Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 21501-07 nr. 1596 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 21501-07 nr. 1596 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 april 2019
Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en informele Ecofinraad van 5 en 6 april 2019 te Boekarest. Daarbij zijn ook de Presidency Issues Notes toegevoegd die voorlagen bij de discussies in de informele Ecofinraad1. Ook is een bijlage toegevoegd met de stand van zaken van voorstellen gerelateerd aan de kapitaalmarktunie2.
Tevens treft u bijgevoegd het kwartaaloverzicht van lopende EU-wetgevingsonderhandelingen op het terrein van het Ministerie van Financiën, conform de afspraken omtrent EU-informatievoorziening3.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
Eurogroep
Reguliere samenstelling
Bezoek Commissie Economische en Monetaire Zaken van het Europees Parlement
In de Eurogroep is een bespreking geweest met Roberto Gualtieri, de voorzitter van de Commissie Economische en Monetaire Zaken (ECON) van het Europees Parlement (EP). Deze parlementaire commissie houdt zich onder meer bezig met het economisch en monetair beleid van de Unie, vrij verkeer van kapitaal, mededinging en belastingen. De discussie ging met name over de toekomst van de Economische en Monetaire Unie (EMU) en verschillende lidstaten gaven aan dat gezien de teruglopende economische groei het vooral relevant is dat investeringen op peil blijven. De heer Gualtieri gaf aan dat hervorming van EMU van belang is om duurzame groei te bestendigen en dat hij in dat kader ook de noodzaak ziet voor de oprichting van een budgettair eurozone-instrument.
Bankenunie – presentatie ECB en SRB
Op grond van een memorandum van overeenstemming (MoU) tussen de Raad en Europese Centrale Bank (ECB) neemt de voorzitter van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme4 (Single Supervisory Mechanism; SSM) twee keer per jaar deel aan de vergadering van de Eurogroep. Dat was deze keer voor het eerst Andrea Enria, die sinds begin 2019 de nieuwe voorzitter is van het SSM. Tijdens de Eurogroep van november 2016 is afgesproken dat ook de voorzitter van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad5 (Single Resolution Board; SRB), Elke König, elk half jaar een toelichting geeft over de werkzaamheden van de SRB.
De heer Enria sprak in de Eurogroep over ontwikkelingen in de Europese bankensector. Hij gaf aan dat sinds de oprichting van het SSM in 2014 de kapitaalratio’s van Europese banken zijn gestegen. Ook dalen over het algemeen de niet-presterende leningen (non performing loans; NPLs), maar blijft de aanpak van NPLs van belang. Ook benoemde de heer Enria dat het SSM in het kader van controle op het bankentoezicht werkt aan een overeenstemming over gegevensuitwisseling met de Europese Rekenkamer. Daarnaast gaf hij aan dat het toezicht ten aanzien van anti-witwaspraktijken (anti-money laundering; AML) belangrijk is en dat het SSM daarbij een relevante rol kan spelen. Verder noemde Enria dat het SSM meer onderzoek zal doen naar cyberrisico’s.
Mevrouw König sprak over de werkzaamheden van de SRB en dat ze nauw samenwerken met het SSM wat betreft crisisvoorbereidingen van banken. Zo wordt voor grote banken per bank een resolutieplan opgesteld. Ten aanzien van het vaststellen van de buffereisen die bail-in makkelijker mogelijk maken (Minimum Requirement for own funds and Eligible Liabilities; MREL) gaf zij aan dat banken voortgang maken met het opbouwen van MREL. Daarnaast gaf mevrouw König aan dat de SRB kijkt naar mogelijke verbeterpunten voor liquiditeit in resolutie. Verder noemde ze dat de SRB betrokken is bij de uitwerking van de gemeenschappelijke achtervang (common backstop) van het gemeenschappelijke afwikkelingsfonds (Single Resolution Fund; SRF).
