21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1199 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 november 2014

Op maandag 10 november heb ik uw Kamer het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 6 en 7 november toegezonden (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1185). Op dinsdag 11 november heb ik uw Kamer het door Eurostat verstrekte rapport «Summary quality reports on revisions to GNI data 2010» (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1186) doen toekomen.1 Zoals aangekondigd informeer ik uw Kamer hierbij nader over de informatie van Eurostat, en over de vragen voor de toekomst.

Zoals ik uw Kamer steeds heb aangegeven wilde ik de berekening kunnen maken van de naheffing. Op 29 oktober heeft Eurostat de grondslagen die gebruikt worden voor de berekening van de afdracht van de lidstaten publiek toegankelijk gemaakt (zie mijn brief aan de Kamer met de beantwoording van Kamervragen d.d. 3 november 2014, Kamerstuk 21 501-03, nr. 80). Ik heb daarbij direct aangegeven dat dit voor mij niet voldoende was en dat ik ook aanvullende informatie wenste over de achtergrond in andere lidstaten van deze cijfers, met name welke rol bronnenrevisies en het opheffen van voorbehouden door Eurostat hebben. De gegevens die ik daartoe nodig had, heb ik gisteren van Eurostat ontvangen en openbaar gemaakt. Ik heb uw Kamer daarop terstond de cijfers ter beschikking gesteld (zie mijn brief aan de Kamer met Kamerstuk 21 501-07, nr. 1186). Het rapport van Eurostat levert inzicht in de herkomst van de BNI-mutaties van individuele lidstaten en de uitsplitsing daarvan naar verschillende oorzaken. Hiermee wordt helderheid verkregen in de achterliggende oorzaken van de grote verschillen in EU-naheffingen voor de afzonderlijke lidstaten. Op basis van deze informatie concludeer ik dat de door de Commissie gemaakte berekening van de nabetalingen van de BNI-afdrachten aan de Europese Unie correct is.

De BNI-gegevens die ten grondslag liggen aan de huidige revisie zijn vastgesteld conform de definities van het ESA95. De relevante BNI-gegevens zijn voor alle lidstaten aangepast voor de jaren 2002–2013, met uitzondering van Griekenland. De Griekse BNI-gegevens zijn aangepast vanaf 1995. Onderstaande tabellen geven een uitsplitsing van de cijfers naar de twee oorzaken voor de bijstellingen. Tabel 1 geeft de procentuele stijging van het BNI van de individuele lidstaten uit hoofde van het opheffen van voorbehouden door Eurostat. In tabel 2 staan de procentuele BNI-mutaties in de periode 2010–2012 uit hoofde van revisie van de BNI-gegevens. De cijfers uit tabel 1 en tabel 2 opgeteld leveren de totale mutatie van het BNI op die relevant is voor de berekening van de BNI-nabetaling (zie tabel 3). Deze cijfers over de totale bijstelling heeft Eurostat reeds op 29 oktober gepubliceerd.

Onderstaande tabellen bevatten geen gegevens voor het jaar 2013. Voor 2013 worden dit jaar voor de eerste maal voorlopige realisatiecijfers door de nationale statistische bureau’s aangeleverd aan Eurostat. Er is dan ook geen sprake van een aanpassing van de cijfers ten opzichte van de eerdere aanlevering van deze data. Voor een aantal lidstaten is geen uitsplitsing van de totale BNI-verandering beschikbaar; dit is onder meer het geval voor Duitsland voor 2011 en 2012, voor Italië voor 2013 en voor Griekenland voor alle drie de jaren. Dit is in de tabel aangegeven met niet bekend (nb).

Tabel 1: BNI-mutaties uit hoofde van opheffing voorbehouden 2010–2012 (in percentage van het BNI van de lidstaat)
 

