Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 21501-07 nr. 1384 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 21501-07 nr. 1384 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2016
Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 16 en 17 juni 2016 te Luxemburg.
De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem
Verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 16 en 17 juni 2016 te Luxemburg
Eurogroep
Thematische discussie pensioenen en impact op houdbaarheid overheidsfinanciën
De Eurogroep heeft op basis van een Commissieanalyse gesproken over de gevolgen van bestaande (eerste pijler) pensioenarrangementen voor de lange-termijn-houdbaarheid van de overheidsfinanciën.
De Europese Commissie heeft bij monde van Vicepresident Dombrovskis de analyse toegelicht, waarin ondermeer is genoemd dat structurele hervormingen in zijn algemeenheid een positief effect hebben, en dat beleid de onzekerheid van de lange termijn moet meenemen. De Commissie verwelkomde de uitnodiging om aan benchmarks te werken. De ECB gaf aan dat hervormingen inderdaad een positief effect hebben, maar dat dit wel per lidstaat en hervorming kan verschillen. Tevens benadrukte de ECB het belang van realistische aannames.
De Eurogroep heeft een verklaring uitgegeven waarin gezamenlijke principes worden vastgesteld die lidstaten kunnen helpen bij het effectief doorvoeren van hervormingen. Deze verklaring is bijgevoegd bij dit verslag, en betreffen 1) een waarborg tegen demografische en macro-economische risico’s, 2) flankerend beleid, 3) inbedding in ander arbeidstimulerend beleid, en 4) maatschappelijke en politieke steun1. De Eurogroep komt hier in de eerste helft van 2017 op terug.
Werkprogramma Eurogroep tweede helft 2016
De Eurogroep heeft het werkprogramma voor de tweede helft van 2016 aangenomen. In het werkprogramma voor de tweede helft van 2016 worden diverse onderwerpen geagendeerd: Griekenland wordt besproken onder meer aan de hand van de reguliere reviews, net als de voormalige programmalanden aan de hand van de zogenaamde post-programma surveillance. De eurozone-aspecten van de bankenunie is een terugkerend thema. Daarnaast heeft de Eurogroep in de afgelopen vergadering afgesproken de thematische discussies voort te zetten.
Inflatie- en wisselkoersontwikkelingen
De Europese Commissie en de ECB hebben een korte update gegeven over de macro-economische, inflatie- en wisselkoersontwikkelingen. Er is aangegeven dat de lage inflatie gedeeltelijk te verklaren valt door de lage olieprijzen. De verwachting is dat de kerninflatie hoger zal worden door het monetair van de ECB. Er heeft verder geen discussie plaatsgevonden.
De Eurogroepvoorzitter heeft aangegeven dat hier in september weer op wordt teruggekomen in aanloop naar de G7 en de herfstramingen van de Commissie.
IMF Artikel IV eurogebied
Het IMF heeft een toelichting gegeven op de belangrijkste uitkomsten van de missie in het kader van de Artikel IV eurogebied, die in mei 2016 heeft plaatsgevonden. Het IMF schetste een positief beeld van de eurozone met een versterkt herstel, maar waarschuwde wel dat er risico’s blijven en dat bijvoorbeeld de werkloosheid hoog blijft in sommige lidstaten. De persverklaring van het IMF is bijgevoegd bij dit verslag. Het IMF heeft vier aanbevelingen gedaan, namelijk 1) structurele hervormingen koppelen aan landenspecifieke aanbevelingen en meetbare benchmarks, 2) gedegen implementatie en naleving van de begrotingsregels onder het SGP, alsmede verdergaand gebruik van begrotingsruimte op centraal eurozone niveau, 3) indien nodig ruim monetair beleid, en 4) een versnelde aanpak van niet-presterende leningen (NPLs) en vervolmaking van de bankenunie.
De Europese Commissie deelde grotendeels de analyse van het IMF. De Eurogroep heeft vervolgens een discussie gevoerd over dit rapport. Hier is met name ingegaan op de wijze waarop structurele hervormingen te stimuleren en te implementeren, het behandelen van NPLs en het investeringsklimaat (zoals de rol van EFSI).