Nederland hecht aan transparante publieke externe controle van het bankentoezicht. Dit draagt op termijn bij aan de effectiviteit van het toezicht en het democratisch draagvlak voor Europees toezicht. Er is gebleken dat de Europese Rekenkamer in het kader van controle op het bankentoezicht wordt beperkt in haar toegang tot informatie. Sinds 2017 zijn de ECB en de Europese Rekenkamer daarom met elkaar in gesprek om overeenstemming te vinden over gegevensuitwisseling en dit wordt door de Europese Commissie gesteund.6 Ook Nederland is voorstander van een overeenkomst (Memorandum of Understanding, MoU) tussen de ECB en de Europese Rekenkamer. In deze Eurogroep heeft Nederland, zoals aan de Kamer toegezegd7, gevraagd naar de voortgang van de MoU en aangegeven dat Nederland belang hecht aan het spoedig sluiten van een MoU.
Inflatie- en wisselkoersontwikkelingen
In de Eurogroep is gesproken over de recente ontwikkelingen van de wisselkoersen. Deze bespreking in de Eurogroep diende ter voorbereiding van internationale bijeenkomsten, zoals de G7 en de voorjaarsvergadering van het IMF, waar tevens over de wisselkoersontwikkeling van de euro en andere valuta kan worden gesproken. De Europese Commissie heeft een presentatie gegeven waarbij werd aangegeven dat de euro tussen augustus 2008 en januari 2019 nominaal met ongeveer 1,5% is gedeprecieerd. De depreciatie van de euro hangt vooral samen met de aanzienlijke appreciatie van de valuta van enkele opkomende economieën zoals Turkije. Er was weinig discussie in de Eurogroep; enkele lidstaten gaven nog aan dat het nuttig zou kunnen zijn om de invloed van digitalisering op economische ontwikkelingen (en daarmee inflatie- en wisselkoersontwikkelingen) verder te analyseren.
Ontwerpbegroting Luxemburg
De Eurogroep heeft een korte toelichting gekregen op de geactualiseerde ontwerpbegroting van Luxemburg voor het jaar 2019.8 Luxemburg heeft haar begroting geactualiseerd omdat op het moment dat de initiële ontwerpbegroting werd ingediend de nieuwe regering net was geïnstalleerd. De Europese Commissie heeft in haar opinie over deze geactualiseerde ontwerpbegroting vastgesteld dat de begroting van Luxemburg voor 2019 voldoet aan de eisen van het SGP.9 Dit is ook in een statement van de Eurogroep opgenomen.10
Griekenland
De Eurogroep heeft een terugkoppeling ontvangen van de instellingen over de 16 hervormingen die Griekenland nog moest doorvoeren als voorwaarde voor het toepassen van reeds afgesproken schuldmaatregelen (uitkering van een deel van de SMP/ANFA-inkomsten en afschaffing van de renteopslag op een deel van EFSF leningen), zoals vastgelegd in de bijlage van de Eurogroepverklaring van juni 201811.
Hoewel Griekenland begin dit jaar al goede voortgang had gemaakt op het merendeel van de hervormingen, waren na er de Eurogroep van maart jl. nog een aantal openstaande zaken. Daarom kon er op basis van het tweede Enhanced Surveillance (verscherpt toezicht) rapport12 nog geen besluit worden genomen tijdens de Eurogroep van maart over het toepassen van reeds afgesproken schuldmaatregelen.
De instellingen hebben in een update van het Enhanced Surveillance rapport13 geconcludeerd dat Griekenland de noodzakelijke acties heeft genomen om aan al haar hervormingsverplichtingen, die waren vastgesteld voor eind 2018, te voldoen. De Eurogroep heeft deze beoordeling verwelkomd en opgenomen in haar verklaring.14 Griekenland heeft daarnaast herbevestigd dat het door zal gaan met het implementeren van alle noodzakelijke hervormingen die uit het ESM-programma voortkomen. De in het Enhanced Surveillance rapport benoemde risico’s zullen worden gemonitord en de voortgang zal in toekomstige rapporten worden opgenomen. Een volgende discussie over Griekenland zal plaatsvinden na oplevering van het derde Enhanced Surveillance rapport dat komende juni wordt verwacht. Onder voorbehoud van de voltooiing van nationale procedures in sommige lidstaten is de verwachting de Eurogroup Working Group (EWG) en de EFSF Raad van Bewindvoerders formeel zullen instemmen met het overmaken van de SMP/ANFA-inkomsten aan Griekenland en het verlagen van de rente-opslag op delen van de EFSF-lening, ter waarde van in het totaal ongeveer 970 miljoen euro.
