21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1246 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 19 maart 2015

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 23 februari 2015 over de start Europese bankenunie en werkafspraken bij ingrepen in de financiële sector (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1241).

De vragen en opmerkingen zijn op 11 maart 2015 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 18 maart 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De griffier van de commissie, Berck

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over de start van de Europese bankenunie en de werkafspraken bij ingrepen in de financiële sector. De leden willen naar aanleiding daarvan nog een aantal vragen aan de Minister stellen.

De besluitvorming over de afwikkeling van Nederlandse banken vindt voortaan plaats binnen een Europees gereguleerd kader Bank Recovery Resolution Directive (BRRD). De leden lezen dat er geen sprake meer zal zijn van voorgaande betrokkenheid van het nationale parlement bij besluitvorming over afwikkeling van een Nederlandse bank, omdat het nationale parlementaire budgetrecht niet langer in het geding is bij de afwikkeling van een bank. De leden van de fractie van de VVD vinden het logisch dat als het nationale parlementaire budgetrecht niet meer in het geding is, de betrokkenheid van het nationale parlement ook niet meer aanwezig is. De vraag is wel of het Europees parlement in dit verband dan eenzelfde c.q. vergelijkbare rol krijgt als het nationale parlement nu. Wie neemt de rol over van het nationale parlement in de nieuwe situatie vanuit het budgetrecht en/of vanuit democratische legitimatie?

Het Europese resolutiefonds zal in de begintijd zeker nog niet volledig gevuld zijn en in sommige extreme gevallen zal het fonds van € 50 miljard niet genoeg kunnen zijn. Wat zijn de werkafspraken als het Europese resolutiefonds onverhoopt onvoldoende middelen mocht blijken te bevatten en uiteindelijk wel weer het nationale parlementaire budgetrecht in het geding is voor de afwikkeling van een bank? In welke situatie zou dit nog kunnen voorkomen? Wat zijn de opeenvolgende achtervangopties indien de nationale pijler in het Europese resolutiefonds onverhoopt niet voldoende mocht blijken voor de afwikkeling van een bank?

De leden van de VVD-fractie lezen dat vooraf informatie-uitwisseling met het nationale parlement binnen het Europees kader niet is toegestaan. Is informatie-uitwisseling wel toegestaan met het Europees parlement?

Nationale parlementen krijgen jaarlijks een verslag van de Single Resolution Board (SRB) toegestuurd over de uitvoering van de aan de SRB opgedragen taken. In welke situaties vindt er nog een tussentijds verslag plaats? Vindt er tussentijds bij het gebruikmaken van het «nationale deel» van het Europese resolutiefonds ook direct melding plaats aan de nationale parlementen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de voorkeur van de Minister uitgaat naar het niet maken van een schriftelijk verslag van de vertrouwelijke overleggen (in die gevallen dat het niet gaat om een Europese bevoegdheid), omdat dit kan leiden tot een inhoudelijk formeler overleg, waardoor een minder open gedachtewisseling kan plaatsvinden. De leden van de fractie van de VVD kunnen deze redenering van de Minister volgen. Deze leden hechten aan de meest uitgebreide inhoudelijke informatie zonder terughoudendheid bij dit soort overleggen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister de Tweede Kamer aanbeveelt om een eigen complianceregeling te ontwikkelen waarin wordt geregeld hoe om te gaan met de vertrouwelijke aard van eventuele toekomstige overleggen. De Kamerleden zijn al gebonden aan geheimhouding. Wat is nut en noodzaak én toegevoegde waarde van een dergelijke complianceregeling bovenop de al bestaande zaken die zijn geregeld omtrent geheimhouding voor Kamerleden? Is er de afgelopen periode aanleiding geweest om tot deze aanbeveling te komen? Zo ja, welke? Hoe moet deze aanbeveling gezien worden in relatie tot de eerdere opmerking van de Minister dat hij geen verslag wil maken van het overleg?

Ten aanzien van het voorgestelde informatieprotocol in de bijlage hebben de leden van de VVD-fractie ook nog een aantal vragen.

Met betrekking tot het informeren van de fractievoorzitter is op dit moment afgesproken dat het Kamerlid daarvan melding maakt bij de griffier van de Kamercommissie. Blijft dit in stand?

Wie heeft inzage in de vertrouwelijk opgestelde en getoonde presentaties van de zijde van Financiën en van de Nederlandsche Bank (DNB?) Is dat alleen het Kamerlid of ook de fractievoorzitter?

Wat is de afspraak bij wijziging van het woordvoerderschap binnen een fractie en/of een nieuw Kamerlid dat woordvoerder wordt?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel van de Minister voor concrete werkafspraken met betrekking tot niet-bancaire instellingen. Eén van de aanbevelingen van de commissie De Wit was het opstellen van een informatieprotocol. De leden van de PvdA-fractie vinden het daarom positief dat de Minister nu een voorstel doet voor concrete werkafspraken en zij kunnen ook grotendeels instemmen met het voorgestelde informatieprotocol. De genoemde leden hebben echter nog enkele vragen.