Ecofinraad
Richtlijn anti-belastingontwijking
Tijdens de Ecofinraad hebben bijna alle lidstaten ingestemd met het compromisvoorstel van het Nederlandse voorzitterschap voor de Richtlijn anti-belastingontwijking (Anti Tax Avoidance Directive (ATAD))2. De voorzitter van de Ecofinraad heeft de lidstaten tot maandag 20 juni 2016 middernacht de tijd gegeven hun eventuele bezwaren tegen het compromisvoorstel kenbaar te maken. Nu zij niet van deze gelegenheid gebruik hebben gemaakt, is een politiek akkoord over het richtlijnvoorstel een feit.
Met de richtlijn anti-belastingontwijking moeten lidstaten ten minste minimumnormen invoeren voor de beperking van renteaftrek en voor het heffen van een exitbelasting wanneer bedrijven activa of hun vestigingsplaats verplaatsen naar het buitenland. Ook wordt een algemene antimisbruikbepaling tegen kunstmatige constructies ingesteld. De CFC-regel voorkomt dat bedrijven passief inkomen verplaatsen naar een dochterbedrijf in een land met een lager belastingtarief. Verder worden maatregelen getroffen tegen hybride mismatches binnen de EU.
Tijdens de Ecofinraad zijn, op verzoek van diverse lidstaten, nog enkele wijzigingen in het richtlijnvoorstel aangebracht. Enkele lidstaten gaven aan dat zij nationale gerichte maatregelen (targeted rules) voor de beperking van renteaftrek hanteren en dat dergelijke nationale maatregelen niet goed samengaan met de in het richtlijnvoorstel opgenomen fixed ratio rule (grofweg: tot 30%van de EBITDA3 is aftrekbaar). Daarnaast merkten zij op dat de OESO-uitkomsten op het gebied van renteaftrekbeperking een common approach zijn en niet een dwingender minimumstandaard. Daarom zouden de EU-lidstaten niet bindende maatregelen moeten treffen op dit terrein, zo meenden deze lidstaten. Dit zou volgens hen in de tekst van het compromisvoorstel weerspiegeld moeten worden. Daarom stelden deze lidstaten voor dat de fixed ratio rule pas verplicht zou worden voor alle lidstaten op het moment dat deze binnen de OESO als minimumstandaard werd aangemerkt. Het Nederlandse voorzitterschap heeft tijdens de vergadering aangegeven dat het essentieel is dat lidstaten de fixed ratio rule als bindende maatregel implementeren om een gelijk speelveld in Europa te verzekeren en dat een overgangstermijn een duidelijke einddatum moet hebben. Uiteindelijk zijn alle lidstaten akkoord gegaan met een bepaling, waarin lidstaten de mogelijkheid wordt geboden om nationale gerichte maatregelen te blijven toepassen in plaats van de fixed ratio rule tot 1 januari 2024, mits deze nationale maatregelen (ten minste) even effectief zijn als de fixed ratio rule. Lidstaten moeten de Commissie uiterlijk 1 juli 2017 inlichten over de nationale gerichte maatregelen die zij tijdens de overgangstermijn willen blijven toepassen in plaats van de fixed ratio rule en de Commissie zal deze op hun effectiviteit beoordelen. Ook zal de Commissie de impact van de in de richtlijn voorgestelde renteaftrekbeperking beoordelen, wanneer zij de toepassing van de richtlijn evalueert.
Rente op bestaande leningen is van de beperking van renteaftrek uitgezonderd, wanneer de lening is afgesloten vóór 17 juni 2016 (de datum van de Ecofinraad) en de lening niet naderhand is verlengd of verruimd.
Tevens is gesproken over de bepalingen omtrent de Controlled Foreign Company (CFC). Als de CFC-regel op grond van de richtlijn moet worden toegepast, dan zijn er twee manieren in de richtlijn opgenomen waarop het inkomen van de CFC bepaald kan worden dat moet worden belast bij de belastingplichtige in de lidstaat die de CFC-regel toepast:
a) aan de hand van inkomencategorieën die in de richtlijn worden genoemd.
b) aan de hand van de vaststelling of sprake is van kunstmatige structuren die slechts zijn opgezet om een belastingvoordeel te behalen. Dit is een aanpak die sterke overeenkomsten vertoond met de winstbepaling op grond van verrekenprijzen.
