21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1837 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 maart 2018

Hierbij bied ik u het verslag aan van Raad Buitenlandse Zaken van 26 februari 2018.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A.M. Kaag

VERSLAG RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 26 FEBRUARI 2018

Moldavië

Ministers spraken in de discussie over Moldavië brede steun uit voor het land en zijn bevolking. Een aantal stappen in de goede richting is gezet ten aanzien van economische hervormingen. Tegelijkertijd was er brede overeenstemming om jegens de Moldavische regering het belang van conditionaliteit uit te dragen tussen enerzijds EU-steun aan Moldavië en anderzijds hervormingen door de Moldavische regering. Lidstaten spraken met name hun zorg uit over het gebrek aan voortgang bij bankenfraudebestrijding, de strijd tegen corruptie, mediavrijheid, rechtsstatelijkheid en democratisering. Enkele lidstaten wezen op het belang van zichtbaarheid van de EU en de lidstaten in Moldavië in het verkiezingsjaar om zo een steun in de rug te zijn voor de regering om deze hervormingen door te voeren.

Venezuela

De Raad sprak uitgebreid over de situatie in Venezuela. Verschillende Ministers benadrukten de ernst van de humanitaire situatie. Venezuela kampt met een gebrek aan voedsel en medicijnen. In dit licht werd gesproken over de noodzaak er bij Venezuela op aan te dringen humanitaire toegang te verlenen. Daarnaast zijn er zorgen over grote aantallen burgers die het land ontvluchten. Diverse lidstaten spraken bezorgdheid uit over de politiek situatie in de aanloop naar de verkiezingen. Naar verwachting zal de oppositie niet deelnemen. Lidstaten kwamen overeen dat de huidige crisis via dialoog en onderhandelingen opgelost zal moeten worden. Tegelijkertijd moet de EU zich voorbereiden om maatregelen te treffen als de situatie hierom vraagt.

MOVP

De Raad besprak de situatie ten aanzien van het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP). Daarnaast vond een informele lunch plaats over dit onderwerp met Ministers van Buitenlandse Zaken uit Jordanië, Saoedi-Arabië, Marokko, Egypte, de Palestijnse Gebieden, de Verenigde Arabische Emiraten en de Secretaris-Generaal van de Arabische Liga. In de Raad benadrukten Ministers het belang van EU-eenheid ten aanzien van het MOVP en de twee-staten oplossing, inclusief de status van Jeruzalem. Meerdere lidstaten benoemden de heikele financiële situatie van UNRWA, de noodzaak tot dialoog met alle betrokken partijen inclusief de VS, en de situatie in Gaza.

Tijdens de informele dialoog met de Arabische Ministers kwamen deze onderwerpen ook aan bod. De EU-lidstaten herhaalden hun commitment t.a.v. de twee-staten oplossing, inclusief de status van Jeruzalem. Meerdere landen benadrukten het belang van steun aan UNRWA tijdens de ministeriële conferentie «Preserving Dignity and Sharing Responsibility-Mobilizing Collective Action for UNRWA» die op 15 maart a.s. in Rome zal worden gehouden. Jordanië, Egypte en Zweden organiseren deze conferentie. Van de zijde van de Arabische Ministers werd het negatieve effect van het besluit van de VS ten aanzien van Jeruzalem voor het MOVP geschetst. Meerdere Arabische Ministers benadrukten het belang van actieve betrokkenheid van de EU bij het MOVP. Verder wezen Arabische Ministers op de gedeelde belangen die de EU en de Arabische landen hebben t.a.v. stabiliteit in de regio. De Hoge Vertegenwoordiger stelde tot slot dat voortdurend engagement met de VS over het Midden-Oosten Vredesproces essentieel blijft.