De Minister schrijft dat als DNB binnen het Single Resolution Mechanism (SRM) als nationale afwikkelingsautoriteit besluit over de afwikkeling van een niet-significante bank in Nederland, de «verantwoording geschiedt op een wijze die vergelijkbaar is met de wijze van verantwoording over ingrepen bij andere financiële instellingen dan banken.» De leden van de PvdA-fractie vragen of dit ook betekent dat de Minister voornemens is de Tweede Kamer op vergelijkbare wijze te informeren, en is dit eigenlijk mogelijk binnen het Europese kader of bestaat de kans dat dergelijke werkafspraken moeten worden teruggedraaid? Zo nee, wat zijn in de beschreven situatie de mogelijkheden om de Tweede Kamer tijdig te informeren?

De Minister stelt voor vertrouwelijk (mondeling) overleg te laten plaatsvinden op het moment dat niet kan worden uitgesloten dat een interventiemaatregel moet worden getroffen en de aanleiding en mogelijke oplossingsrichtingen voldoende in kaart zijn gebracht. De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister nader toe te lichten waarom wordt voorgesteld pas overleg te laten plaatsvinden op het moment dat zowel de aanleiding als de mogelijke oplossingsrichtingen voldoende in kaart zijn gebracht, en bijvoorbeeld niet op het moment dat het overheidsingrijpen waarschijnlijk is.

Tot slot ontvangen de leden van de PvdA-fractie graag een nadere argumentatie over het voorstel van de Minister om niet aan verslaglegging te doen. De argumentatie is dat de overleggen formeler van aard worden, waardoor de gedachtewisseling minder open zou worden. De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of dit voor alle vormen van verslaglegging geldt, voor een woordelijk verslag is deze redenering wellicht meer valide dan voor een verslag op hoofdlijnen. Zou de Minister in het belang van een goede verantwoording van het parlement nog eens in kunnen gaan op de modaliteit van een verslag van het gesprek op hoofdlijnen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsbrief over de start van de Europese bankenunie en werkafspraken bij ingrepen in de financiële sector. Zij hebben hierover de volgende vragen.

De leden van de SP-fractie lezen dat DNB de Minister van Financiën op de hoogte dient te brengen van de ontwikkelingen bij een bank die de stabiliteit van het Nederlandse financiële stelsel in gevaar kan brengen. Graag vernemen de leden welk protocol hiervoor wordt toegepast.

Wat betekent de politieke verantwoordelijkheid van de Minister van Financien voor de stabiliteit van het financiële stelsel voor de manier waarop hij geïnformeerd wil worden over besluiten en discussies die spelen binnen de SRB? Op welk moment wordt de Minister van Financien op de hoogte gesteld van beslissingen die door de SRB worden genomen ten aanzien van significante banken? De leden van de SP-fractie lezen dat DNB de Minister van Financiën op de hoogte dient te brengen van de ontwikkelingen bij een bank die de stabiliteit van het Nederlandse financiële stelsel in gevaar kan brengen. In welk stadium zou dit moeten gebeuren? Graag vernemen de leden welk protocol hiervoor wordt toegepast.

Waarom heeft de Minister alleen een informatieprotocol vastgesteld ten aanzien van niet-bancaire instellingen? Welke afspraken wil hij maken ten aanzien van bancaire instellingen en maakt hij daarbij onderscheid naar significante en niet-significante banken? Welke mogelijkheden heeft het nationale parlement om in een zo vroeg mogelijk stadium vertrouwelijk geïnformeerd te worden over relevante ontwikkelingen binnen de SRB ten aanzien van banken in Nederland?

De leden zijn verbaasd over de afhoudende houding ten aanzien van het doen van schriftelijke verslaglegging van vertrouwelijke briefings, waartoe besloten is in de aangenomen motie Merkies. De Minister geeft aan het belang van verantwoording achteraf te onderkennen. Hoe kan daar volgens hem gevolg aan worden gegeven? Erkent de Minister dat ook bij schriftelijke verslaglegging de geheimhouding nog steeds prima kan worden gewaarborgd?

In dit verband lezen de leden in de bijlage (informatieprotocol m.b.t. niet-bancaire instellingen) dat er een hard copy van de door Financiën en/of DNB gegeven presentatie(s) aan de griffier van de commissie ter hand worden gesteld, en achter slot en grendel worden bewaard. Is de Minister het er mee eens dat dit ook prima kan gebeuren met een verslag dat is gemaakt van een vertrouwelijk overleg?

Ook lezen de leden van de fractie van de SP in de bijlage dat het eerste vertrouwelijke overleg plaatsvindt op initiatief van de Minister. Ze pleiten ervoor dat (een meerderheid in) de Kamer ook een verzoek kan doen voor een vertrouwelijk overleg over een financiële instelling indien zij daar noodzaak toe ziet. Hoe oordeelt de Minister over dit voorstel?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister en stellen enkele vragen.