Gemiddelde 2002–2009*

2010

2011

2012

België

0,6

0,5

0,5

0,5

Bulgarije

2,2

2,3

2,6

1,6

Tsjechië

0,3

0,9

0,4

2,8

Denemarken

–0,4

–0,4

–0,2

–0,2

Duitsland

0,4

0,2

nb

nb

Estland

0,0

0,0

0,0

0,0

Ierland

0,6

0,7

0,9

0,7

Griekenland

2,0

nb

nb

nb

Spanje

0,8

0,9

1,0

1,0

Frankrijk

0,3

0,2

0,3

–0,1

Kroatië

nb

nb

nb

nb

Italië

1,1

0,8

0,8

nb

Cyprus

0,6

0,0

–0,6

0,0

Letland

5,0

5,0

5,2

6,3

Litouwen

0,0

0,1

0,1

0,1

Luxemburg

0,3

0,2

0,2

0,2

Hongarije

0,3

–0,1

–0,1

0,5

Malta

1,5

2,2

2,0

2,2

Nederland

0,5

0,7

0,6

0,5

Oostenrijk

0,0

1,1

1,1

1,1

Polen

–0,5

0,9

1,4

0,9

Portugal

0,5

0,4

0,4

0,4

Roemenië

0,7

1,6

1,2

1,4

Slovenië

0,2

0,4

0,3

0,3

Slowakije

0,1

0,0

0,0

0,0

Finland

0,0

–0,1

–0,1

–0,2

Zweden

0,4

0,8

0,7

0,6

Verenigd Koninkrijk

1,8

2,6

2,8

nb

* Voor Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenie, Slovenië, Slowakije zijn cijfers beschikbaar voor de jaren 2004–2009; voor Bulgarije voor de jaren 2007–2009; voor Kroatië zijn geen cijfers beschikbaar.

Tabel 2: BNI-mutaties uit hoofde van 2014-revisies 2010–2012 (in percentage van het BNI van de lidstaat)
 

2010

2011

2012

België

–0,2

–0,1

1,4

Bulgarije

–1,3

0,6

1,3

Tsjechië

0,0

0,2

–0,3

Denemarken

–1,0

–0,5

–0,9

Duitsland

0,4

nb

nb

Estland

1,1

–0,3

0,4

Ierland

–1,1

–0,9

0,4

Griekenland

nb

nb

nb

Spanje

0,9

0,5

0,3

Frankrijk

0,6

0,4

0,3

Kroatië

0,7

1,0

–0,1

Italië

1,2

1,4

nb

Cyprus

7,6

7,8

8,9

Letland

–6,7

–6,7

–7,9

Litouwen

0,1

0,3

0,7

Luxemburg

–5,5

–3,7

–3,5

Hongarije

0,0

0,4

0,8

Malta

3,3

2,7

3,8

Nederland

7.4

4,7

4,8

Oostenrijk

–1,5

–1,2

–0,6

Polen

–0,5

–0,3

0,2

Portugal

1,1

1,8

–0,7

Roemenië

0,0

0,1

–1,0

Slovenië

–0,1

–0,1

–0,2

Slowakije

0,3

0,4

0,2

Finland

0,4

0,6

0,4

Zweden

1,2

0,7

0,0

Verenigd Koninkrijk

0,7

0,3

nb

Tabel 3: Totale BNI-mutaties (in percentage van het BNI van de lidstaat)
 

2010

2011

2012

België

0,3

0,4

2,0

Bulgarije

1,0

3,2

2,8

Tsjechië

0,9

0,6

2,5

Denemarken

–1,4

–0,7

–1,1

Duitsland

0,6

1,1

0,7

Estland

1,1

–0,3

0,4

Ierland

–0,4

0,0

1,1

Griekenland

1,3

–1,5

–1,0

Spanje

1,7

1,5

1,3

Frankrijk

0,8

0,6

0,2

Kroatië

0,7

1,0

–0,1

Italië

2,0

2,2

2,5

Cyprus

7,6

7,2

8,9

Letland

–1,7

–1,5

–1,6

Litouwen

0,2

0,4

0,8

Luxemburg

–5,3

–3,4

–3,3

Hongarije

–0,1

0,3

1,3

Malta

5,5

4,7

6,0

Nederland

8,1

5,2

5,3

Oostenrijk

–0,3

–0,1

0,5

Polen

0,4

1,1

1,1

Portugal

1,5

2,2

–0,3

Roemenië

1,6

1,3

0,4

Slovenië

0,2

0,1

0,1

Slowakije

0,3

0,4

0,2

Finland

0,3

0,5

0,2

Zweden

1,9

1,4

0,6

Verenigd Koninkrijk

3,3

3,0

3,9

De uitsplitsing die nu mogelijk is met het door Eurostat gepubliceerde rapport geeft inzicht inde achtergrond van de oorzaak van de verschillen in de EU-naheffingen tussen lidstaten. Zo laten de tabellen zien dat er grote onderlinge verschillen zijn tussen de lidstaten zowel wat betreft het effect van opheffing van voorbehouden als het effect van revisies. De opwaartse bijstelling van het BNI voor het VK blijkt voor het grootste deel samen te hangen met het opheffen van eerdere voorbehouden voor een lange reeks van jaren. Voor Nederland daarentegen is het effect van het opheffen van eerdere voorbehouden van Eurostat relatief beperkt. Veruit het grootste deel van het hogere BNI voor Nederland hangt samen met de bronnenrevisie door het CBS.

