. Door de Eurogroep is gesproken over verschillende elementen van dit mechanisme.
De Europese Raad heeft immers bepaald dat de Eurogroep uiterlijk in maart meer details over dit mechanisme moet presenteren.
De Eurogroep heeft onder andere gesproken over de omvang van ESM. Het bedrag van 500 miljard dat daarbij is genoemd, komt
niet geheel uit de lucht vallen. Dat is ook de capaciteit van de huidige Europese noodfaciliteiten, EFSF en ESFM, die ESM
vanaf midden 2013 zal vervangen. Over de verschillende elementen van ESM wordt nog gesproken door de lidstaten volgens het
principe «nothing is agreed untill everything is agreed». Het is dus niet zo dat op dit onderdeel van het brede maatregelenpakket
een besluit is genomen. Dat zal ook niet gebeuren zonder betrokkenheid van de Kamer.
Voor Nederland is overeenstemming op het terrein van crisis preventie, via betere economische en budgettaire coördinatie,
essentieel om in te kunnen stemmen met het totaalpakket, waar ook ESM deel van uitmaakt. Ik ben mij terdege bewust van het
budgetrecht van de Kamer. Voordat ik namens Nederland in zal stemmen met zaken die hieraan raken, zoals het vaststellen van
een capaciteit van het ESM of het eventueel verstrekken van Nederlandse «overgaranties» in het kader van EFSF, zal ik de Kamer
consulteren en me vergewissen van voldoende parlementaire steun. Als dat onverhoopt niet mogelijk is, zal ik een parlementair
voorbehoud maken. Ik verwacht dat er tijdens de Europese Raad van 24–25 maart overeenstemming wordt bereikt over het totale
pakket aan maatregelen.
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
De minister van Financiën,
J. C. de Jager