21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 225 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 2019

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 25 november 2019 aan.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD BUITENLANDSE ZAKEN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING VAN 25 NOVEMBER 2019

Europese financieringsarchitectuur voor ontwikkeling

De Raad zal spreken over de opvolging van het rapport van de Wise Persons Group (WPG) over de optimalisatie van de Europese financieringsarchitectuur voor ontwikkeling met speciale aandacht voor de rol van en de samenwerking tussen de Europese Investeringsbank (EIB), de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD), Europese nationale ontwikkelingsbanken (zoals FMO) en de Europese Commissie. De Europese Unie en haar lidstaten besteedden in 2.018 EUR 74,4 miljard aan ontwikkelingssamenwerking. Hiermee leveren zij gezamenlijk wereldwijd de grootste bijdrage aan ontwikkelingssamenwerking van alle OESO/DAC-donoren (bijna 57%). De WPG stelt dat wereldwijde uitdagingen, zoals het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), klimaatverandering en de bevordering van werkgelegenheid in met name Afrika, vragen om een meer gestroomlijnde Europese inzet.

De WPG doet in het rapport zowel korte als lange termijnaanbevelingen. Op de korte termijn zou volgens de groep onder meer ingezet moeten worden op een sterkere coördinerende rol van de Europese Commissie bij de inzet van de Europese ontwikkelingsfinancieringsinstellingen en een versterkte samenwerking tussen deze instituties. Ook adviseert de groep meer strategische sturing vanuit de Raad, in het bijzonder vanuit de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking. Verder concludeert het rapport dat het wenselijk zou zijn om op de langere termijn één EU-ontwikkelingsbank te creëren met de EIB, de EBRD of een nieuwe instelling als basis. Deze opties vragen om nadere uitwerking toegespitst op de toegevoegde waarde ten opzichte van het huidige systeem en de politieke en juridische haalbaarheid. De WPG raadt daarom aan om haalbaarheidsstudies uit te voeren.

Het kabinet verwelkomt het rapport als een belangrijke bijdrage aan het debat over de inrichting van de Europese financieringsarchitectuur voor ontwikkeling, en zet in op spoedige uitwerking van en besluitvorming over de implementatie van de korte termijn aanbevelingen. Het kabinet onderschrijft het belang van haalbaarheidsstudies naar de geschetste opties voor de lange termijn, uitgevoerd door een onafhankelijke partij. Hierbij zou ook verbetering van de huidige institutionele inrichting moeten worden meegenomen. Deze studies moeten een antwoord bieden op de vraag wat er juridisch en operationeel nodig is om van elk van de opties een succes te maken, met vooraf afgestemde toetsingscriteria als ontwikkelingsimpact, waarborging bredere EU-belangen en efficiëntie (o.a. benutten bestaande expertise). Daarbij zouden volgens Nederland ook de financieringsbehoeften van ontvangende landen en de private sector alsmede het huidige speelveld in Afrika (o.a. de rol van de Wereldbank, Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AfDB) en nationale ontwikkelingsbanken) moeten worden bekeken om de toegevoegde waarde van institutionele veranderingen inzichtelijk te maken. Er zijn Raadsconclusies over het rapport in voorbereiding, die naar verwachting in de ECOFIN Raad van 5 december 2019 zullen worden aangenomen.

Steun aan landen in transitie (working better together): Ethiopië en Soedan

De Raad zal spreken over het gezamenlijk ondersteunen van landen in transitie waarbij specifiek zal worden ingegaan op Ethiopië en Soedan. Deze landen maken een economische en democratische transitie door, waarbij een goed gecoördineerde ondersteuning vanuit de EU en EU-lidstaten van groot belang is. Nederland en Zweden zullen dit onderwerp gezamenlijk introduceren, waarna de Raad hier verder over zal spreken.

Nederland zal een introductie verzorgen over de situatie in Ethiopië, waar de EU en lidstaten de hervormingsagenda steunen en steeds meer inzetten op het stimuleren van duurzame investeringen en het creëren van banen. De hervormingen die Premier Abiy Ahmed Ali doorvoert zijn hoopgevend, maar er blijven serieuze uitdagingen, onder andere op het gebied van interne verdeeldheid en politieke instabiliteit. De Nederlandse inbreng in de Raad zal gericht zijn op drie thema’s: de kansen en uitdagingen van de investerings- en banenagenda in Ethiopië zelf (investeringsklimaat, nexus onderwijs-arbeidsmarkt, digitalisering en het mobiliseren van de private sector); internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) en duurzame productieomstandigheden, waaronder leefbaar loon; en working better together; het verbeteren van samenwerking, bijvoorbeeld door programma’s van de EU en lidstaten zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen.