Eurogroep (in inclusieve samenstelling15) 11 maart
Verdieping EMU – eurozone-instrument voor convergentie en concurrentievermogen
Op de Eurotop van 14 december jl. zijn regeringsleiders een verklaring overeengekomen aangaande de versterking van de Economische en Monetaire Unie (EMU).16 Daarin hebben regeringsleiders onder andere de Eurogroep gemandateerd om, in de context van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) te werken aan de vormgeving, implementatie en timing van een budgettair instrument voor convergentie en concurrentievermogen voor de eurolanden. Dit instrument zal volgens de verklaring onderdeel uitmaken van de EU-begroting, complementair zijn aan andere instrumenten en onderhevig zijn aan voorwaarden en strategische aansturing vanuit de lidstaten. Het instrument zal tot stand komen op basis van de normale, communautaire wetgevingsprocedure, op basis van het relevante Commissievoorstel, dat indien nodig kan worden aangepast. De omvang van het instrument zal worden bepaald in de context van het MFK. Uiterlijk in juni 2019 zal tot overeenstemming moeten worden gekomen over kenmerken van het instrument.
Tijdens de Eurogroepen van januari en februari jl. hebben eerste gedachtewisselingen onder de lidstaten plaatsgevonden (Kamerstuk 21 501-07, nrs. 1569 en 1579). Hieruit bleek dat de meningen over de vormgeving van het instrument nog aanzienlijk uiteenlopen. Sommige lidstaten gaven aan dat het eurozone-instrument wat hen betreft ook stabilisatiekenmerken kan bevatten. Andere lidstaten, waaronder Nederland, refereerden aan de gemaakte afspraken en benadrukten dat dit niet aan de orde is en dat het instrument zich dient te richten op convergentie en concurrentievermogen. Vervolgens heeft de Eurogroep in maart jl. gesproken over de uitgavenkant van het instrument. Daaruit bleek dat er brede steun is om het instrument in te zetten voor investeringen en hervormingen, in lijn met de prioriteiten en uitdagingen die worden gedefinieerd in het kader van het Europees Semester.
Deze keer is in de Eurogroep van gedachten gewisseld over de governance van dit instrument. Tijdens het Algemeen Overleg (AO) van 3 april jl. heeft het lid Omtzigt verzocht om nadere informatie over de besluitvorming over het instrument, en daarbij in het bijzonder de relatie tussen eurolanden en EU-lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd.
Uit het statement van de Eurotop volgt dat het instrument tot stand zal komen via de gebruikelijke, communautaire wetgevingsprocedure, op basis van het desbetreffende Commissievoorstel dat indien nodig wordt gewijzigd. Er is groeiende consensus dat het Commissievoorstel voor een hervormingsondersteuningsprogramma van 31 mei 2018, en in het bijzonder de reform delivery tool als onderdeel daarvan, kan dienen als basis. Uw Kamer is over dit voorstel en de Nederlandse positie geïnformeerd in een BNC-fiche.17 Dit betreft een verordening op basis van Artikel 175 van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU). De Raad neemt de verordening met gekwalificeerde meerderheid aan en ook het EP moet instemmen. Er wordt bij besluitvorming over de totstandkoming van de verordening in de Raad of het EP geen onderscheid gemaakt tussen eurolanden en EU-lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd. Ook indien het instrument zich uiteindelijk alleen zou richten op eurolanden zullen EU-lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd mee beslissen. Dit is nog een openstaand punt. Overigens is het niet uniek dat een EU-instrument dat tot stand komt op basis van een besluit van alle lidstaten, zich richt op een selectie van lidstaten. Zo is binnen het MFK de zogenoemde «balance of payments facility» in het leven geroepen om EU-landen die niet de euro hebben ingevoerd tegen strikte voorwaarden van steun te voorzien.