Myanmar

Naar aanleiding van het Algemeen Overleg van 22 februari jl. maakt het kabinet van de gelegenheid gebruik uw Kamer te informeren over de Raadsconclusies Myanmar die tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 26 februari zonder discussie zijn aangenomen. De Nederlandse inbreng tijdens de onderhandelingen over de Raadsconclusies was conform de inzet van het kabinet zoals geformuleerd in de brief aan uw Kamer van (Kamerstuk 32 735, nr. 181). Een aantal voor Nederland belangrijke elementen is in de tekst van de Raadsconclusies opgenomen. Naast de scherpe veroordeling van geweld en mensenrechtenschendingen door het Myanmarese leger wordt op Nederlands verzoek in de conclusies Hoge Vertegenwoordiger Mogherini opgeroepen om op korte termijn met voorstellen te komen voor persoonsgerichte sancties tegen hoge militairen die betrokken zijn bij ernstige mensenrechtenschendingen. Daarnaast wordt Myanmar opgeroepen om voorwaarden te scheppen voor een veilige, waardige en vrijwillige terugkeer van Rohingya en om toegang te verlenen voor humanitaire organisaties en onafhankelijke monitoring. Deze oproep betreft tevens het verlenen van toegang voor de Fact Finding Missie van de Mensenrechtenraad, zodat onafhankelijk internationaal onderzoek plaats kan vinden naar de mensenrechtenschendingen en samenwerking met de VN Speciale Rapporteur voor mensenrechten in Myanmar. Een ander belangrijk punt dat door Nederland is ingebracht in de conclusies, betreft de oproep aan Myanmar om straffeloosheid tegen te gaan en het statuut van Rome te ratificeren of om de jurisdictie van het ICC te aanvaarden. Tot slot roepen de Raadsconclusies op tot het beperken van defensiesamenwerking met Myanmar tot het strikte minimum en alleen gericht op versterking van democratische principes, veiligheid en rechtsorde en respect voor mensenrechten.

Overig

Syrië

Nederland heeft in de aanloop naar de Raad Buitenlandse Zaken laten weten de verslechterende situatie in Syrië, in het bijzonder in Oost-Ghouta en Afrin, aan de orde te willen stellen. Hoge Vertegenwoordiger Mogherini dankte de Europese leden van de VNVR voor hun inzet voor de totstandkoming van VNVR-resolutie 2401 over een staakt het vuren in Syrië. Nederland, evenals andere lidstaten, onderstreepte de noodzaak tot implementatie van resolutie 2401. Hoge Vertegenwoordiger Mogherini kondigde aan dat zij een brief zou sturen aan de drie guarantors van het Astana proces (RF, Iran en Turkije) om hen op te roepen te zorgen voor spoedige implementatie van de resolutie (deze brief is op 26 februari jl. verzonden). Zoals herhaaldelijk besproken met uw Kamer, uitte Nederland bovendien zorgen over de situatie in Afrin, waarbij Nederland EU-lidstaten opriep om Turkije te blijven vragen om onderbouwing te leveren voor het beroep op het recht op zelfverdediging. Ook andere leden van de Raad spraken zorgen uit over de situatie in Afrin, met name wat betreft de humanitaire situatie. Hiernaast ging de Hoge Vertegenwoordiger in op de Brussel Conferentie over Syrië en de regio die op 24–25 april a.s. zal plaats hebben, voorgezeten door de EU en de VN. Tijdens deze conferentie zal worden gesproken over de rol die de internationale gemeenschap in Syrië en de regio kan spelen, bijvoorbeeld op het gebied van humanitaire hulp.

Turks-Duitse militaire samenwerking

Naar aanleiding van het Algemeen Overleg van 22 februari jl. is bij Duitsland navraag gedaan naar recente mediaberichten over Turks-Duitse militaire samenwerking. In 2017, en onlangs opnieuw, verschenen er mediaberichten over een Duitse wapenexportstop naar Turkije. Net als Nederland, toetst Duitsland nog steeds alle wapenexportaanvragen voor Turkije op een zorgvuldige case-by-casebasis. Daarnaast houdt Duitsland momenteel, in algemene zin en niet specifiek voor Turkije, vergunningaanvragen aan die politiek gevoelig zijn in het licht van de lopende kabinetsformatie. Dat geldt ook voor de Duits-Turkse samenwerking op het gebied van ontwikkeling en productie van tanks. Een eventueel nieuw Duits wapenexportbeleid wordt pas over enkele weken verwacht, nadat de nieuwe regering is geïnstalleerd.