Uit de cijfers zoals samengevat in bovenstaande tabellen komt verder een divers beeld naar voren. Cyprus is de enige lidstaat waar de BNI-bijstelling uit hoofde van revisies in de jaren 2010–2012 boven de Nederlandse bijstelling uitgaat. Ook Malta heeft bijstellingen uit hoofde van revisies die duidelijk hoger zijn dan het EU-gemiddelde. Letland daarentegen heeft net als het VK een omvangrijke opwaartse bijstelling uit hoofde van de opheffing van voorbehouden (meer dan 5%), maar de BNI-bijstelling uit hoofde van revisies is sterk negatief waardoor per saldo sprake is van een neerwaartse bijstelling van het BNI.

Voor de lidstaten met een groter BNI dan Nederland zijn met uitzondering van het VK en Italië de bijstellingen beperkt. Voor zowel Duitsland, Frankrijk en Spanje zijn de bijstellingen uit hoofde van opheffing van voorbehouden en uit hoofde van revisies in de jaren 2010–2012 kleiner dan 1% van hun respectievelijke BNI.

Alle lidstaten zijn vanaf dit jaar verplicht om illegale activiteiten op te nemen in de BNI cijfers. De bijstelling uit hoofde van illegale activiteiten voor Nederland is 0,4% BNI. Zoals Eurostat gisteren in het rondetafelgesprek heeft gemeld is deze bijstelling lager dan de gemiddelde bijstelling voor de andere lidstaten. Aangezien er een algemeen voorbehoud door Eurostat is geplaatst op de cijfers over illegale activiteiten, zijn deze cijfers nog niet definitief.

Om de vergelijkbaarheid, betrouwbaarheid en volledigheid van de BNI’s van de afzonderlijke lidstaten te waarborgen bestaat er een uitgebreide procedure voor de vaststelling van het BNI voor de afdracht van de eigen middelen van de EU. Hiervoor is een procedure ingesteld die wordt uitgevoerd onder de zogenaamde BNI-verordening. Dit proces bestaat onder andere uit een verificatie van de BNI-gegevens. Uit de verificatie kan ook naar voren komen dat op onderdelen toegepaste methoden dusdanig afwijken tussen landen dat Eurostat hiervoor een algemeen voorbehoud maakt. Deze algemene voorbehouden worden pas beëindigd nadat de toegepaste methoden voldoende zijn geharmoniseerd, en op juiste wijze door alle landen zijn toegepast. Zo geldt op dit moment voor de raming van illegale productie een algemeen voorbehoud.

Deze verificatie wordt verzorgd door Eurostat, in samenwerking met de nationale statistische bureaus. De Raad van de Europese Unie heeft hier geen enkele betrokkenheid bij. Er vindt dan ook geen afstemming plaats tussen het CBS en het Ministerie van Financiën over de inbreng in het BNI-comité.

Gegeven de implicaties die verbonden zijn aan deze BNI-cijfers, is het zaak dat het proces van totstandkoming van het BNI en de verificatie verbetert. Revisies met effecten op het BNI in de EU zouden meer gecoördineerd moeten plaatsvinden. Daarnaast moet goed bezien worden hoe de kans kan worden gereduceerd dat grote effecten van een bronnenrevisie in een individuele lidstaat in een bepaald jaar netto substantiële effecten heeft op de EU-afdrachten. Het is dan ook van belang dat er meer transparantie komt en mogelijk ook meer harmonisatie van bronnenrevisies en andere onderbouwing van de statistische gegevens.

De Commissie heeft toegezegd een diepgravende analyse te doen naar wat er de afgelopen weken is gebeurd. De Commissie zal dan ook voorstellen doen voor verbeteringen in de toekomst. Ik let scherp op dit proces en zal aandringen op meer transparantie en meer harmonisatie van revisies.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven