21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1428 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 november 2014

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) over handel op 21 november 2014 waaraan EU-ministers verantwoordelijk voor handelspolitiek zullen deelnemen. Naast de punten op de RBZ-agenda, informeer ik u ook over de motie van de Kamerleden Klaver en Vos waarin de regering verzocht wordt om te bezien of en hoe in CETA Amerikaanse bedrijven ISDS zouden kunnen gebruiken via het North-Atlantic Free Trade Agreement (NAFTA), een handelsakkoord tussen de VS, Canada en Mexico, om claims in te dienen in Nederland (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1335).

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken 21 november 2014

Op de agenda van de Raad voor Buitenlandse Zaken over handel (RBZ) op 21 november a.s. te Brussel staan de agenda van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) na de ministeriële conferentie te Bali afgelopen december, de onderhandelingen over het EU-VS vrijhandelsakkoord, Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP), Raadsconclusies over de Europese handelsstrategie, de bilaterale onderhandelingen met Japan en Vietnam, het voorstel voor wijziging van het handelsdefensief instrumentarium en het voorstel voor het International Procurement Instrument. Bij de A-punten staan ook een voorstel voor Raadsconclusies over exportcontrole geagendeerd.

Naast de onderwerpen die geagendeerd staan voor deze RBZ, wil ik uw Kamer ook kort informeren over de stand van zaken over de motie van Kamerleden Klaver en Vos over investeringsbescherming in het EU-Canada vrijhandelsakkoord (CETA).

WTO

Er lijkt een doorbraak te zijn in de impasse in de WTO-onderhandelingen. De impasse ontstond deze zomer toen het niet lukte om het ratificatieproces van het in 2013 bereikte akkoord over handelsfacilitatie in te luiden. India eiste meer zekerheid omtrent haar voedselopkoopprogramma’s die in strijd zijn met WTO-regelgeving. Tijdens de Ministeriële Conferentie van de WTO in 2013 is hierover afgesproken dat deze programma’s niet via het WTO-geschillenbeslechtings-mechanisme kunnen worden aangevochten. Deze afspraak zou gelden tot 2017 wanneer een definitieve oplossing zou worden gevonden voor de strijdigheid van de programma’s met de WTO-regelgeving, bijvoorbeeld via aanpassing van de WTO-regels. Met name de VS en India kwamen er de afgelopen maanden niet uit over hoe deze extra zekerheid geboden kan worden, maar nu lijkt er dan toch overeenstemming te zijn bereikt tussen de VS en India. De exacte details over de gevonden oplossing zijn nog niet bekend.

Nederland zou een dergelijke doorbraak zeer verwelkomen. De verwachte baten van het handelsfacilitatieakkoord lopen hoog op. Een daling van de kosten van internationale handel met 1% levert 40 miljard dollar op wereldwijd. Twee derde van deze baten komen ten goede aan ontwikkelingslanden. Daarnaast deed de impasse afbreuk aan de positie van de WTO als onderhandelingsforum en centrum van het wereldhandelssysteem. Nederland kijkt er naar uit om nu snel voortgang te maken met de implementatie van het handelsfacilitatieakkoord en het vervolg van de Doha ontwikkelingsronde.

Raadsconclusies handelsstrategie

Het Italiaanse Voorzitterschap heeft aangegeven Raadsconclusies te willen formuleren over de handelsstrategie van de Unie. Deze zullen naar onze opvatting vooral eenvoudig en procedureel moeten zijn. Enerzijds zijn de in 2010 – in het kader van de 2020-strategie van de EU – overeengekomen hoofdlijnen vooralsnog relevant. Anderzijds dient de nieuwe Europese Commissie enige tijd te worden gegund om haar inzet eventueel te heroverwegen.

EU-VS vrijhandelsakkoord

De Raad zal spreken over TTIP. Tevens is het Italiaanse Voorzitterschap voornemens Raadsconclusies over TTIP aan te nemen.

Nederland is van meet af aan voorstander geweest van een breed en ambitieus handelsakkoord met de VS. De EU en de VS zijn de grootste handelspartners ter wereld en zijn samen goed voor 50% van het BNP van de wereld en 33% van de handel. De voordelen van verdere integratie van een economie met een dergelijke omvang zouden de last van de economische crisis kunnen verlichten. Misschien nog wel belangrijker: in een wereld die snel verandert en waarin opkomende economieën een steeds grotere rol opeisen, is een nauwere trans-Atlantische samenwerking een kans om onze gezamenlijke strategische positie te verbeteren.