Het instrument zal een sterke eurozone-dimensie bevatten, conform de uitkomsten van de Eurotop van december jl. Zo is er brede steun onder lidstaten om de eurozone-aanbevelingen die jaarlijks worden opgesteld in het kader van het Europees Semester, te gebruiken om beleidsprioriteiten te formuleren voor de inzet van het instrument. Ook Nederland heeft zich hiervoor uitgesproken en vindt dat prioritering binnen het instrument met een eurozone-dimensie goed kan plaatsvinden via de eurozone-aanbevelingen. De eurozone-aanbevelingen worden met gekwalificeerde meerderheid aangenomen door de Raad; enkel de landen die de euro hebben ingevoerd stemmen.
Over hoe de besluitvorming ten aanzien van de inzet van het eurozone-instrument in praktische zin geregeld dient te worden bestaat meer discussie. De juridische dienst van de Europese Commissie heeft aangegeven dat besluitvorming in principe binnen het bestaande EU-raamwerk kan passen. Nederland heeft daarbij aangegeven dat de Raad een grote rol dient te krijgen bij besluitvorming over de inzet van het instrument. Verschillende lidstaten zijn voorstander van het opstellen van een intergouvernementele afspraak (IGA) waarin afspraken worden gemaakt over onder meer stemverhouding, de rol van de Eurotop en de deelname van ERM-II landen in vergaderingen. Volgens deze lidstaten is het niet goed mogelijk om het instrument effectief in te zetten zonder daar aparte afspraken over te maken. De noodzaak van een dergelijke intergouvernementele afspraak voor de besluitvorming ten aanzien van de inzet van het instrument is de komende tijd nog onderwerp van discussie. Een aantal landen wil via een IGA ook additionele afdrachten van eurolanden, buiten de reguliere afdrachten aan het MFK, bewerkstelligen. Het kabinet is, zoals eerder richting de Kamer aangegeven, geen voorstander van een nieuw eigen middel voor de financiering van dit instrument en/of extra afdrachten van eurolanden via een IGA.
Tijdens deze Eurogroep is ook gesproken over de voorwaarden waaronder een lidstaat recht heeft op ondersteuning vanuit het instrument. De Europese Commissie pleit ervoor dat lidstaten eerst hervormingen doorvoeren voordat middelen worden toegekend voor de ondersteuning van investeringen, in lijn met haar voorstel voor een reform delivery tool. Dit sluit aan bij de Nederlandse wens en die van enkele andere lidstaten. Er zijn echter ook lidstaten die investeringen die bijdragen aan convergentie en concurrentievermogen willen kunnen financieren zonder dat er sprake is van hervormingen. Bij een instrument onder de EU-begroting zal ook het Commissievoorstel voor een mechanisme om de EU-begroting te beschermen tegen financiële risico’s als gevolg van algemene tekortkomingen van de rechtsstaat, waar Nederland een voorstander van is, van toepassing zijn. Daarnaast wil Nederland dat alleen lidstaten die zich houden aan regels die voortvloeien uit het Europees semester aanspraak kunnen maken op een uitkering uit het instrument. Er bestaan reeds vormen van deze zogenaamde macro-conditionaliteit voor ontvangsten uit structuurfondsen; de Europese Commissie en enkele andere lidstaten willen deze ook van toepassing laten zijn op dit instrument. Sommige andere lidstaten geven aan dat het voldoen aan de regels van het Europees semester niet altijd binnen de invloedsfeer van beleidsmakers ligt en zijn kritisch over deze benadering.
De discussies over een eurozone-instrument zullen de komende maanden, in de aanloop naar de Eurotop van juni, worden voortgezet.
Routekaart om politieke onderhandelingen over EDIS te starten
Op de Eurotop van 14 december jl. is geconcludeerd dat gewerkt gaat worden aan een routekaart om politieke onderhandelingen over een Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS) te starten.18 Daartoe is een hoogambtelijke werkgroep (High Level Working Group; HLWG) opgericht die in juni 2019 aan de Eurogroep moet rapporteren.