Artikel 100 procedure / UNMISS

Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg RBZ van 22 februari jl. maakt het kabinet van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over de informatievoorziening bij de uitzending van militairen. In de brief over de werking van de Artikel 100-procedure en het Toetsingskader van 22 januari 2014 (Kamerstuk 29 521, nr. 226) heeft het vorige kabinet de belangrijkste aspecten op een rij gezet. Uitgangspunt hierbij is dat de Artikel 100-procedure van toepassing is bij de uitzending van militaire eenheden voor internationale crisisbeheersingsoperaties, die kans lopen geweld te moeten toepassen of risico lopen daaraan blootgesteld te worden. De Artikel 100-procedure wordt ook toegepast bij inzet van de krijgsmacht voor humanitaire hulpverlening in geval van gewapend conflict. Als de regering besluit tot een bijdrage aan een internationale missie waarop artikel 100 niet van toepassing is, kan zij de Kamer daarover op andere manieren informeren. Bijvoorbeeld via een landenbrief of een verslag of geannoteerde agenda van een EU-bijeenkomst. Uitgangspunt hierbij is dat, op basis van de vertrouwensrelatie tussen parlement en regering, het kabinet in alle gevallen het parlement zo goed (en tijdig) mogelijk informeert.

De Nederlandse bijdrage aan de United Nations Mission in South Sudan (UNMISS) bestaat met 6 stafofficieren en 15 Individual Police Officers (IPO’s, waarbij de bijdrage van 15 IPO’s vooralsnog als gevolg van de medische randvoorwaarden blijft opgeschort), niet uit militaire eenheden en dus is de Artikel 100-procedure niet van toepassing. In het verleden was de bijdrage van Nederland groter. Nederland leverde sinds 2006 een bijdrage (15 militairen, 15 politiefunctionarissen en enkele stafofficieren) aan UNMIS (United Nations Mission in Sudan). Het toenmalige kabinet heeft indertijd besloten de Kamer over deze bijdrage te informeren conform de Artikel 100-procedure. In 2011 heeft de VN UNMIS over laten gaan in UNMISS (United Nations Mission in South Sudan). Nederland heeft toen besloten om de Nederlandse bijdrage voort te zetten in deze vernieuwde missie. Omdat voor UNMIS de Artikel-100 procedure was toegepast, heeft het kabinet dit omwille van de consistentie gehandhaafd in de brief van 30 september 2011 met daarin de verwijzing naar de overgang naar UNMISS (Kamerstuk 29 521, nr. 172). Met het afbouwen van de Nederlandse bijdrage naar 6 stafofficieren in 2017 heeft het kabinet besloten de Artikel 100-procedure los te laten. De verlenging van de Nederlandse bijdrage aan UNMISS is in 2017 meegenomen in de bredere kamerbrief over ontwikkelingen Zuid-Sudan (Kamerstuk 29 521, nr. 341). In 2018 is ervoor gekozen de verlenging mee te nemen in de geannoteerde agenda van de RBZ van 16 februari jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1817), aangezien in deze kamerbrief ook de ontwikkelingen in VNVR-verband worden meegenomen.

Daarnaast wordt uw Kamer jaarlijks geïnformeerd over de Nederlandse bijdrage aan UNMISS via een tussentijdse evaluatie van lopende missies en operaties. In het Toetsingskader 2014 is vastgelegd dat het parlement iedere derde woensdag in mei hierover kan beschikken. Deze evaluatie voorziet in de verantwoording van de inzet van zowel militaire eenheden als de inzet van individuele militaire en civiele functionarissen in het kader van missies met een civiele en militaire component.

Naar boven