Verantwoording

Besluitvorming over afwikkeling van banken verschuift voor een groot gedeelte van nationale parlementen naar het Europees parlement. Zo ook de verantwoording over eventuele afwikkelingen van banken. De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat de verantwoording die wordt gegeven aan het nationale parlement bestaat uit een (1) verslag van de SRB over de uitvoering van de aan de SRB opgedragen taken, (2) het eventueel uitnodigen van de voorzitter van de SRB en het (3) uitnodigen van een vertegenwoordiger van DNB (afwikkelautoriteit)? Daarnaast vragen de leden ook of er nog andere manieren zijn waarop het nationale parlement achteraf verantwoording krijgt?

Van taken die echter aan nationale organen zijn opgedragen wordt wel verwacht dat op nationaal niveau en via nationale procedures verantwoording wordt gegeven aan het parlement. De leden van de CDA-fractie vragen op welke taken, naast het afwikkelen van niet-significante banken, de Minister dan precies doelt?

Ingrijpen door de Minister van Financiën

De afwikkeling van banken ligt voor een groot deel in handen van Europese autoriteiten. Dit geldt niet voor alle financiële instellingen zoals bijvoorbeeld verzekeraars. In de brief wordt aangegeven dat er zich situaties kunnen voordoen waarin een beroep moet worden gedaan op nationale publieke middelen. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister een situatie zou kunnen schetsen waarin een beroep moet worden gedaan op nationale publieke middelen en welke procedures dan op nationaal niveau moeten worden doorlopen?

Verslaglegging

De Minister wil geen schriftelijk verslag op laten maken van vertrouwelijke overleggen omdat hij bang is dat er dan een minder open gedachtewisseling ontstaat. De leden van de CDA-fractie vragen of er naast deze afweging nog andere afwegingen zijn gemaakt om vertrouwelijke overleggen niet schriftelijk te willen vastleggen?

Complianceregeling Kamerleden

Informatie die aan de orde kan komen tijdens gesprekken of overleggen met Kamerleden kunnen zeer vertrouwelijk zijn. De Minister beveelt Kamerleden daarom aan om een eigen complianceregeling te ontwikkelen. De leden van de CDA-fractie vragen welke rol de Minister hier voor zichzelf ziet weggelegd en een mening over wanneer een dergelijke regeling gereed zou moeten zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de start van de Europese bankenunie en de gevolgen daarvan voor werkafspraken met de Tweede Kamer aangaande informatieverschaffing over ingrepen in de financiële sector.

Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.

Allereerst spreken de leden van de PVV-fractie zorgen uit over het gegeven dat de besluitvorming over de afwikkeling van Nederlandse banken voortaan binnen een Europees gereguleerd kader plaatsvindt, waarbij er geen sprake meer zal zijn van voorafgaande betrokkenheid van het nationale parlement bij besluitvorming over afwikkeling van een Nederlandse bank. Bovendien wordt in dit verband binnen het Europees kader informatie-uitwisseling vooraf met het nationale parlement niet toegestaan.

Graag zouden de leden van de PVV-fractie willen weten wat hier de mogelijke negatieve gevolgen van kunnen zijn. Welke mogelijkheden zijn er nog om de informatie-uitwisseling vooraf met het nationale parlement alsnog toe te laten staan? Kan de Minister duidelijk aangeven welke taken de nationale parlementen precies hebben bij de afwikkeling van banken zonder te verwijzen naar de SRM-verordening?

Verder krijgen nationale parlementen jaarlijks een verslag van de SRB toegestuurd over de uitvoering van de aan de SRB opgedragen taken en kunnen zij vragen en opmerkingen bij de SRB indienen ten aanzien van de aan de SRB toevertrouwde verantwoordelijkheden. De leden van de PVV-fractie willen weten hoe zwaar het indienen van deze vragen en opmerkingen zal wegen. In hoeverre kunnen de nationale parlementen hiermee bijvoorbeeld enige druk uitoefenen op de SRB? Wat gebeurt er precies en welke maatregelen kunnen worden getroffen als nationale parlementen het niet eens zijn met een bepaald besluit?

Verder zal DNB voor Nederland als de nationale afwikkelingsautoriteit zitting nemen in de SRB. De leden van de PVV-fractie ontvangen graag een compleet overzicht van degenen die zitting nemen in de SRB. Nemen de verschillende nationale afwikkelingsautoriteiten in gelijke mate zitting in de SRB? Zo neen, welke verdeelsleutel is hierbij toegepast?

Kan de Minister verder per jaar een overzicht geven van de bezoldiging van alle bestuursleden van SRB?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van brief over «Start Europese bankenunie en werkafspraken bij ingrepen in de financiële sector. Zij willen de Minister graag nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat er sprake kan zijn van een situatie waarbij DNB binnen het SRM als nationale afwikkelingsautoriteit besluit over de afwikkeling van een niet-significante bank in Nederland (voor zover de ECB het directe toezicht op de bank niet naar zich toe heeft getrokken). Hierbij is volgens genoemde leden toch sprake van een nationale ingreep door DNB, waarbij de Minister van Financiën politiek verantwoordelijk is. Op welke wijze wordt het nationale parlement in dit geval dan betrokken bij de besluitvorming over de afwikkeling van deze niet-significante bank, zo vragen deze leden. Is het informatieprotocol dan toch niet eveneens van toepassing?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met enige verbazing kennisgenomen van de reactie van de Minister op de motie Merkies (Kamerstuk 31 980, nr. 79). Zij vragen de Minister nader te beargumenteren waarom verslaglegging van een vertrouwelijk overleg zal leiden tot een minder open gedachtewisseling in een dergelijk overleg.

