Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 oktober 2012
Tijdens de regeling van werkzaamheden op 4 oktober jl. hebben verschillende leden
van uw Kamer verzocht om een brief over het mogelijke verzoek van de Europese Commissie
aan de EU-lidstaten om aanvullende financiële middelen in 2012. Dit zou nodig zijn
om de EU-begroting dit jaar sluitend te maken. Met deze brief wil het kabinet aan
dit verzoek voldoen.
De Commissie heeft inderdaad recentelijk signalen afgegeven dat de EU-begroting 2012
waarschijnlijk niet toereikend is om aan de noodzakelijke verplichtingen te voldoen.
Er zijn echter nog geen officiële cijfers gepresenteerd die een totaalbeeld geven
van de daadwerkelijke financieringsbehoefte in 2012 en er is nog geen formeel verzoek
door de Commissie ingediend voor additionele middelen. Over de hoogte van de bedragen
die de ronde doen en de programma’s die het raakt, kan het kabinet op dit moment dan
ook geen uitspraken doen. Tot die duidelijkheid er is, acht het kabinet het niet wenselijk
hierover te speculeren.
De verwachting is, mocht een suppletoire EU-begroting voor 2012 gepresenteerd worden,
dat hierover zal worden besloten tijdens de Begrotingsraad op 9 november a.s. waar
een akkoord zal moeten worden bereikt over de EU-begroting voor 2013. Deze suppletoire
begroting zal dan op basis van gekwalificeerde meerderheid worden aangenomen.
U kunt er op vertrouwen dat wanneer een suppletoire EU-begroting wordt gepresenteerd,
het kabinet in Brussel zal pogen om samen met een groep gelijkgezinde lidstaten deze
te blokkeren. We hebben vorig jaar met veel moeite een politiek akkoord weten te sluiten
waarbij de begroting reëel constant is gehouden en dat was voor Nederland het maximale.
Van de Europese Commissie mag verwacht worden dat zij binnen de overeengekomen begroting
prioriteiten stelt.
Het kabinet hoopt u met deze brief voldoende geïnformeerd te hebben. Mocht er een
formeel verzoek worden ingediend, dan zal het kabinet u hiervan op de hoogte stellen.
De minister van Financiën,
J. C. de Jager