De Eurogroep heeft een terugkoppeling gekregen van de voortgang van de HLWG. In de HLWG is vooralsnog alleen gesproken over het functioneren van de bankenunie en verschillende opties om deze verder te vervolmaken. Over de voor Nederland belangrijke goede weging van staatsobligaties op bankbalansen, zijn de meningen van lidstaten verdeeld.
Nederland is voorstander van verdere stappen die leiden tot het doorbreken van de wisselwerking tussen banken en overheden. Het vergroten van de slagkracht van de nationale depositogarantiestelsels, die banken zelf vullen, draagt daaraan bij. Zo kan namelijk voorkomen worden dat nationale overheden moeten bijspringen om tekorten van een nationaal stelsel te dichten. EDIS is daarom een belangrijke pijler binnen de bankenunie en wordt ook wel gezien als het sluitstuk van de bankenunie. Wel is voor Nederland van belang dat voordat daadwerkelijk risicodeling plaatsvindt via een EDIS, een goede weging van staatsobligaties op bankbalansen gerealiseerd is en banken aantoonbaar gezond zijn. Nederland zal daarom in de HLWG in blijven zetten op met name een betere prudentiële behandeling van staatsobligaties op bankbalansen en op een gezondheidstoets (asset quality reviews; AQRs) voordat risico’s worden gedeeld via een EDIS.
Overige punten
Tijdens de Eurogroep is nog kort stilgestaan bij de laatste ontwikkelingen rondom Brexit. Tot slot heeft de Oostenrijkse Minister van Financiën een korte update gegeven over discussies aangaande een Financial Transaction Tax (FTT). De discussie onder de groep lidstaten die deelneemt aan de versterkte samenwerking verliep moeizaam. Recent is door sommige lidstaten binnen de groep van de versterkte samenwerking gepoogd de FTT verder vorm te geven als een heffing op de verkoop van aandelen al dan niet op Europees niveau; ook hierover verlopen de gesprekken echter nog moeizaam.
Informele Ecofinraad
Meerjarig Financieel Kader
De Europese Raad van december 2018 heeft het Roemeense Voorzitterschap opgeroepen om de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) verder te brengen met het oog op een akkoord in de Europese Raad in de herfst van 2019. De kabinetsappreciatie van de Commissievoorstellen vormt het kader voor de Nederlandse inzet.19
De onderhandelingen over het MFK vinden voornamelijk plaats in de Raad Algemene Zaken. Tijdens deze informele Ecofinraad heeft een gedachtewisseling plaatsgevonden over de elementen van het MFK waar de Ministers van Financiën bijzondere interesse of bevoegdheden hebben, zoals het Europees Semester, het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en de financiering van de EU-begroting. Als basis voor de discussie heeft het Roemeense Voorzitterschap een discussiepaper opgesteld (zie toegevoegd bij dit verslag als bijlage 2)20.
Ten aanzien van de koppeling van de EU-begroting met het Europees Semester en het SGP zijn verschillende lidstaten, waaronder Nederland, voorstander van het versterken van de koppeling tussen de EU-begroting en de uitvoering van structurele hervormingen en Nederland pleit hierbij voor zowel het benutten van prikkels als van sancties. Andere lidstaten, met name netto-ontvangers, geven aan dat het huidige MFK en het voorstel van de Europese Commissie voor het nieuwe MFK reeds voldoende prikkels en sancties bevat en dat toevoeging van meer conditionaliteiten ertoe zou kunnen leiden dat het MFK minder flexibel zou kunnen worden om te reageren op veranderende prioriteiten.
Wat betreft de financiering van de EU-begroting heeft de Europese Commissie drie nieuwe grondslagen voorgesteld op basis waarvan lidstaten zouden moeten gaan afdragen: (i) Common Consolidated Corporate Tax Base (CCCTB), (ii) EU Emissions Trading System (ETS) en (iii) niet-gerecycled plasticafval. Verschillende lidstaten zijn positief over deze voorgestelde grondslagen omdat ze kunnen leiden tot lagere nationale afdrachten of aansluiten bij beleidsdoelstellingen. Andere lidstaten zijn kritisch, met name de lidstaten waarbij de invoering van deze grondslagen per saldo tot hogere afdrachten leiden. Nederland heeft aangegeven terughoudend te staan tegenover de introductie van nieuwe eigen middelen en met name geen voorstander te zijn van een CCCTB.