Ten aanzien van het verstrekken van toezichtvertrouwelijke informatie in een vertrouwelijk overleg vragen de leden van de ChristenUnie-fractie naar de stand van zaken van de uitvoering van aanbeveling 12 van de Commissie De Wit over een nadere invulling van het begrip toezichtvertrouwelijkheid in meer materiële zin.

II Reactie van de Minister

In deze brief treft u de schriftelijke beantwoording aan van de vragen die de leden van de vaste Commissie voor Financiën mij op 11 maart jl. hebben voorgelegd over mijn brief d.d. 23 februari jl. over de start Europese bankenunie en werkafspraken bij ingrepen in de financiële sector.1 De beantwoording van de vragen is zo veel mogelijk geclusterd naar onderwerp, waarbij de volgorde van de kamerbrief is gevolgd en indien mogelijk vragen van gelijke strekking tezamen zijn beantwoord.

Verantwoording en informatieverstrekking

Besluiten van de SRB

De leden van de fracties van de SP en PVV vragen welke mogelijkheden het nationale parlement heeft om in een zo vroeg mogelijk stadium vertrouwelijk geïnformeerd te worden over relevante ontwikkelingen binnen de SRB ten aanzien van banken in Nederland. De leden van de PVV-fractie vragen daarnaast welke mogelijkheden er nog zijn om de informatie-uitwisseling vooraf met het nationale parlement alsnog toe te laten staan.

Het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme voor de afwikkeling van banken (SRM-verordening) voorziet in een compleet kader voor zowel de besluitvorming bij de afwikkeling van banken als voor de financiering ervan.2 Voorafgaande betrokkenheid van nationale parlementen is in dit stelsel niet meer voorzien, ongeacht of het een significante of niet-significante bank betreft, omdat het uitgangspunt bij de financiering van afwikkeling van banken is dat er geen beroep wordt gedaan op publieke middelen. In dat kader is het nationale budgetrecht niet langer in het geding. Het regime in de richtlijn voor herstel en afwikkeling van banken (BRRD)3 met betrekking tot de verstrekking van vertrouwelijke informatie sluit aan bij het informatieregime dat geldt bij het (doorlopend) toezicht op grond van de richtlijn kapitaalvereisten.4 Dit betekent dat niet is voorzien in de mogelijkheid van het voorafgaand verstrekken van vertrouwelijke informatie aan het nationale parlement over de afwikkeling van banken binnen het SRM, met inbegrip van informatie over de besluitvorming binnen de SRB. Daarom heb ik in mijn brief ten aanzien van de informatieverstrekking aan uw Kamer een nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen de afwikkeling van banken en de afwikkeling van andere financiële instellingen.

De leden van de fracties van het CDA en de VVD vragen naar de wijze waarop de SRB verantwoording aflegt. De leden van de VVD-fractie vragen wie de rol overneemt van het nationale parlement in de nieuwe situatie vanuit het budgetrecht en/of vanuit democratische legitimatie. Ook vragen deze leden of informatie-uitwisseling met het Europees parlement is toegestaan.

Zoals aangegeven in de brief over de werking van het SRM5 vindt verantwoording door de SRB over de afwikkeling van een bank (inclusief het eventueel gebruik van middelen daarbij uit het Europese afwikkelfonds (of: SRF) primair plaats aan het Europees parlement, de Europese Raad en de Europese Commissie. De verantwoording vindt achteraf plaats middels jaarverslagen, hoorzittingen en mondelinge en schriftelijke vragen.

Wel is in de SRM-verordening voorzien in verschillende manier waarop nationale parlementen achteraf door de SRB geïnformeerd kunnen worden over afwikkelingsbesluiten ten aanzien van een significante Nederlandse bank.6 Zo kunnen de nationale parlementen vragen stellen aan de SRB, waarop de SRB verplicht is om schriftelijk te reageren. Daarnaast kunnen nationale parlementen de voorzitter van de SRB uitnodigen om samen met een vertegenwoordiger van de nationale afwikkelingsautoriteit uit de betreffende lidstaat van gedachte te wisselen over de afwikkeling van een bank in kwestie in die lidstaat. De voorzitter van de SRB is verplicht op deze uitnodiging in te gaan.

Voorafgaande informatie-uitwisseling tussen de SRB en het Europees parlement is niet toegestaan. De SRB heeft een autonome begroting die geen deel uitmaakt van de begroting van de Unie. De begroting van de SRB bestaat uit twee onderdelen: een onderdeel voor het beheer van de SRB en een onderdeel voor het SRF. De banken die onder de reikwijdte van de bankenunie vallen dragen aan beide onderdelen bij. De financiering van de begroting van de SRB en van de afwikkelingsregelingen zelf vormen zodoende geen belasting voor de begroting van de lidstaten. Het budgetrecht is derhalve niet in het geding.

