21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1629 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2016

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken Handel (RBZ) van vrijdag 13 mei jl. te Brussel.

Voorts wordt uw Kamer in deze brief geïnformeerd over een aantal toezeggingen en moties die verband houden met de onderwerpen die zijn besproken op de RBZ Handel van vrijdag 13 mei jl.

Zo wordt in deze brief uiteengezet hoe uitvoering wordt gegeven aan de motie Jasper van Dijk c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1609) van 28 april 2016, waarin uw Kamer het kabinet verzoekt dat TTIP en CETA er niet toe mogen leiden dat producten in de EU worden toegelaten die niet aan de Europese normen voldoen. Eveneens wordt toegelicht dat het kabinet, in lijn met de motie Grashoff/Jan Vos (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1615), geen definitief standpunt in Brussel inneemt voordat een Commissievoorstel voor ondertekening en voorlopige toepassing van CETA met uw Kamer is besproken.

In dit verslag komt het kabinet tevens tegemoet aan het mondelinge verzoek van lid Teeven om uw Kamer te informeren over de wijze waarop de motie Bruins/Teeven (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1613) wordt uitgevoerd en met name de wijze waarop de onderzoeksvraag ten aanzien van de juridische quick scan wordt ingericht.

Voor de toezegging in het algemeen overleg TTIP van 7 oktober 2015 over de concrete voordelen die de oprichting van een arbitragehof rechtvaardigen en op de technische aspecten van het nieuwe investeerder-staat geschillenbeslechting, wordt verwezen naar de overzichtsbrief handelsverdrag tussen de EU en Canada (CETA) van 20 april 2016 (Kamerstuk 31 985, nr. 27). Zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 25 november 2015, voegt het kabinet tevens alle beschikbare informatie toe1 over zaken aangespannen onder het Energiehandvest als reactie op het verzoek van het lid Klaver.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Verslag Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) Handel van 13 mei 2016

Op 13 mei 2016 vond in Brussel de Raad voor Buitenlandse Zaken Handel (RBZ) plaats. Op de agenda stonden het handelsakkoord tussen EU en Canada (CETA), de Wereldhandelsorganisatie, de onderhandelingen over het EU-VS handelsakkoord (TTIP), en een Commissiemededeling over staal.

EU-Canada handelsakkoord (CETA)

De EU en Canada hebben op 29 februari jl. de juridische revisie van het CETA-akkoord afgerond en het gereviseerde resultaat openbaar gemaakt. Het akkoord leidt tot intensivering van de samenwerking tussen de EU en Canada, zowel op politiek als economisch gebied. Europees Commissaris Malmström stelde dat CETA een kwalitatief hoogwaardig akkoord is. CETA biedt volgens haar kwaliteit op het gebied van bescherming van nationale en EU-normen en standaarden. De Commissaris verwelkomde de bereidheid van de Canadese regering om de door de EU voorgestelde modernisering van het hoofdstuk over investeringsbescherming, inclusief de inzet tot het oprichten van een multilateraal investeringshof, over te nemen.

Het investeringshoofdstuk in CETA bevat een expliciete bepaling dat het recht van staten om wetgeving in het publieke belang («right to regulate») verankert. Dat betekent dat bepalingen op het gebied van investeringsbescherming ruimte blijven bieden om nationale wetgeving te maken. Het recht van staten om te reguleren in het publieke belang is ook ingebed in andere bepalingen. Zo zijn er garanties opgenomen voor het nemen van voorzorgsmaatregelen in het geval van een financiële crisissituatie. Tevens biedt CETA waarborgen dat maatregelen die in het publieke belang genomen zijn, geen indirecte onteigening vormen. Daarnaast zijn de standaarden voor investeringsbescherming specifieker geformuleerd, wat een richting geeft aan de interpretatie daarvan en waarin rekening wordt gehouden met het recht van staten om in het publieke belang te reguleren. Het kabinet is van mening dat daarmee voldoende waarborgen zijn opgenomen om staten beleidsruimte op alle publieke beleidsterreinen te geven.

Voor de toezegging in het algemeen overleg TTIP van 7 oktober 2015 over de concrete voordelen die de oprichting van een arbitragehof rechtvaardigen en op de technische aspecten van het nieuwe investeerder-staat geschillenbeslechting, wordt verwezen naar de Overzichtsbrief handelsverdrag tussen de EU en Canada (CETA) van 20 april 2016 (Kamerstuk 31 985, nr. 27).

Tot eind 2014 zijn er wereldwijd 608 investeerder-staat zaken bekend2, waarvan het Energiehandvest sinds 2013 het meest ingeroepen verdrag is.3 Een overzicht voor zover bekend bij het secretariaat van het Energiehandvestverdrag is bijgevoegd bij deze brief.