Juist Nederland kan met haar open en export-georiënteerde economie profiteren van TTIP. Belangrijke sectoren zijn onder meer land- en tuinbouw, high tech, de chemie, postdiensten en de financiële en maritieme sectoren. Het is tegelijkertijd van belang om – naast de offensieve belangen – ook de maatschappelijke zorgen over de mogelijke impact van TTIP serieus te nemen.

Ik sta terughoudend ten aanzien van aparte Raadsconclusies over TTIP. De Raad heeft de Commissie ruim een jaar geleden een onderhandelingsmandaat gegeven. Dit mandaat biedt nog steeds het kader voor de onderhandelingen.

EU-Japan vrijhandelsakkoord

Vorige maand werd in EU-verband ingestemd met afspraken die de Europese Commissie met Japan maakte over toegankelijkheid van de Japanse markt voor spoorwegmaterieel. Hiermee werd de review van één jaar onderhandelen positief afgesloten. Dat er een dergelijke review zou plaatsvinden werd in het onderhandelingsmandaat reeds voorzien.

Japan maakt werkt van de aanpak van niet-tarifaire belemmeringen. Substantiële aanbiedingen voor markttoegang zijn uitgewisseld. Nederland deelde daarom de conclusie van de Europese Commissie dat er alle aanleiding is om de onderhandelingen voort te zetten.

EU-Vietnam vrijhandelsakkoord

Onderhandelingen met Vietnam over een handelsakkoord zijn in juni 2012 van start gegaan. Begin oktober 2014 heeft de tiende onderhandelingsronde in Brussel plaatsgevonden. Tijdens de RBZ zal de Europese Commissie de stand van zaken toelichten. Er is goede voortgang geboekt, beide partijen hebben er alle vertrouwen in dat de onderhandelingen volgend voorjaar succesvol kunnen worden afgerond. Afgesproken is om de onderhandelingen te intensiveren: nieuwe rondes zijn voorzien in januari en maart 2015 in Vietnam. Nederland ondersteunt een snelle afronding.

Handelsdefensief Instrumentarium

De Europese Commissie heeft april 2013 een conceptverordening aan de Raad en het Europees parlement gestuurd voor de «modernisering» van het handelsdefensief instrumentarium. Het betreft aanpassingen in de bestaande antidumpingverordening en antisubsidieverordening. De onderhandelingen in de Raad verlopen moeizaam. Het grootste geschilpunt is het gedeeltelijk afschaffen van de regel van het lager recht («lesser duty rule»). Deze regel houdt in dat de hoogte van een antidumpingrecht maximaal gelijk is aan de door de Europese industrie geleden schade.

De schade is het verschil tussen de prijs die de Europese producenten voor hun product moeten vragen om nog een redelijke winst te maken en de lagere prijs van het geïmporteerde, gedumpte product. Als de regel van het lager recht niet langer zou worden toegepast, kan de heffing hoger zijn dan de geleden schade. Het geïmporteerde product kan dan aanzienlijk duurder worden dan het Europese product.

Het doel van de regel van het lager recht is om een gelijk speelveld te creëren voor de Europese industrie, zonder andere Europese belanghebbenden onnodig op kosten te jagen. De heffing moet namelijk worden opgebracht door de importeurs, industriële gebruikers, groot- en detailhandel en consumenten.

De Europese Commissie heeft voorgesteld om de regel van het lager recht af te schaffen voor antidumpingzaken waarbij sprake is van verstoorde grondstofmarkten. Dit zal naar schatting leiden tot hogere antidumpingrechten in een kwart van de antidumpingzaken die leiden tot maatregelen. Daarnaast wil de Commissie de regel van het lager recht afschaffen voor alle antisubsidiezaken.

Nederland is voor volledig behoud van de regel van het lager recht. De Europese Unie heeft in het kader van de WTO Doha-ronde en bij de onderhandelingen over vrijhandelsakkoorden juist altijd gepleit voor het verplicht stellen van deze regel.