De leden van de VVD-fractie vragen of er tussentijds bij het gebruikmaken van het «nationale deel» van het Europese resolutiefonds ook direct melding plaatsvindt aan de nationale parlementen.

Verantwoording door de SRB over een eventueel beroep op het «nationale» deel van het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds zal plaatsvinden zoals hierboven beschreven. Nationale parlementen zullen niet direct worden geïnformeerd indien er voor de afwikkeling van een bank gebruik wordt gemaakt van de middelen uit het «nationale» deel van het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds.

De leden van de PVV-fractie willen weten hoe zwaar het indienen van vragen en opmerkingen bij de SRB zal wegen. Ook vragen deze leden in hoeverre de nationale parlementen hiermee bijvoorbeeld enige druk kunnen uitoefenen op de SRB. Daarnaast willen deze leden weten wat er precies gebeurt en welke maatregelen kunnen worden getroffen als nationale parlementen het niet eens zijn met een bepaald besluit.

Zoals eerder aangegeven zal de SRB verantwoording afleggen aan het Europees parlement, de Raad en de Commissie en kan op grond van de SRM-verordening het nationale parlement op verschillende wijze door de SRB achteraf worden geïnformeerd. In de SRM-verordening is bepaald dat de SRB onafhankelijk en in het algemeen belang dient te handelen. Zij vraagt noch aanvaardt instructies van instellingen of organen van de Unie, van de regering van een lidstaat of van andere publieke of particuliere organen. De lidstaten, instellingen of organen van de Unie en andere publieke of particuliere organen mogen geen pogingen ondernemen om invloed uit te oefenen op de SRB.7 Door middel van de informatie-uitwisseling tussen de SRB en de nationale parlementen kan de SRB wel de wijze waarop zij tot een besluit is gekomen nader toelichten. Deze vorm van transparantie zal er verder aan bijdragen dat de SRB haar besluiten op een consistente en weloverwogen wijze zal nemen.

De leden van de SP-fractie vragen naar het stadium waarin DNB de Minister van Financiën op de hoogte dient te brengen van de ontwikkelingen bij een bank die de stabiliteit van het Nederlandse financiële stelsel in gevaar kan brengen. Ook vragen deze leden op welk moment de Minister van Financien op de hoogte wordt gesteld van beslissingen die door de SRB worden genomen ten aanzien van significante banken. Ook vernemen deze leden welk protocol hiervoor wordt toegepast.

Ongeacht of het een situatie van doorlopend toezicht of van afwikkeling betreft, is in de Wet op het financieel toezicht bepaald dat DNB aan de Minister van Financiën eigener beweging of desgevraagd alle informatie verstrekt die deze met het oog op de stabiliteit van het financiële stelsel nodig heeft. Dit ziet ook op informatie over de besluitvorming binnen de SRB, waarin DNB zitting heeft als de nationale afwikkelingsautoriteit voor Nederland.8 Op de rol van de Minister van Financiën bij de afwikkeling van een Nederlandse bank zal nader worden ingegaan in het implementatiewetsvoorstel voor de BRRD en SRM-verordening, dat inmiddels aan de Raad van State is voorgelegd voor spoedadvies.

De leden van de fracties van het CDA en de VVD-fractie vragen naar de werkafspraken op het moment dat er een beroep moet worden gedaan op nationale publieke middelen en uiteindelijk wel weer het nationale parlementaire budgetrecht in het geding is voor de afwikkeling van een bank, bijvoorbeeld als het Europese resolutiefonds onverhoopt onvoldoende middelen mocht blijken te bevatten. Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie wat de opeenvolgende achtervangopties zijn indien de nationale pijler in het Europese resolutiefonds onverhoopt niet voldoende mocht blijken voor de afwikkeling van een bank.

Het uitgangspunt van het Europees kader voor afwikkeling van banken is dat bij afwikkeling van een bank de verliezen worden opgevangen door aandeelhouders en schuldeisers, en niet door de belastingbetaler. Een van de instrumenten die daaraan moet bijdragen is het instrument van bail-in. Mocht bail-in onvoldoende blijken dan kan gebruik worden gemaakt van middelen uit het gemeenschappelijke afwikkelingsfonds (SRF), dat gefinancierd wordt door de sector zelf. Indien de middelen in het SRF niet toereikend zijn om de verliezen, kosten of andere uitgaven als gevolg van een afwikkelingsregeling te dekken, zullen in eerste instantie ex post bijdragen bij banken geïnd worden. Gedurende de overgangsperiode (d.w.z. de periode dat het SRF nog niet volledig gemutualiseerd is en er nog nationale compartimenten zijn) worden deze bijdragen geheven bij de instellingen in de direct betrokken lidstaat of lidstaten. Indien de ex post bijdragen niet onmiddellijk beschikbaar of niet voldoende zijn om de uitgaven van het SRF als gevolg van de afwikkelingsregeling te dekken, kan de SRB ten behoeve van het SRF lenen van derden. Een dergelijke lening dient uiteindelijk terugbetaald te worden door de banken binnen de bankenunie. Daarnaast hebben de Ministers van de Eurogroep en Ecofin bij het bereiken van het Raadsakkoord op 18 december 2013 afgesproken dat zij zullen werken aan een systeem waarbij in laatste instantie brugfinanciering aan het SRF verstrekt kan worden.9 Tot op heden zijn over brugfinanciering in Europa nog geen besluiten genomen.