De Europese Commissie wil in juni a.s. een conceptvoorstel voor een Raadsbesluit voor ondertekening en voorlopige toepassing van CETA voorleggen aan de Raad. De Commissie hoopt dat de Raad dit snel oppakt, zodat ondertekening namens de EU tijdens de EU-Canadatop in oktober dit jaar kan plaatsvinden. Zodra het voorstel is voorgelegd aan de Raad zal het kabinet, conform de motie Grashoff/Jan Vos (Kamerstuk 21501–02, nr. 1615) de Kamer hier zo spoedig mogelijk over informeren en geen definitief standpunt in Brussel innemen voordat het voorstel met uw Kamer is besproken. De Europese Commissie benadrukte tijdens de vergadering dat voorlopige toepassing pas mogelijk is na instemming van het Europees Parlement. Het Europees Parlement hoopt rond december een besluit te kunnen nemen over goedkeuring van CETA.

De Raad sprak haar steun uit voor de inhoud van het akkoord. De Raad was unaniem dat CETA een gemengd akkoord is en deed een beroep op de Europese Commissie om het als gemengd akkoord aan de Raad voor te leggen. Lidstaten onderstreepten hierbij het belang dat nationale parlementen het verdrag kunnen ratificeren, zodat de nationale democratische betrokkenheid gewaarborgd is. Commissaris Malmström liet hierop doorschemeren dat de Europese Commissie voornemens is om het akkoord als EU-only te bestempelen, en dat het aan de Raad zal zijn om dit voorstel om te vormen tot een voorstel voor een gemengd akkoord.

Het voorzitterschap concludeerde dat lidstaten CETA unaniem een goed en ambitieus akkoord vinden, dat zo spoedig mogelijk ondertekend en geratificeerd dient te worden. Daarnaast benadrukte het voorzitterschap dat lidstaten en nationale parlementen nauw betrokken dienen te worden bij alle volgende stappen in dit dossier.

Wereldhandelsorganisatie (WTO) – Post-Nairobi

Tijdens de Raad presenteerde de Europese Commissie het voorgestelde EU-standpunt ten aanzien van de prioritering van dossiers binnen de multilaterale onderhandelingen voor de periode tot de volgende Ministeriële Conferentie van de WTO eind 2017. Dit dient volgens de Europees Commissaris Malmström de basis te zijn om met andere WTO-leden in gesprek te gaan. Zij benadrukte dat de WTO concrete resultaten kan laten zien. Hierbij is het belangrijk realistisch te zijn. De EU moet inzetten op de thema’s die bij uitstek geschikt zijn om in de WTO te adresseren, namelijk die met een regelgevend karakter. Wat de Commissie betreft geldt deze prioritering zowel voor de Doha Ontwikkelingsagenda-onderwerpen als voor mogelijk nieuwe onderwerpen op WTO-agenda, zoals digitale handel.

De Raad onderschreef het belang van het multilaterale handelssysteem en toonde brede steun voor de voor inzet van de Commissie tot de volgende Ministeriële Conferentie.

EU-VS handelsakkoord (TTIP)

De Raad besprak de stand van zaken van de TTIP-onderhandelingen. Commissaris Malmström gaf een terugkoppeling van de 13e onderhandelingsronde, die van 25 tot en met 29 april in New York heeft plaatsgevonden. De ambitie van de EU en de VS blijft om de onderhandelingen eind 2016 af te ronden. Wel is de Europese Commissie, net als Nederland, van mening dat een ambitieus akkoord boven spoedige afronding gaat. Met name op het gebied van diensten en openbare aanbestedingen zet de EU in op een ambitieus resultaat.

Malmström ging ook in op de door Greenpeace gelekte documenten. Hierbij benadrukte zij de intensieve inzet van de Commissie en de lidstaten om leesruimtes in de Europese hoofdsteden te realiseren en daarover overeenstemming te bereiken met de VS. Dit systeem kan enkel in stand blijven als lekken voorkomen worden. De Commissaris ziet transparantie als de sleutel tot het herwinnen van vertrouwen. Iedere vorm van onderhandeling gaat wel gepaard met enige mate van vertrouwelijkheid gedurende het proces.