Nederland zal ook kort ingaan op de situatie in Soedan, waarna de Zweedse Minister van Ontwikkelingssamenwerking hierover verder zal uitweiden. De civiel geleide transitie in Soedan, met een belangrijke rol voor vrouwen en jeugd, vraagt om een sterke en gecoördineerde ondersteuning vanuit de EU. De Raad Buitenlandse Zaken sprak hier reeds over op 11 november in aanwezigheid van de Soedanese premier, Abdalla Hamdok (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2082). Nederland zal de EU aanmoedigen om een ondersteunende rol te blijven spelen, onder andere via politieke steun en door financiële middelen beschikbaar te stellen voor bijvoorbeeld capaciteitsopbouw en economische hervormingen. In het bijzonder zal Nederland tijdens de RBZ-Ontwikkelingssamenwerking onderstrepen dat ontwikkelingssamenwerking op de korte termijn kan bijdragen aan het bieden van een sociaal vangnet aan de noodlijdende bevolking als gevolg van de economische crisis, en op langere termijn om de democratische transitie te doen slagen en het sociaal contract tussen overheid en burger te herstellen.

Gender en onderwijs in Afrika

De Raad zal tijdens de lunch spreken over de uitdagingen omtrent gender en onderwijs in Afrika. Toegang tot basisonderwijs is sinds 2000 aanzienlijk toegenomen. In Sub-Sahara Afrika steeg het inschrijvingspercentage van 59 procent in 1999 naar 79 procent in 2015. Desalniettemin is het, met name in Afrika, voor meisjes en (jonge) vrouwen lastiger dan voor jongens en mannen om onderwijs te volgen en af te maken. Hun deelname aan onderwijs wordt belemmerd door zwangerschappen en gedwongen huwelijken, maar ook door gebrekkige menstruele hygiëne en bestaande genderrollen. Dit leidt tot schooluitval of voortijdig schoolverlaten. Bovendien leert een groot deel van de schoolgaande kinderen en jongeren niet de juiste vaardigheden die aansluiten op de behoeften van de arbeidsmarkt.

Onderwijs voor meisjes en vrouwen is van groot belang. Meisjes en vrouwen die langere tijd onderwijs volgen, maken bewustere keuzes met betrekking tot het krijgen van kinderen en zijn minder vaak slachtoffer van huiselijk geweld of kindhuwelijken. Relevant onderwijs biedt kans op beter werk en een fatsoenlijk inkomen, bevordert gelijke kansen en werkt tegen uitsluiting. Goed onderwijs stelt jongens en meisjes ook in staat eigen keuzes te maken en kritisch en zelfstandig in het leven te staan.

Juist omdat vooral meisjes vaak minder goede toegang hebben tot onderwijs, besteedt de EU specifiek aandacht aan onderwijs voor deze groep. Gender wordt bovendien in alle ontwikkelingsprogramma’s gemainstreamd. Ook binnen het Nederlands BHOS-beleid is gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes een dwarsdoorsnijdend thema. De Europese Commissie en Nederland steunen beiden mondiale fondsen, zoals het Global Partnership for Education (GPE), Education Cannot Wait (ECW) en het International Finance Facility for Education (IFFEd, oprichting bijna afgerond). Het gaat in al die programma’s niet alleen om toegang tot onderwijs, maar ook om aandacht voor de kwaliteit van het onderwijs, ervaringen van meisjes en vrouwen in onderwijsomgevingen en kansen op de arbeidsmarkt. Kortom, het gaat ook om het verbeteren van onderwijssystemen, in samenwerking met de betreffende overheden.

Met het aantreden van de nieuwe Europese Commissie zal naar verwachting gewerkt worden aan een nieuw Comprehensive Partnership met Afrika, voortbouwend op bestaand beleid en initiatieven. Wat Nederland betreft zal er in deze geïntegreerde inzet van de EU in Afrika specifieke aandacht uitgaan naar het bevorderen van gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen, ook via onderwijs. Nederland zal de Europese Commissie tijdens de Raad oproepen samen te werken op het verbeteren van jongerenparticipatie en de match tussen onderwijs en werkgelegenheid voor jongeren (jonge vrouwen in het bijzonder), in lijn met de Nederlandse jongerenstrategie die binnenkort wordt gepubliceerd. Om de positie van meisjes en vrouwen te verbeteren zal Nederland tijdens de Raad in het bijzonder het belang benadrukken van het tegengaan van op gender gebaseerd geweld en van investeringen in seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, die ook middels onderwijs bevorderd kunnen worden.

Naar boven