Besluiten van DNB

De leden van de fracties van de PvdA en ChristenUnie vragen op welke wijze het nationale parlement betrokken en geïnformeerd wordt als DNB binnen het Single Resolution Mechanism (SRM) als nationale afwikkelingsautoriteit besluit over de afwikkeling van een niet-significante bank in Nederland.

DNB zal binnen het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme zelfstandig besluiten over de afwikkeling van een niet-significante bank in Nederland. Ook hier geldt dat voorafgaande betrokkenheid van nationale parlementen niet is voorzien. Verantwoording over de besluiten van DNB zal op nationaal niveau en via nationale procedures plaatsvinden door tussenkomst van de Minister van Financiën.

De leden van het CDA vragen op welke taken, naast het afwikkelen van niet-significante banken, de Minister doelt als het gaat om taken die binnen het SRM aan nationale organen zijn opgedragen en waarvan wordt verwacht dat op nationaal niveau en via nationale procedures verantwoording wordt gegeven aan het parlement.

DNB heeft in het kader van het SRM, naast de zelfstandige afwikkeling van niet-significante banken, onder andere ook tot taak de afwikkelingsbesluiten van de SRB uit te voeren voor zover deze betrekking hebben op entiteiten (banken of andere onderdelen van bankengroepen) met zetel in Nederland. Ten aanzien van deze taak van DNB zal op nationaal niveau en via nationale procedures achteraf verantwoording worden afgelegd door tussenkomst van de Minister van Financiën.

Samenstelling SRB

De leden van de PVV-fractie vragen naar een compleet overzicht van degenen die zitting nemen in de SRB. Ook vragen deze leden of de verschillende nationale afwikkelingsautoriteiten in gelijke mate zitting nemen in de SRB en vragen ze naar een overzicht van de bezoldiging van alle bestuursleden van de SRB.

De SRB is samengesteld uit:10

  • De voorzitter (Elke König)

  • De vicevoorzitter (Timo Löyttyniemi)

  • 4 voltijdse leden:

    • 1 directeur strategische en beleidscoördinatie (Mauro Grande)

    • 3 directeuren afwikkelingsplanning en afwikkelingsbesluiten:

      • ° Antonio Carrascosa

      • ° Joanne Kellermann

      • ° Dominique Laboureix

  • één aangewezen lid per deelnemende lidstaat die zijn/haar nationale afwikkelingsautoriteit vertegenwoordigt.

Nog niet alle deelnemende lidstaten hebben een lid aangewezen dat hun nationale afwikkelingsautoriteit vertegenwoordigt. In Nederland is per 1 januari 2015 DNB aangewezen als nationale afwikkelingsautoriteit,11 waarbij dhr. Elderson DNB zal vertegenwoordigen.

De voorzitter, vicevoorzitter en vier voltijdse leden handelen onafhankelijk en objectief in het belang van de Europese Unie (EU). Elke deelnemende lidstaat heeft één aangewezen lid, dat de nationale afwikkelingsautoriteit vertegenwoordigt. Indien er in deelnemende lidstaten meer dan één nationale afwikkelingsautoriteit zou zijn, kan echter wel een tweede vertegenwoordiger vanuit de lidstaat deelnemen als waarnemer, maar zonder stemrecht. Hierdoor hebben de nationale afwikkelingsautoriteiten in gelijke mate zitting in de SRB.12 Bezoldiging bij de SRB is in lijn met vergelijkbare functies bij de Europese instellingen, zoals rechters en griffiers van het Hof van Justitie van de EU. De vaste leden van de SRB zijn voor hun basissalaris ingedeeld in AD 16, trede 3, gelijk aan 18.370,84 euro per maand. Dit basissalaris wordt voor de voorzitter, vicevoorzitter en vier voltijdse leden vermenigvuldigd met een respectievelijke factor van 125%, 112,5% en 101%.13

Verslaglegging

De leden van de fracties van de ChristenUnie, CDA, PvdA en SP vragen naar een nadere argumentatie over het voorstel om niet aan verslaglegging te doen van een vertrouwelijk overleg.

In de kamerbrief heb ik aangegeven dat mijn voorkeur uitgaat af te spreken geen schriftelijk verslag te maken van vertrouwelijke overleggen, omwille van een zo inhoudelijk mogelijk overleg. Het maken van een verslag zit het doel van een dergelijk overleg in de weg: in vertrouwelijke setting een open gedachtewisseling hebben over oplossingsrichtingen ten aanzien van een ingreep waarbij mogelijk publieke middelen moeten worden ingezet en waarbij koersgevoelige, bedrijfsgevoelige, of toezichtvertrouwelijke informatie aan de orde is. Ik onderken het belang van verantwoording achteraf. Daarom zal ik in mijn brieven aan de Tweede Kamer zo gedetailleerd mogelijk verslag doen van de gedachtewisselingen die in de vertrouwelijke voorbereidingsfase met de betrokken Kamerleden hebben plaatsgevonden.