In de richtlijn is een uitzondering opgenomen bij optie a). Deze is op verzoek van enkele lidstaten tijdens de Ecofinraad aangepast. Deze uitzonderingsbepaling stelt in het definitieve voorstel dat de CFC-regel niet hoeft te worden toegepast, wanneer de CFC een substantiële economische activiteit uitoefent met gebruikmaking van personeel, benodigdheden, activa en gebouwen, hetgeen blijkt uit relevante feiten en omstandigheden4. Met deze uitzondering sluit het voorstel beter aan bij het onderscheid dat ook de Nederlandse regelgeving maakt tussen dochters met actieve en passieve werkzaamheden en is het beter gericht tegen kunstmatige constructies.
De switch-overbepaling is niet in het uiteindelijke compromisvoorstel opgenomen. Een groot aantal lidstaten gaf aan alleen akkoord te kunnen gaan met het richtlijnvoorstel, wanneer de switch-over geen deel zou uitmaken van de richtlijn.
Tot slot is behalve de Raadsverklaring over hybride mismatches5 ook een verklaring van de Commissie en de Raad aangenomen die aangeeft dat de lidstaten en de Commissie toezicht zullen houden op de toepassing van de aanbevelingen van het BEPS-project6 van de OESO op mondiaal niveau. Teneinde het internationale gelijke speelveld te verzekeren, zullen de lidstaten en de Commissie zich hier in internationaal (OESO-)verband voor inzetten. Nederland juicht deze verklaring toe.
Financiële transactie belasting
Op de Ecofinraad is er gesproken over de voortgang van de versterkte samenwerking voor een financiële transactie belasting (FTT). De kopgroep van tien lidstaten heeft aangegeven dat de versterkte samenwerking op zoek is naar een gemeenschappelijk gedragen uitwerking van een FTT. Zo wenst de ene groep participerende lidstaten een beperkte FTT met zo min mogelijk weerslag op de economie terwijl de andere groep participanten inzet op een uitgebreide FTT om zoveel mogelijk inkomsten te genereren. Er lagen dan ook nog geen concrete voorstellen op tafel. Wel zijn er verdere stappen gezet over de kernprincipes van de FTT en er zullen twee task forces worden opgezet om enige technische vraagstukken verder uit te werken.
De Commissie benadrukte dat de kopgroep ook rekening dient te houden met het belang van de lidstaten die niet meedoen aan de versterkte samenwerking. De Voorzitter ondersteunde deze interventie en concludeerde dat dit dossier onder het Slowaakse voorzitterschap verder zal worden opgepakt. Er was geen verdere discussie in de Raad over dit onderwerp.
Raadsconclusies over versterking van de bankenunie
Bij dit agendapunt heeft de Ecofinraad stilgestaan bij een roadmap voor het vervolmaken van de bankenunie. In de roadmap is aangegeven welke stappen er de komende tijd in dit kader gezet zullen (moeten) worden.
De Ecofinraad heeft aangegegeven waar ze de samenhang en timing van de verschillende maatregelen t.a.v. risicoreductie en risico-deling ziet, oftewel een zogenaamde roadmap.
De Raad heeft deze roadmap aangenomen in de vorm van raadsconclusies (bijgevoegd)7. De roadmap behelst vier elementen: i) risicoreductiemaatregelen, ii) de backstop voor het Single Resolution Fund (SRF), iii) de behandeling van staatsobligaties op de balansen van banken, en iv) het European Deposit Insurance Scheme (EDIS). De Ecofinraad is het eens geworden over de wijze waarop stappen genomen worden om te komen tot een vervolmaking van de bankenunie.
Ten aanzien van de risicoreductie-maatregelen nodigt de Raad de Commissie uit om te komen met voorstellen voor het einde van 2016 die zien op de opties en discreties in het kapitaaleisenraamwerk, verschillende nieuwe standaarden uit Bazel, waaronder de leverage ratio, en een wetgevend voorstel t.a.v. insolventie in het kader van de kapitaalmarktunie. Hierbij is opgemerkt dat rekening gehouden moet worden met specifieke Europese kenmerken en omstandigheden bij het implementeren van de Bazelse standaarden.
Ook benadrukt de Raad de noodzaak van adequate regels ten aanzien van verliesabsorberend vermogen, en wordt de Commissie uitgenodigd om een voorstel te doen om te komen tot een gemeenschappelijke bancaire crediteurenhiërarchie. Een gemeenschappelijke crediteurenhiërarchie is nodig om het gelijke speelveld te bewaken en resolutie op een vergelijkbare manier in de bankenunie te laten plaatsvinden, aangezien op het moment in verschillende landen aanpassingen worden gedaan van de nationale crediteurenhiërarchie, vaak om legitieme redenen, waardoor deze per land materieel (zijn gaan) verschillen.