Lidstaten spraken steun uit voor de inzet van de Commissie om een ambitieus en gebalanceerd handelsverdrag met de VS uit te onderhandelen. Sommige lidstaten verwezen hierbij naar het grote economische potentieel van TTIP en benadrukten de noodzaak van ambitie aan de kant van de VS. Een groot aantal lidstaten benadrukten het belang om dit jaar een akkoord te bereiken. Door de presidentsverkiezingen in de VS zal naar verwachting anders een periode beperkte voortgang te verwachten zijn. Een fors aantal lidstaten uitte zorgen over de maatschappelijke ontevredenheid over TTIP. Lidstaten onderstreepten hierbij het belang van duidelijke en open communicatie, met name richting burgers en het maatschappelijk middenveld.

Tijdens het VAO van 28 april 2016 is de motie Jasper van Dijk c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1609) aangenomen met het verzoek aan het kabinet dat TTIP en CETA er niet toe mogen leiden dat producten in de EU worden toegelaten die niet aan de Europese normen voldoen. Bij de discussie over CETA heeft de Commissaris specifiek gewezen op de bereikte kwaliteit in de bescherming van nationale en EU-normen en standaarden in het verdrag. Ook in discussie rond TTIP is opnieuw door lidstaten benadrukt dat het hoge beschermingsniveau voor mens, dier, plant en milieu in de EU behouden moet blijven. Het kabinet en de Europese Commissie onderschrijven deze lijn. De TTIP-onderhandelingen zijn nog gaande, maar het kabinet blijft in de verdere onderhandelingen als uitgangspunt hanteren dat geen producten in de EU worden toegelaten die niet aan de EU-standaarden voldoen.

Handelsgerelateerde aspecten van de recente staalcommunicatie

Europees Commissaris Malmström gaf een overzicht van de recente handelsgerelateerde initiatieven van de EU in de staalsector, zoals het initiëren van meerdere anti-dumping- en anti-subsidieonderzoeken, verkorting van de tijd die nodig is voor onderzoek en procedures, en de herintroductie van voorafgaand toezicht op importen van staal- en ijzerproducten. De Commissie gaf tevens aan in dialoog te zijn met China over de wereldwijde overcapaciteit in de staalsector. Volgens de Commissaris reageert de EU op dit moment sneller en beter dan ooit op dumping in de staalsector. Om nog meer te kunnen doen zou het handelsdefensief instrumentarium aangepast moeten worden.

Lidstaten steunden de inzet van de Commissie, maar waren verdeeld over aanpassing van het handelsdefensief instrumentarium. Hierbij is de lesser duty rule het belangrijkste punt van discussie. De lesser duty rule zorgt ervoor dat antidumpingheffingen niet hoger zijn dan datgene wat noodzakelijk is om de schade voor de Europese producenten te compenseren. Het belang van eerlijke mondiale handel werd onderstreept, evenals een sterke response van de EU in geval van oneerlijke concurrentie.

Het voorzitterschap concludeerde dat het belangrijk is dat de Europese lidstaten en de Commissie de komende maanden verder samenwerken aan de EU-reactie op de staalcrisis.

Tijdens het VAO RBZ/Handel van 28 april 2016 is de motie Bruins/Teeven aangenomen met het verzoek aan het kabinet om een juridische quick scan uit te voeren naar de mogelijkheden om de lesser duty rule niet toe te passen in bijzondere omstandigheden en daarover voor het eind van het Nederlandse EU-voorzitterschap de Tweede Kamer te informeren (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1613).

Het Kamerlid Teeven heeft hierbij het mondelinge verzoek aan het kabinet gedaan om de Kamer te informeren over de wijze waarop de motie wordt uitgevoerd en met name de wijze waarop de onderzoeksvraag ten aanzien van de juridische quick scan wordt ingericht.

De onderzoeksvraag zal luiden: «wat zijn de juridische mogelijkheden om de lesser duty rule in bijzondere omstandigheden niet toe te passen?». Deze hoofdvraag zal vervolgens worden opgedeeld in drie deelvragen: (1) wat zijn de mogelijkheden onder het WTO-recht om de lesser duty rule in bijzondere omstandigheden niet toe te passen; (2) wat zijn de mogelijkheden onder het EU-recht om de lesser duty rule in bijzondere omstandigheden niet toe te passen; en (3) wat zijn de mogelijkheden onder Nederlands recht om de lesser duty rule in bijzondere omstandigheden niet toe te passen?

In lijn met de motie zal het kabinet de Kamer voor het eind van het Nederlandse voorzitterschap informeren over de uitkomsten van deze juridische quick scan.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Zie UNCTAD IIA note nr. 2, mei 2015, via: http://unctad.org/en/PublicationsLibrary/webdiaepcb2015d2_en.pdf.

X Noot
3

Zie UNCTAD IIA note nr. 2, mei 2015 via: http://unctad.org/en/PublicationsLibrary/webdiaepcb2015d2_en.pdf.

Naar boven