Complianceregeling

De leden van de VVD-fractie vragen wat het nut en noodzaak én toegevoegde waarde is van een complianceregeling voor Kamerleden. De leden van de CDA-fractie vragen welke rol de Minister ten aanzien van het komen tot een complianceregeling voor zichzelf ziet weggelegd en vragen wanneer een dergelijke regeling gereed zou moeten zijn.

In de kamerbrief heb ik de Tweede Kamer aanbevolen zelf een eigen complianceregeling voor Kamerleden te ontwikkelen. De noodzaak hiervoor is gelegen in het feit dat de informatie die aan de orde komt tijdens een vertrouwelijk overleg veelal onderhevig is aan een vertrouwelijkheidregime. Zo kan er sprake zijn van informatie die koersgevoelig, bedrijfsgevoelig, of toezichtvertrouwelijk is. Ook het gegeven zelf dat informatie wordt gedeeld is vertrouwelijk. Het bekend worden dat over een bepaalde instelling vertrouwelijk informatie wordt verschaft aan de Tweede Kamer, kan immers al belangrijke vertrouwenseffecten hebben die de financiële stabiliteit kunnen schaden. In het reglement van orde van de Tweede Kamer is een bepaling opgenomen ten aanzien van de geheimhouding van vergaderingen met gesloten deuren.14 Hierin wordt in het algemeen geregeld dat geheimhouding in acht wordt genomen in een besloten commissievergadering. Niet wordt ingegaan op het gebruik van de vertrouwelijke informatie. Met een complianceregeling kan (de potentiële schijn van) het gebruik van vertrouwelijke informatie door de personen die gehouden zijn aan deze regeling verder worden tegengegaan.

Informatieprotocol

De leden van de SP-fractie willen weten waarom alleen een informatieprotocol is vastgesteld ten aanzien van niet-bancaire instellingen. Daarnaast vragen deze leden welke afspraken de Minister wil maken ten aanzien van bancaire instellingen en of daarbij onderscheid wordt gemaakt naar significante en niet-significante banken.

In de kamerbrief heb ik aangegeven dat de instelling van het SRM tot gevolg heeft dat het nationale parlementaire budgetrecht niet langer in het geding is bij afwikkeling van een bank en dat bovendien de Minister van Financiën geen zelfstandige rol meer heeft bij de besluitvorming ten aanzien van de afwikkeling van een bank. Dit brengt met zich mee dat voorafgaande betrokkenheid van het nationale parlement bij besluitvorming over afwikkeling van Nederlandse banken, significant of niet-significant, zich niet meer zal voordoen. Om deze reden ziet het informatieprotocol alleen op niet-bancaire instellingen, zoals verzekeraars. Ten aanzien van ingrepen bij banken zal verantwoording achteraf plaatsvinden op de in de kamerbrief beschreven wijze.

De leden van de VVD-fractie vragen of de afspraak blijft staan dat het Kamerlid met betrekking tot het informeren van de fractievoorzitter daarvan melding maakt bij de griffier van de Kamercommissie.

In mijn kamerbrief heb ik een voorstel gedaan voor concrete werkafspraken die van toepassing zijn bij vertrouwelijke overleggen. Deze werkafspraken hebben tot doel om vast te leggen hoe de setting van het overleg eruit ziet, wat de te hanteren spelregels zijn en vooraf helder te hebben wat ieders rol is. De huidige set aan afspraken in het informatieprotocol is niet bedoeld als uitputtend, maar kan worden gezien als een eerste aanzet om te komen tot een definitieve lijst met een voor beide partijen werkbare set afspraken. Aan de lijst met werkafspraken kan wat mij betreft dan ook toegevoegd worden de afspraak dat het Kamerlid met betrekking tot het informeren van de fractievoorzitter daarvan melding maakt bij de griffier van de Kamercommissie.

De leden van de VVD-fractie vragen of alleen het Kamerlid of ook de fractievoorzitter inzage heeft in de vertrouwelijk opgestelde en getoonde presentaties van de zijde van Financiën en van DNB.

Alleen de leden die daadwerkelijk bij het vertrouwelijk overleg aanwezig zijn hebben inzicht in de getoonde presentaties. Het staat die leden wel vrij om hun fractievoorzitter te informeren over het besprokene.

De leden van de VVD-fractie vragen wat de afspraak is bij wijziging van het woordvoerderschap binnen een fractie en/of een nieuw Kamerlid dat woordvoerder wordt.

De huidige praktijk laat zien dat bij wijziging van het woordvoerderschap het oorspronkelijke Kamerlid blijft deelnemen aan het overleg. Ook bij het verlaten van de commissie Financiën blijft het oorspronkelijke Kamerlid deelnemen aan het vervolgoverleg. Het doel hiervan is om de kring van «insiders» zo klein mogelijk te houden. Ik stel voor om deze afspraak toe te voegen aan het informatieprotocol.