Ten aanzien van de backstop voor het SRF is besloten dat gestart wordt met technisch werk in 2016, indien alle lidstaten de implementatie van de Bank Recovery and Resolution Directive (BRRD) hebben voltooid. Daarbij spreken lidstaten de intentie uit om vóór dat moment de Loan Facility Agreements (LFAs) ten behoeve van brugfinanciering aan het SRF te hebben getekend. Een LFA is een leenovereenkomst tussen de SRB en een lidstaat waarbij een lidstaat zich committeert aan het verstrekken van een lening ten behoeve van het nationale compartiment in het SRF. Er is reeds besloten dat er een backstop komt voor 2024, maar deze zal alleen eerder ingaan indien voldoende risicoreductie is bereikt.
Ten aanzien van de behandeling van staatsobligaties is afgesproken dat er gewacht wordt op de uitkomsten van het Bazels Comité. Daarna zal bekeken worden wat noodzakelijke stappen zijn in de Europese context.
Ten aanzien van het Europees depositoverzekeringsstelsel is besloten dat er voortgegaan wordt met technisch werk, maar dat politieke besluitvorming pas opportuun is nadat voldoende risicoreductie is bereikt. Relevant is ook dat EDIS – net als het SRF – voorzien zal zijn van een intergovernmental agreement (IGA), waarover besloten wordt op basis van unanimiteit.
Implementatie Bankenunie
In de Ecofinraad heeft Commissaris Hill de stand van zaken toegelicht met betrekking tot de nationale implementatie van diverse elementen van de Bankenunie. Ten aanzien van de implementatie van de Bank Recovery and Resolution Directive (BRRD) en de Deposit Guarantee Scheme Directive (DGSD) hebben bijna alle lidstaten deze geïmplementeerd. Alleen België, Slovenië en Polen hadden ten tijde van de Ecofinrraad in juni de BRRD nog niet volledig geïmplementeerd. Ten aanzien van de DGSD waren België, Polen en Zweden nog niet klaar. Verwachting van deze landen is dat zij zowel de BRRD als de DGSD uiterlijk 1 juli hebben geïmplementeerd. Daarnaast heeft een aanzienlijke groep lidstaten de leenoverkomst ten behoeve van brugfinanciering aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds nog niet ondertekend.
Voorkomen terrorismefinanciering
Zoals afgesproken in de conclusies van de Ecofinraad op 12 februari jl. heeft de Commissie in de Ecofinraad van juni een update gegeven van de stand van zaken bij de implementatie van het actieplan aanpak terrorismefinanciering. De Commissie ging hier o.a. in op de voortgang op de identificatie van derde landen met een hoog risico op het gebied van terrorismefinanciering en witwasrisico’s. Daarnaast heeft de Commissie aangegeven dat het voorstel voor de geamendeerde 4e Antiwitwasrichtlijn gepubliceerd zal worden op 5 juli a.s. De Voorzitter heeft de Commissie bedankt voor de update. Over een half jaar zal de Commissie de Ecofinraad weer op de hoogte stellen van de voortgang.
Analyse Europese Commissie algehele verleggingsregeling btw
Tijdens de Ecofinraad heeft ook een gedachtewisseling plaatsgevonden over de analyse van de Commissie over een tijdelijke derogatie voor een algehele verleggingsregeling in de btw. Bij een algehele verleggingsregeling wordt de voor transacties verschuldigde btw niet in rekening gebracht door de leverancier, maar berekend en afgedragen door de ondernemer die de goederen of diensten van hem afneemt. De leverancier vermeldt de vergoeding waarover de btw is verlegd in zijn btw-aangifte en de afnemer vermeldt de vergoeding en de btw die naar hem is verlegd in zijn btw-aangifte, maar er gaat niet daadwerkelijk «btw»-geld over van de ene rekening naar de andere. Pas in de laatste schakel naar de eindconsument wordt door de leverancier weer daadwerkelijk btw berekend. Kort samengevat houdt dit in dat er business-to-business door leveranciers geen btw meer wordt berekend, waardoor er aanzienlijk minder momenten zijn die zich lenen voor fraude met btw. De tijdelijke derogatie ziet alleen op binnenlandse transacties. Met name Tsjechië hecht veel waarde aan deze tijdelijke derogatie en had aangegeven pas in te kunnen stemmen met het richtlijnvoorstel anti-belastingontwijking als de Commissie bereid is een wetgevend voorstel aan te kondigen met betrekking tot deze tijdelijke derogatie. Nu er een politiek akkoord is over het voorstel voor de richtlijn anti-belastingontwijking zal de Commissie voor het einde van dit jaar met een voorstel komen. Dit voorstel ziet op een verleggingsregeling voor binnenlandse leveringen en diensten. Hierbij wordt een bepaalde drempel gehanteerd om administratieve lasten zoveel mogelijk te voorkomen. Bovendien zal rekening gehouden moeten worden met het goed functioneren van de interne markt en met de mogelijke verschuiving van btw-fraude naar omliggende buurlanden van de lidstaten die opteren voor een dergelijke tijdelijke derogatie.