De voorgestelde gedeeltelijke afschaffing zal in een substantieel aantal gevallen leiden tot onnodig hoge heffingen, die uiteindelijk door de consument moeten worden opgebracht.

Dit onderwerp heeft eerder op de agenda gestaan van de informele RBZ van 15 oktober jl., maar is toen niet inhoudelijk behandeld. Het Italiaanse voorzitterschap wil nu een doorbraak forceren door tijdens de RBZ een aangepast voorstel in stemming te brengen. In dit voorstel staat echter nog steeds dat de regel van het lager recht wordt afgeschaft in geval van verstoorde grondstofmarkten. Het volledig behoud van de regel van het lager recht is voor Nederland van essentieel belang. Gedeeltelijk afschaffen van de regel van het lager recht leidt niet tot modernisering van het handelsdefensief instrumentarium, maar tot versterkt protectionisme.

International Procurement Instrument

Het gaat International Procurement Instrument is een voorstel dat door de Europese Commissie gedaan is in maart 2012. Het voorstel voorziet erin dat voor overheidsopdrachten beperkende maatregelen kunnen worden ingesteld tegen potentiële leveranciers uit een land dat een vermeend minder open aanbestedingsmarkt heeft dan de EU. Het Europees parlement bepaalde in november 2013 zijn standpunt, dat niet afwijzend is. In de Raad is een meerderheid van lidstaten tegen het voorstel, ook omdat amendementen van het Europees parlement en suggesties van het Italiaanse voorzitterschap bezwaren niet wegnemen. De belangrijkste bezwaren van Nederland en veel andere lidstaten tegen deze reciprociteitsverordening zijn van principiële en praktische aard.

Principieel geeft een voorstel gericht op sluiting van de Europese markt een verkeerd signaal. Tegenmaatregelen tegen in het buitenland wel succesvolle Europese ondernemingen zijn niet uitgesloten. De noodzaak van het voorgestelde instrument is niet aangetoond en de aanvankelijke «impact assessment» was dan ook negatief. Verder staat dit voorstel haaks op de doelstelling voor overheidsopdrachten van «best value for taxpayers» money».

Praktisch zal de uitvoerbaarheid lastig zijn, bijvoorbeeld omdat oorsprongsregels zullen moeten worden toegepast waarvoor de inhoudelijke kennis ontbreekt bij aanbestedende diensten. Daarnaast ontstaan administratieve en uitvoeringslasten.

Exportcontrole

Onder A-punten zal ook een voorstel voor Raadsconclusies op het gebied van exportcontrole staan. In de Raadsconclusies zal aandacht worden besteed aan de Nederlandse prioriteiten voor de herziening van de dual-useverordening, zoals gelijk speelveld, harmonisatie van procedures en mensenrechten in combinatie met internet- en communicatietechnologie. Nederland zal hiermee instemmen.

Motie Klaver/Vos

Ik wil hier tevens ingaan op een motie van de Kamerleden Klaver en Vos waarin de regering verzocht wordt om te bezien of en hoe in CETA Amerikaanse bedrijven het investeringsbeschermingsmechanisme (ISDS) zouden kunnen gebruiken via het North-Atlantic Free Trade Agreement (NAFTA), een handelsakkoord tussen de VS, Canada en Mexico, om claims in te dienen in Nederland (Kamerstuk 21 501-02 nr. 1335). CETA biedt bescherming aan investeerders die gevestigd zijn in Canada, daar substantiële economische activiteiten verrichten en vervolgens vanuit Canada een investering in de EU doen. Brievenbusondernemingen zijn daarvan uitgesloten. Dit geldt overigens vice versa voor investeerders uit de EU, die in Canada investeren. In Canada gevestigde bedrijven kunnen alleen ISDS-claims tegen de EU indienen onder de voorwaarden van CETA. Wel zouden Amerikaanse bedrijven, evenals bedrijven uit andere landen, indien zij gevestigd zijn in Canada, daar substantiële bedrijfsactiviteiten hebben en vanuit Canada een investering in een EU-lidstaat doen, een beroep op de bescherming die CETA aan investeerders biedt kunnen doen. ISDS in NAFTA staat hier echter geheel buiten.

Naar boven