De leden van de PvdA-fractie vragen nader toe te lichten waarom wordt voorgesteld pas overleg te laten plaatsvinden op het moment dat zowel de aanleiding als de mogelijke oplossingsrichtingen voldoende in kaart zijn gebracht, en bijvoorbeeld niet op het moment dat het overheidsingrijpen waarschijnlijk is.

In het informatieprotocol is voorgesteld dat vertrouwelijk (mondeling) overleg plaatsvindt op het moment dat niet kan worden uitgesloten dat een interventiemaatregel moet worden getroffen en de aanleiding en mogelijke oplossingsrichtingen voldoende in kaart zijn gebracht om in een briefing aan de Tweede Kamer te kunnen toelichten. Een verkenning van oplossingsrichtingen is noodzakelijk om een beeld te hebben van de mogelijke inzet van publieke middelen. Het doel van deze werkafspraak is om de Tweede Kamer tijdig en adequaat te informeren.

De leden van de SP-fractie merken op dat er een hard copy van de door Financiën en/of DNB gegeven presentatie(s) aan de griffier van de commissie ter hand worden gesteld, en achter slot en grendel worden bewaard. Deze leden vragen of dit ook kan gebeuren met een verslag dat is gemaakt van een vertrouwelijk overleg.

Het verschil tussen een verslag en de door Financiën en/of DNB gegeven presentatie(s) is dat de presentatie niet tot doel heeft in een later stadium openbaar gemaakt te worden.

De leden van de SP-fractie vragen of (een meerderheid in) de Kamer ook een verzoek kan doen voor een vertrouwelijk overleg over een financiële instelling indien zij daar noodzaak toe ziet.

In het voorstel voor werkafspraken is opgenomen dat het (eerste) vertrouwelijke overleg plaatsvindt op initiatief van de Minister. Het lijkt geëigend om dit initiatief bij de Minister te leggen vanwege het feit dat de Minister vanuit zijn positie in staat is om een duidelijk beeld te vormen van de problematiek die mogelijk aanleiding geeft tot het houden van een vertrouwelijk overleg.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de stand van zaken van de uitvoering van aanbeveling 12 van de Commissie De Wit over een nadere invulling van het begrip toezichtvertrouwelijkheid in meer materiële zin.

In de kabinetsreactie inzake het rapport van commissie De Wit II is naar aanleiding van deze aanbeveling aangegeven dat de wetgever in de memorie van toelichting bij de Wet op het financieel toezicht reeds een – weliswaar niet uitputtende – invulling heeft gegeven aan het begrip «toezichtvertrouwelijk». Daarbij is tevens gemeld dat het niet eenvoudig is om tot een nadere invulling dan deze te komen van dit begrip dat afkomstig is uit Europese toezichtregelgeving die in Nederlandse wet- en regelgeving is geïmplementeerd. De reden voor dit niet-limitatieve karakter is dat de beoordeling of bepaalde gegevens of informatie als vertrouwelijk bestempeld moeten worden vaak afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Het is daarbij van belang dat steeds een afweging wordt gemaakt tussen het belang van geheimhouding enerzijds en het belang van openbaarheid en transparantie van het toezicht anderzijds en of dus in bepaalde gevallen een minder strikte benadering van het begrip vertrouwelijkheid wenselijk is. Een nadere – meer materiële – invulling van het begrip toezichtvertrouwelijkheid lijkt daarom minder zinvol. Dit laat onverlet dat er voldoende oog moet zijn voor het belang om enerzijds toezichtvertrouwelijke informatie vertrouwelijk te houden en anderzijds publieke organen de reële mogelijkheid te geven om (democratische) controle uit te kunnen oefenen. Ook in Europees verband wordt dit belang onderkend. Zo zijn er bepalingen opgenomen in de Europese toezichtregelgeving die de mogelijkheid bieden aan parlementaire enquêtecommissies en de Algemene Rekenkamer om kennis te nemen van (vertrouwelijke) toezichtinformatie om zo hun belangrijke rol als «controleur» goed uit te kunnen oefenen. Deze bevoegdheden zijn in de Wet op het financieel toezicht geïmplementeerd. Ik merk op dat het in deze situaties minder van belang zal zijn welke invulling er wordt gegeven aan het begrip «toezichtvertrouwelijk», omdat deze instanties – weliswaar vertrouwelijk en met de nodige waarborgen omkleed – toegang hebben tot alle relevante informatie.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1241.

X Noot
2

SRM-Verordening: Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225).

X Noot
3

Richtlijn nr. 2014/59/EU van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014, L173).

X Noot
4

Richtlijn nr. 2013/36/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176).

X Noot
5

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1238.

X Noot
6

Zie ook artikel 46 van de SRM-verordening.

X Noot
7

Artikel 47 van de SRM-verordening.

X Noot
8

Artikel 1:90, vijfde lid, van de Wet op het financieel toezicht.

X Noot
10

Zie www.srb.europa.eu.

X Noot
11

Stbld. 2014, 542.

X Noot
12

Verordening (EU) Nr. 804/2014 van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010, PbEU L225.

X Noot
13

COM (2014) 10359–10362.

X Noot
14

Artikel 143 Reglement van Orde van de Tweede Kamer.

Naar boven