Prioriteiten voor de volgende institutionele cyclus
In de informele Ecofinraad heeft een initiële discussie plaatsgevonden over de wenselijke Ecofinprioriteiten in de komende parlementaire cyclus van vijf jaar, daarbij in acht nemend dat zowel de nieuwe Europese Commissie als het nieuwe Europees Parlement op dit moment nog onbekend zijn. Als basis voor de discussie heeft het Roemeense Voorzitterschap een discussiepaper opgesteld (zie bijlage 3)21. De discussie werd ingeleid door een presentatie van de denktank Bruegel op basis van een paper van hen over inclusieve groei en convergentie binnen de Europese Unie.22
Meerdere lidstaten gaven aan dat de Ecofinraad een belangrijk en volle agenda kent de komende jaren. Allereerst spraken meerdere lidstaten, waaronder Nederland, zich uit voor het voltooien van de bankenunie en verdieping van de kapitaalmarktunie met oog op de versterking van de EMU. Ook heeft Nederland aangegeven dat in het kader van het versterken van de EMU het van belang is dat het ESM versterkt wordt conform de afspraken van december 2018, inclusief een versterkt raamwerk voor schuldherstructurering en de invoering van single-limb CACs.
Sommige lidstaten gaven aan dat we nooit een sterke EU zullen hebben als de economie van individuele lidstaten zwak is. Nederland heeft in dat kader aangegeven dat het van belang is dat landen de komende jaren op nationaal niveau via structurele hervormingen blijven werken aan veerkrachtige en weerbare economische structuren en waar nodig aan het afbouwen van overmatige publieke schulden. Dergelijk beleid kan worden ondersteund door gedegen naleving van het SGP, de macro-economische onevenwichtighedenprocedure en het Europees Semester. Enkele lidstaten pleitten daarbij voor een herziening van het SGP.
Ook gaven meerdere lidstaten, waaronder Nederland, aan dat het waardevol is als in EU verband de strijd tegen belastingontwijking wordt voortgezet. Gezien het aanzienlijke pakket aan maatregelen dat in het kader van de belastingontwijking reeds is genomen vindt Nederland dat de voorspelbaarheid van het belastingsysteem voor bonafide bedrijven voldoende moet worden gewaarborgd («tax certainty»). Nederland is verder ook voorstander van vergroening van nationale belastingstelsels, inclusief een binnen de EU gecoördineerde belasting van de luchtvaart. Enkele lidstaten pleitten ervoor in internationaal verband te werken aan consensus over de vraag hoe moet worden omgegaan met de belasting van de digitale economie.
Kapitaalmarktunie
In de Informele Ecofinraad is van gedachten gewisseld over de toekomst van de kapitaalmarktunie. Als basis voor deze discussie heeft het Roemeense Voorzitterschap een discussiepaper opgesteld (zie bijlage 4)23.
Op veel van de wetgevingsvoorstellen die uit het actieplan kapitaalmarktunie van de Europese Commissie uit 2015 zijn voortgekomen, is een akkoord bereikt. De Europese Commissie geeft aan dat zij de verdere voltooiing van de kapitaalmarkunie van belang acht en roept de lidstaten en het EP op zich hiertoe actief te committeren. Hierbij benadrukt de Europese Commissie het belang van verdere stappen ten aanzien van duurzame financiering en Fintech. De Europese Commissie heeft in haar mededeling «Capital Markets Union: progress on building a single market for capital for a strong Economic and Monetary Union»24 de stand van zaken ten aanzien van de kapitaalmarktunie weergegeven.
Verschillende lidstaten delen het belang van een goed functionerende kapitaalmarktunie. Zo kunnen goed functionerende grensoverschrijdende krediet- en kapitaalmarkten bijdragen aan de schokabsorptiecapaciteit van lidstaten binnen een muntunie. De kapitaalmarkten van de Verenigde Staten worden als voorbeeld genoemd. Enkele lidstaten merken hierbij wel op dat de vergelijking met de Verenigde Staten niet volledig opgaat. Daarnaast zijn volgens sommige lidstaten bedrijven in de EU voor hun financiering nog te veel afhankelijk van leningen (van nationale banken) en zou een verdere verdieping van de kapitaalmarktunie voor meer diversificatie van financieringsbronnen kunnen zorgen. Verder benoemen meerdere lidstaten de meerwaarde van de oprichting van een pan-Europees persoonlijk pensioenproduct (PEPP).