Implementatie SGP
In de Ecofinraad zijn kort de voostellen besproken die de Commissie heeft gedaan om de lopende buitensporigtekortprocedures voor Cyprus, Ierland en Slovenië te beëindigen. De Commissie heeft dit besluit toegelicht. De Ecofinraad heeft hiermee ingestemd.
Voorbereiding Europese Raad
Europees Semester
De Ecofinraad heeft gesproken over de landenspecifieke aanbevelingen die zijn voorgesteld door de Commissie. De aanbevelingen zijn gebaseerd op de landenrapportages van de Europese Commissie die eind februari zijn gepubliceerd, de lenteraming van de Commissie en de Nationale Hervormings-, de Stabiliteits- en Convergentieprogramma’s die de lidstaten in april bij de Europese
Commissaris Dombrovskis heeft de aanbevelingen in algemene termen toegelicht, waarbij hij aangaf dat de aanbevelingen de economische omstandigheden reflecteren en wees op de (te) hoge werkloosheid in sommige lidstaten en de hoge private en publieke schuld. De implementatie van de aanbevelingen behoeft nog verbetering. Dit jaar is er wel meer focus aangebracht door het aantal aanbevelingen te verminderen van ruim 150 tot 89. De Commissie is tevens ingegaan op de situatie in Portugal en Spanje. Deze lidstaten bevinden zich nog in de correctieve arm van het SGP en de deadlines uit de lopende aanbevelingen zijn respectievelijk 2015 en 2016. In haar voorstel voor de landenspecifieke aanbevelingen heeft de Commissie voorgesteld deze deadlines te verlengen met één jaar. De Commissie motiveerde deze beslissing door te wijzen op haar rol om richting te geven, maar heeft ook aangegeven hiermee niet vooruit te lopen op de besluitvorming in de Buitensporigtekortprocedure en begin juli terug te komen op de situatie in Portugal en Spanje. De Commissie is gecommitteerd de regels correct en gelijk toe te passen. De Raad heeft om die reden nog geen oordeel gegeven vooruitlopend op de buitensporigtekortprocedure over deze onderdelen van de aanbevelingen. De overige aanbevelingen konden op instemming rekenen. Het pakket zal nu met deze overwegingen worden doorgeleid naar de Europese Raad van 28 en 29 juni. Uiteindelijk is voorzien dat de Ecofinraad van 12 juli de aanbevelingen formeel aanneemt.
European Fiscal Board en externe vertegenwoordiging eurozone
Er is kort gesproken over de oprichting van de European Fiscal Board. De Commissie gaf aan dat de European Fiscal Board in september operationeel zijn en dat er iets meer dan 30 aanmeldingen op de functies zijn binnengekomen. Ook is er gesproken over de externe vertegenwoordiging van de EU en eurozone in internationale fora. Over het algemeen is men het eens over een versterkte coördinatie. Er is nog een overeenstemming over de gezamenlijke vertegenwoordiging binnen het IMF. De Voorzitter van de Raad zal over deze zaken rapporteren aan de Europese Raad.
European Fund for Strategic Investments (EFSI) en de EIB-migratieagenda
Tenslotte is in de Ecofinraad gediscussieerd over de eerste resultaten van het European Fund for Strategic Investments (EFSI). De lidstaten zijn in zijn algemeenheid positief over de resultaten zover, maar vinden het nog te vroeg om te spreken over een verlenging. De voorzitter heeft geconcludeerd dat eerst de resultaten van de evaluatie in september afgewacht zullen worden alvorens er zal worden besloten tot een eventuele verlenging van EFSI.