Nederland acht de voltooiing van de kapitaalmarktunie van groot belang. Nederland zet zich actief in om de lopende voorstellen ten behoeve van de kapitaalmarktunie (taxonomie, crowdfunding) zo snel mogelijk af te ronden. Daarnaast acht Nederland het van belang om te bezien of er nog stappen kunnen worden gezet voor verdere verdieping en verbreding van de Europese kapitaalmarktunie.
Bijgevoegd vindt u een overzicht van de voortgang van voorstellen gerelateerd aan de kapitaalmarktunie (zie bijlage 5)25.
Arbeidsmobiliteit en de gevolgen voor overheidsfinanciën
Tijdens de Informele Ecofinraad is gesproken over arbeidsmobiliteit en in het bijzonder de gevolgen van arbeidsmobiliteit voor overheidsfinanciën. Het Centre for European Policy Studies (CEPS) heeft ter introductie haar over arbeidsmobiliteit26 gepresenteerd. De discussie was verder vormgegeven middels een discussiepaper van het Roemeense Voorzitterschap (zie bijlage 6)27.
Meerdere lidstaten gaven aan dat arbeidsmobiliteit één van de «vier vrijheden» van de EU is en daarmee een belangrijke gemeenschappelijk recht is die gekoesterd dient te worden. Verschillende lidstaten benoemen dat arbeidsmobiliteit positieve elementen bevat. Zo kan arbeidsmobiliteit bij het ontvangende land bijdragen aan economische groei en het opvangen van schokken, wat in het bijzonder van belang is voor een goede werking van de EMU. Ook kan arbeidsmobiliteit de innovatieve slagkracht en concurrentiepositie versterken van het ontvangende land. Tegelijkertijd gaven sommige lidstaten aan dat arbeidsmobiliteit voor ontvangende landen ook tot problemen kan leiden, met name in sectoren waar veel grensoverschrijdende arbeid plaatsvindt. Het kan namelijk leiden tot oneerlijke concurrentie op loonkosten en arbeidsomstandigheden, die de solidariteit tussen Europese burgers en bedrijven ondermijnt.
Enkele lidstaten met relatief hoge arbeidsuitstroom gaven aan de genoemde voordelen wel te zien, maar zich ook zorgen te maken over verlies van hoogopgeleide werknemers («brain drain») en daarmee de potentiële groei op lange termijn voor deze lidstaten. Deze lidstaten geven aan dat het verkleinen van onevenwichtigheden tussen lidstaten in de EU nodig is om dit probleem op te lossen en benoemen daarbij het belang van convergentie.
Tot slot gaven verschillende lidstaten aan dat de kansen en uitdagingen die gepaard gaan met grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit ook binnenlands kunnen gelden. Dit geldt met name voor lidstaten die te maken hebben met een relatief grote stroom richting bepaalde (stedelijke) gebieden, terwijl in andere gebieden er juist een relatief grote uitstroom plaatsvindt.
Belastingen en economische groei
Op de informele Ecofinraad is van gedachten gewisseld over de rol van belastingen bij het stimuleren van economische groei. Het Roemeense voorzitterschap heeft aangegeven dat het Bruegel paper28 voor het agendapunt over prioriteiten voor de volgende institutionele cyclus en het CEPS paper over arbeidsmobiliteit29 als input dienen voor de gedachtewisseling.