De Commissie heeft op 7 juni een mededeling over de externe dimensie van migratie gepresenteerd, waarover tijdens de Europese Raad van 28 en 29 juni conclusies aangenomen zullen worden. De Commissie heeft deze mededeling in de Ecofinraad toegelicht. Naast dit initiatief ten aanzien van migratie heeft de Europese Investering Bank (EIB) ook plannen voor een migratie strategie gepresenteerd. Beide zijn gericht op het mobiliseren van investeringen in sociale en economische infrastructuur en de ontwikkeling van de private sector. Waar de EU-strategie zich met name richt op Afrika (naast Oostelijke en Zuidelijke nabuurschappen), focust de EIB-strategie zich uitsluitend op de landen om de EU heen (Zuidelijke Nabuurschappen en Westelijke Balkan). Verschillende lidstaten hebben aangegeven dat het belangrijk is dat wanneer deze initiatieven verder worden ingevuld er rekening gehouden dient te worden dat de verschillende initiatieven ten aanzien van migratie complementair aan elkaar dienen te zijn. De voorzitter heeft hierna geconcludeerd deze discussie te vatten in een brief ten behoeve van de Europese Raad op 28 en 29 juni.
Overig
Prospectus
In de Ecofinraad is als A-punt het Raadsakkoord (dat eerder al in Coreper van 8 juni 2016 werd bevestigd) aangenomen ten aanzien van het voorstel voor een Prospectus Verordening. De Prospectus Verordening bevat regels voor ondernemingen die effecten aan het publiek willen aanbieden of willen noteren op een gereglementeerde markt.
Doel van de Verordening is om voor verschillende typen uitgevende instellingen een passend prospectusregime te creëren, dat aansluit bij hun specifieke behoeften en bij de marktomstandigheden, waarbij tegelijkertijd het prospectus een waardevoller instrument wordt voor de belegger. Het EP zal eind juni een positie innemen, waarna naar verwachting na de zomer de triloog zal aanvangen.
Geldmarktfondsen
De Raad heeft als A-punt een Raadsakkoord aangenomen over de verordening inzake geldmarktfondsen, nadat eerder al in Coreper van 15 juni 2016 een akkoord is bereikt. Het EP heeft haar positie reeds in 2015 bepaald. Met het oorspronkelijk voorstel uit 2013 beoogt de Commissie de macroprudentiële risico’s die samenhangen met de activiteiten van geldmarktfondsen te beperken en het niveau van beleggersbescherming te verhogen. Onder het Nederlands voorzitterschap is het dossier weer vlot getrokken. Door het voorstel worden echter aanzienlijke verbeteringen gemaakt in het investeringsbeleid, risicomanagement, waardering van beleggingen, beperken van externe steun aan en vergroten van de transparantie bij geldmarktfondsen. Ook in het kader van het schaduwbankwezen, zijn dit belangrijke onderwerpen, omdat geldmarktfondsen binnen de definitie van schaduwbanken vallen.
Nationale raden voor productiviteit
De Ecofinraad heeft een aangepaste Raadsaanbeveling ter oprichting van nationale raden voor productiviteit goedgekeurd. Het voorstel van de Commissie van oktober jl. week op onderdelen af van de opzet die nu gekozen is. Het door de Ecofinraad goedgekeurde voorstel is gebalanceerd en komt tegemoet aan de Nederlandse wensen. Het overeengekomen mandaat richt zich op analyse van productiviteits- en concurrentiekrachtontwikkelingen, analyse van beleidsuitdagingen en, voor zover voorzien in het nationale mandaat, een beoordeling van de effecten van beleidsopties. De rol van de Commissie is verhelderd en meer faciliterend van aard dan in het originele voorstel van de Commissie. De Europese Raad zal over de aanbeveling spreken waarna de aanbeveling formeel zal worden aangenomen door de Ecofinraad van 12 juli. De door de Ecofinraad goedgekeurde versie is bijgevoegd8.
De tekst van het uiteindelijke richtlijnvoorstel en de twee daarbij vastgestelde verklaringen is opgenomen in het Raadsdocument met nummer 10426/16 (http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-10426–2016-INIT/en/pdf).
«Point (a) shall not apply where the controlled foreign company carries on a substantive economic activity supported by staff, equipment, assets and premises, as evidenced by relevant facts and circumstances.»
Op de inhoud hiervan wordt ingegaan in de geannoteerde agenda voor de Ecofinraad van 17 juni 2016 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1374).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-07-1384.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.