Verschillende lidstaten gaven aan dat belastingen een belangrijke rol kunnen spelen in het stimuleren van economische groei. Daarbij gaven zij aan dat de aanpak van belastingontwijking ook van belang is. Sommige lidstaten pleiten daarom voor meer geharmoniseerde belastingen en belastinggrondslagen. In dat verband zouden die lidstaten Europees verdere stappen willen nemen en zou het recente Commissievoorstel om met gekwalificeerde meerderheid te stemmen over belastingvoorstellen (in plaats van met unanimiteit, zoals nu het geval is) volgens die lidstaten kunnen bijdragen. Andere lidstaten merken als kanttekening op dat op belastinggebied er de afgelopen jaren al ontzettend veel stappen zijn gezet, ook in het tegengaan van belastingontwijking, onder andere door middel van ATAD. Het is volgens deze lidstaten dan ook onwaar dat door unanimiteitsbeslissingen er te beperkte voortgang zou zijn geboekt. Tot slot gaven sommige lidstaten aan dat volgens hen de EU meer ambitieuze gemeenschappelijke doelen zou moeten hebben om het internationale debat te kunnen beïnvloeden. Deze lidstaten stelden dat het nuttig zou zijn als de EU een gemeenschappelijk standpunt heeft ten aanzien van belastingheffing in de digitale economie.
Voorbereiding G20-vergadering & EU IMFC Statement
Op 11 en 12 april 2019 vindt onder Japans voorzitterschap in Washington de G20-vergadering voor Ministers van Financiën en centralebankpresidenten plaats (en marge van de IMF Voorjaarsvergadering). De voorbereiding van de EU-inbreng wordt vooraf gecoördineerd middels een Terms of Reference (ToR), welke door de Ecofinraad is aangenomen. De EU steunt het werk van de G20 op het gebied van schuldhoudbaarheid en schuldtransparantie in lage-inkomenslanden, vooral op het gebied van schuld met onderpand. Ook de betrokkenheid van de private sector via het Institute of International Finance wordt aangemoedigd. Daarnaast wil de EU betrokken blijven bij de hervormingsgezinde Afrikaanse landen middels het G20 Compact with Africa en roept zij alle partners op om gebruik te maken van reeds bestaande samenwerkingsverbanden. De EU steunt verder werk op country plaforms, zoals voorgesteld door de G20 Eminent Persons Group (EPG). In het gesprek over de country platforms zou in ieder geval aan de orde moeten komen hoe gezamenlijke standaarden in de samenwerking moeten worden vormgegeven. Verder roept de EU de G20 op om focus aan te brengen in de meerjarige strategische agenda, waarbij de economische en financiële prioriteiten in gedachten moeten worden gehouden. Onderwerpen uit het EPG-rapport die niet zijn geselecteerd voor bespreking in de G20 top van regeringsleiders in juni zouden verder moeten worden besproken in de tweede helft van het jaar. Voorstellen bij specifieke instellingen zouden verder moeten worden besproken bij de desbetreffende instellingen.
Tevens vindt tijdens de voorjaarsvergadering van het IMF en de Wereldbank op vrijdag 12 april een vergadering plaats van de International Monetary and Financial Committee (IMFC). In de Ecofinraad is de verklaring van het EU-voorzitterschap voor deze IMFC-vergadering aangenomen. In de EU IMFC-verklaring bevestigen de EU-lidstaten het belang van een sterk, op quota-gebaseerd en goed uitgerust IMF. Ze streven naar behoud van de huidige omvang van het fonds, onder voorbehoud van overeenstemming over een passende lastenverdeling. Ze zijn bereid tot een quota-verhoging om te compenseren voor de aflopende bilaterale leningen, maar gegeven het krachtenveld lijkt een quotaverhoging niet waarschijnlijk. De EU-lidstaten pleiten daarom voor ophoging van de New Arrangements to Borrow (NAB)-middelen om de omvang van het IMF te behouden. Deze ophoging zou tijdig moeten zijn en op basis van passende bijdragen. De EU-lidstaten zullen bezien of het verlengen van de bilaterale leningen met één jaar nodig is om de overbruggingsperiode voor verlengingen en verhoging van de NAB te faciliteren. De EU-lidstaten verwelkomen de herziening van het IMF toezichtsbeleid en het conditionaliteitenraamwerk. Ook wordt versterkte samenwerking tussen kredietverstrekkers en kredietvragers om schuldentransparantie te bevorderen aangemoedigd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-07-1596.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.